ECLI:NL:RBNHO:2023:561

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
15/167140-22 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met ravage en diefstal van goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 3 januari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander betrokken was bij een woninginbraak in Heemskerk op 4 juli 2022. De verdachten hebben niet alleen geld en goederen, waaronder een sleutelbos met autosleutel, weggenomen, maar ook een ravage aangericht in de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, op basis van getuigenverklaringen, als medepleger van de inbraak kan worden aangemerkt. De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden geëist, met bijzondere voorwaarden en een taakstraf van 200 uren. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 200 uren. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de onderbouwing van de vordering onvoldoende was. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/167140-22 (P)
Uitspraakdatum: 3 januari 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 december 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. D.C. Smits, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. G. Onnink, advocaat te Diemen, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 juli 2022 te Heemskerk, althans in Nederland, in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld en/of goederen (waaronder een sleutelbos met daaraan een autosleutel), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geld en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking waarbij verdachte en/of zijn mededader een (draai)raam (aan de voorzijde) van voornoemde woning hebben opengebroken, althans geforceerd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. De raadsman heeft aangevoerd dat een alternatief scenario waarin andere personen dan de verdachte en de medeverdachte de woninginbraak hebben gepleegd niet kan worden uitgesloten. Ook kan sprake zijn van een persoonsverwisseling.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging
Anders dan de raadsman acht de rechtbank op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de tenlastegelegde woninginbraak. Op grond van de getuigenverklaringen en de daarop volgende aanhouding door de politie stelt de rechtbank vast dat de twee personen zoals door de getuigen beschreven, de twee aangehouden verdachten betreffen, en dat één van deze twee de verdachte is. Uit de getuigenverklaringen blijkt immers dat deze getuigen vrijwel onafgebroken zicht hebben gehad op de twee personen die zich in de woning van hun buren bevonden tot aan het moment dat de politie – enkele minuten na de melding – ter plaatse kwam en deze twee personen aanhield.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 4 juli 2022 te Heemskerk in een woning gelegen aan de [adres 2] , tezamen en in vereniging met een ander, geld en goederen (waaronder een sleutelbos met daaraan een autosleutel), aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehorend heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak waarbij verdachte en/of zijn mededader een (draai)raam (aan de voorzijde) van voornoemde woning hebben opengebroken.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, met daarnaast een taakstraf van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft als strafverzwarende omstandigheden meegewogen dat in de woning een enorme ravage is aangericht, dat sprake is van medeplegen en dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. De officier van justitie acht in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend, maar eist, gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en de inhoud van het reclasseringsadvies, in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, bij bewezenverklaring, verzocht om geen gevangenisstraf, ook niet in voorwaardelijke vorm, aan de verdachte op te leggen, maar een (deels) voorwaardelijke taakstraf, zodat de begeleiding door de reclassering kan worden gecontinueerd. Oplegging van een gevangenisstraf van langere duur dan het reeds ondergane voorarrest zal de begeleiding en het toezicht door de reclassering en de stichting PerMens doorkruisen.
De raadsman heeft voorts verzocht om bij de straftoemeting rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor vermogens- of geweldsdelicten, dat de begeleiding door de reclassering in het kader van de schorsing goed is verlopen en dat de verdachte binnenkort vader wordt. De verdachte staat op de wachtlijst voor begeleid wonen en zit in een vergevorderd stadium van een leerwerktraject.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een nachtelijke woninginbraak, waarbij geld en diverse goederen zijn weggenomen. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Door dergelijke feiten wordt niet alleen schade toegebracht aan de eigendommen van de slachtoffers, maar worden ook gevoelens van onveiligheid veroorzaakt, bij de bewoners in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. In dit geval hebben de verdachten ook nog een ravage aangericht in de woning. Niet alleen is het hele huis overhoop gehaald, maar ook zijn er binnenshuis eieren tegen muren stuk gegooid en is er waspoeder door het hondenvoer gemengd. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen en zinloos extra leed toegevoegd aan de gedupeerden. De verdachte heeft daarnaast ook geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit in beginsel de oplegging van een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigt.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 13 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 8 december 2022, opgemaakt door [reclasseringswerkster] , als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. Uit het rapport komt naar voren dat sprake is van een beginnend delictpatroon op het gebied van vermogensdelicten. De reclassering ziet evenwel nog voldoende mogelijkheden om de verdachte te begeleiden onder de voorwaarden zoals opgelegd tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. Zij adviseert bij bewezenverklaring een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij De Waag, een verblijf in begeleid wonen, het meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan het vinden van een dagbesteding.
De op te leggen straf
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straffen passend en geboden. De rechtbank is daarmee van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van drie maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal daarbij bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals de reclassering heeft geadviseerd. De rechtbank ziet tevens meerwaarde in het continueren van het coachingstraject van de stichting PerMens en zal dit eveneens als bijzondere voorwaarde verbinden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf van tweehonderd uren opleggen, te vervangen door honderd dagen hechtenis als hij die taakstraf niet of niet naar behoren verricht.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de op te leggen straf zal de rechtbank het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 10.087,26 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De gestelde materiële schade bestaat uit:
- schade aan het kozijn woonkamer voorzijde + draairaam + vervanging sloten in vier stuks deuren ter hoogte van € 4.048,-;
- schade aan het ontvreemde dameshorloge ter hoogte van € 950,-.
De gestelde immateriële schade bestaat uit de kosten voor het aanbrengen van een alarminstallatie in de woning ter hoogte van € 5.089,26.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, omdat deze niet eenvoudig is en behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat vrijspraak van het tenlastegelegde is bepleit. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan op basis van de thans beschikbare gegevens niet beoordelen of de gestelde schade rechtstreeks is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. De onderbouwing en toelichting van de vordering zijn onvoldoende duidelijk wat betreft de aard en de hoogte van de vermelde kosten. Behandeling van de vordering vergt daarom meer onderzoek en dit vormt naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet in haar vordering wordt ontvangen.
De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
Meldplicht bij de reclassering
- zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, Reclassering Nederland, gevestigd te [adres 3] , zo vaak en zolang de reclassering dat
nodig vindt.
Ambulante behandeling
- zich, indien de toezichthouder dit nodig acht, zal laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en zal zich richten op delictpreventie. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die
de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- zal meewerken aan het verkrijgen van een plek binnen begeleid wonen of een andere instelling voor beschermd en/of begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
- zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen,
ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden.
- zal meewerken aan het verkrijgen en behouden van een dagbesteding.
- zal blijven meewerken aan het coachingstraject van perMens of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
200 (tweehonderd) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Vordering benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mrs. M.E. Francke en M. Lolkema, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.S. Rietdijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 januari 2023.
mr. Lolkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.