ECLI:NL:RBNHO:2023:5565

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
C/15/330661 / FA RK 22-3613
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving op reguliere basisschool na weigering medewerking aan onderzoek thuisonderwijs

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vader en een moeder over de inschrijving van hun kinderen op een reguliere basisschool. De moeder verleende geen onvoorwaardelijke medewerking aan het onderzoek van de Onderwijsbegeleidingsdienst Noord West naar het thuisonderwijs dat zij aan de kinderen biedt. Hierdoor kon het onderzoek niet plaatsvinden, wat leidde tot zorgen van de vader over de kwaliteit van het thuisonderwijs. De vader verzocht de rechtbank om vervangende toestemming voor de inschrijving van de kinderen op een reguliere basisschool, omdat hij meende dat de kinderen hierdoor beter onderwijs zouden ontvangen en beter zouden kunnen socialiseren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet onvoorwaardelijk meewerkt aan het onderzoek en dat dit de ontwikkeling van de kinderen belemmert. De rechtbank heeft eerder al aangegeven dat er meer informatie nodig is om te bepalen of het thuisonderwijs voldoende is voor de kinderen. Aangezien de moeder haar medewerking blijft weigeren, heeft de rechtbank besloten om de vader vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de kinderen op de basisschool van zijn voorkeur, met de mogelijkheid om in te schrijven op andere scholen indien dat nodig is. De rechtbank benadrukt dat het belangrijk is dat de kinderen onderwijs volgen in een omgeving die hen de kans biedt om zich te ontwikkelen en blootgesteld te worden aan verschillende invloeden en levensbeschouwingen.

De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vader direct kan overgaan tot inschrijving van de kinderen op de basisschool, ongeacht een eventueel hoger beroep van de moeder. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
vervangende toestemming
zaak-/rekestnr.: C/15/330661 / FA RK 22-3613
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 16 juni 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat met ingang van 31 mei 2023 mr. P.W.O Birnie kantoorhoudende te Amsterdam, advocaat tot en met 30 mei 2023 mr. N.E. Reijnen, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
voorheen: mr. T.M. Melissen, kantoorhoudende te Noord-Scharwoude, thans zonder advocaat.
--betreffende--
[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
[de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
hierna mede te noemen: de minderjarigen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikkingen van 1 september 2022 en 20 februari 2023, en de daarin genoemde processtukken;
- de brief van de moeder, ingekomen ter griffie op 22 februari 2023
- het e-mailbericht van de moeder van 19 maart 2023;
- het bericht van de vader, met bijlage, ingekomen ter griffie op 20 maart 2023;
- het bericht, met bijlage, van de vader ingekomen ter griffie op 22 maart 2023;
- het bericht van de vader, ingekomen ter griffie op 23 maart 2023;
- het e-mailbericht van de moeder van 19 maart 2023 en de reactie daarop van de Onderwijsbegeleidingsdienst van 24 maart 2023;
- het bericht, met bijlage, van de vader, ingekomen ter griffie van 4 april 2023;
- het bericht, met bijlage, van de vader, ingekomen ter griffie op 28 april 2023;
- het bericht, met bijlagen, van de vader, ingekomen ter griffie op 11 mei 2023;
- het bericht, met bijlagen, van de vader, ingekomen ter griffie op 23 mei 2023.
1.2.
Naar aanleiding van berichtgeving vanuit de Onderwijsbegeleidingsdienst Noord West (hierna: OBD) en de ingediende stukken van mr. Reijnen waaruit blijkt dat het onderzoek door de Onderwijsbegeleidingsdienst nog niet is aangevangen, heeft de rechtbank aanleiding gezien de zaak wederom op zitting te plannen.
1.3.
De voortgezette behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 mei 2023 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. N.E. Reijnen en de moeder.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).

2.De verdere beoordeling

2.1.
Thans is nog aan de orde het verzoek van de vader om:
- vervangende toestemming te verlenen om de kinderen met ingang van schooljaar 2022/2023, dan wel zo spoedig mogelijk na de te geven beschikking, te plaatsen op c.q. in te schrijven (geen slapende inschrijving maar een actieve inschrijving) bij primair (de rechtbank begrijpt: basisschool) [basisschool] , subsidiair [basisschool] , meer subsidiair [basisschool] , verder subsidiair Basisschool [basisschool] en uiterst subsidiair een openbare basisschool op fietsafstand van de echtelijke woning, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen basisschool;
- te bepalen dat de kinderen daadwerkelijk onderwijs dienen te volgen op de school waar zij staan ingeschreven, althans te bepalen dat de moeder al dat nodige dient te doen om te realiseren dat de kinderen daadwerkelijk onderwijs volgen bij die betreffende school.
2.2.
Door en namens de vader is ter zitting het volgende aangevoerd. De vader maakt zich nog steeds grote zorgen over (de kwaliteit van) het thuisonderwijs van de moeder. Hoewel hij geen direct zicht meer heeft op het thuisonderwijs sinds dat niet meer bij hem thuis plaatsvindt, ziet hij in de dagelijkse gang van zaken dat de kinderen bij het lezen, schrijven en hoofdrekenen nog steeds fouten maken die kinderen van hun leeftijd niet meer horen te maken. Voor [de minderjarige 1] geldt er bovendien geen vrijstelling van het onderwijs en is er ook geen sprake van een gedoogbeleid. Ten aanzien van [de minderjarige 2] zal de vader niet meer meewerken aan een vrijstelling voor het volgende schooljaar.
Daarnaast vraagt de vader aandacht voor het sociale aspect van onderwijs. De vader heeft het idee dat de kinderen nu een eenzijdig wereldbeeld meekrijgen. In de thuisonderwijsgroepen zitten vooral mensen met dezelfde visie. Bovendien vinden deze bijeenkomsten eens in de maand of hooguit tweewekelijks plaats, wat anders is dan dagelijks onderwijs volgen in een klas met leeftijdsgenoten. De vader is van mening dat nu het onderzoek bij de OBD geen doorgang kan vinden zijn verzoek moet worden toegewezen. Als er duidelijkheid komt voor de kinderen, zullen zij het na een gewenningsperiode heel fijn vinden op een reguliere basisschool. De vader heeft een aantal basisscholen aangedragen en heeft een voorkeur voor [basisschool] . Alle aangedragen scholen, maar met name [basisschool] , faciliteren kinderen met speciale onderwijsbehoeftes en bieden maatwerk. Gelet daarop zijn de genoemde basisscholen geschikt voor de kinderen, aldus de vader.
2.3.
Door de moeder is allereerst aangegeven dat zij de jurisdictie van de rechtbank niet erkent, totdat zij geldige bevoegdheidsbewijzen heeft gezien. Verder betwist de moeder dat zij heeft toegezegd onvoorwaardelijk mee te werken aan het onderzoek van de OBD. De moeder wil niet dat de kinderen zonder haar of een andere vertrouwenspersoon worden gesproken tijdens het onderzoek. De moeder vindt het noodzakelijk dat in de gaten wordt gehouden of het onderzoek wel eerlijk verloopt. Op de site van de OBD is verder te lezen dat er een nauwe samenwerking tussen de OBD en de jeugdzorg is, hetgeen de moeder verontrust. De moeder heeft geen goede ervaringen met de jeugdzorg. De moeder had liever zelf een instantie gezocht die het onderzoek zou kunnen uitvoeren. De OBD heeft ook geen bevoegdheidsbewijzen kunnen laten zien, zoals een machtiging, terwijl de moeder daar wel herhaaldelijk om heeft verzocht. De moeder betwist dat de kinderen achterlopen in hun ontwikkeling en dat zij opgroeien in een omgeving met overwegend mensen van één en dezelfde levensovertuiging. De kinderen trekken geregeld op met andere kinderen en hun ouders die ook thuisonderwijs volgen. Deze mensen hebben niet allemaal dezelfde visie of levensovertuiging. De moeder is bovendien van mening dat zij ook niet hoeft te bewijzen waar de kinderen staan in hun ontwikkeling. Desalniettemin is deze ontwikkeling wel te volgen via informatie die de moeder plaats in een facebookgroep en daaruit blijkt dat de kinderen rekenen, schrijven en lezen op een niveau conform hun leeftijd. De moeder vindt een reguliere schoolse situatie ongeschikt voor de kinderen. Zij benadrukt voorts dat er wel degelijk een gedoogbeleid geldt voor [de minderjarige 2] en dat het ontbreken van de toestemming van de vader bij de aanvraag van de volgende vrijstelling voor [de minderjarige 1] niet betekent dat zij dus naar het reguliere onderwijs zal moeten gaan.
De moeder en de kinderen hebben een andere levensbeschouwing en komen door het thuisonderwijs niet in aanraking met misstanden op scholen die steeds meer voorkomen en opgemerkt worden. Dat wil zij graag zo houden.
2.4.
De Raad heeft ter zitting aangegeven dat het een gecompliceerde kwestie betreft omdat een middenweg tussen de standpunten van de ouders niet bestaat. De Raad maakt zich er zorgen over dat er nog steeds geen beeld is over het niveau en de onderwijsbehoefte van de kinderen. Ook is het zorgelijk dat de moeder haar medewerking niet verleent aan het onderzoek en zij daarmee belemmert dat de kinderen ongestoord onderwijs kunnen volgen. Immers, omdat het onderzoek geen doorgang heeft kunnen vinden blijft het geschil tussen de ouders bestaan en zal de daarmee gepaard gaande onrust voor de kinderen voortduren. Het is belangrijk dat er goed zicht komt op het niveau van de kinderen. Als dat niet mogelijk is vanuit de huidige situatie waarin de moeder thuisonderwijs geeft, dan kan de Raad zich voorstellen dat de kinderen onderwijs moeten gaan volgen op het reguliere basisonderwijs.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.6.
Bij beschikking van 1 september 2022 en later bij beschikking van 20 februari 2023 is geconstateerd dat de rechtbank meer informatie nodig heeft om een goed geïnformeerde beslissing te kunnen nemen over de vraag of het belang van de kinderen het meest is gediend bij het continueren van het thuisonderwijs door de moeder of bij inschrijving op een reguliere basisschool zodat de kinderen op die manier onderwijs kunnen gaan volgen. Aanvullende objectieve informatie werd nodig geacht omdat er onvoldoende zicht is op de (onderwijs)behoeftes van de kinderen en de vraag of er voldoende in die behoefte wordt voorzien door het thuisonderwijs van de moeder. Om de benodigde informatie te verkrijgen heeft de rechtbank eerst de Raad verzocht om een onderzoek uit te voeren naar – kort gezegd – de onderwijsbehoefte van de kinderen. Toen de Raad meende dat onderzoek niet te kunnen verrichten, heeft de rechtbank het advies van de Raad daarover gevolgd en heeft zij beslist dat dit onderzoek – via een aanmelding bij het Wijkteam – uitgevoerd diende te worden door de Onderwijsbegeleidingsdienst Noord West (hierna: OBD). Partijen hebben op de zitting van 30 januari 2023 beiden expliciet aangegeven dat zij instemmen met dit onderzoek. De rechtbank heeft in haar beschikking van 20 februari 2023 vervolgens overwogen dat partijen hun onvoorwaardelijke medewerking dienen te verlenen aan dit onderzoek, bij gebreke waarvan de rechtbank de conclusie zal nemen die haar geraden acht.
2.7.
Kort voorafgaand aan de zitting van 30 mei 2023 is gebleken dat het onderzoek bij de OBD niet van start kan gaan omdat de moeder voorwaarden stelt aan het onderzoek waaraan niet kan worden voldaan. De moeder vereist onder meer dat haar bevoegdheidsbewijzen worden getoond door de OBD, dat er steeds iemand van de zijde van de moeder aanwezig is bij de onderzoeken van de kinderen en dat de aangewezen onderzoeker contracten ondertekent aangaande haar hoofdelijke aansprakelijkheid. Naast het gegeven dat hieruit blijkt dat de moeder niet onvoorwaardelijk meewerkt aan het onderzoek, heeft de moeder ter zitting niet kunnen verduidelijken waar deze bevoegdheidsbewijzen betrekking op moeten hebben, zodat geconstateerd wordt dat het ook in praktische zin onmogelijk is om aan de voorwaarden te voldoen. Voorop staat bovendien dat de OBD een onafhankelijke instantie is, waaraan de rechtbank specifieke onderzoeksvragen heeft gesteld. Geconcludeerd moet worden dat daar waar de moeder mondeling juist uitdraagt vanuit haar levensovertuiging mens en maatschappij met respect en open blik tegemoet te treden, de handelwijze van de moeder feitelijk leidt tot een afgeschermde opvoed- en tegelijkertijd schoolse omgeving, waarin contact en uitwisseling plaatsvinden met gelijkgestemden, terwijl alles daarbuiten en instanties/instituties in het bijzonder met argwaan worden benaderd.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat het onderzoek door de OBD niet meer kan plaatsvinden. Vanwege de opstelling van de moeder kan in feite in het geheel geen onafhankelijk beeld worden verkregen van de ontwikkeling van de kinderen.
2.8.
Uit hetgeen ter zitting is verklaard blijkt de rechtbank voorts dat geen van beide partijen in de tussentijd een ander standpunt heeft ingenomen over hun geschil. Sterker nog, beide partijen lijken alleen maar meer overtuigd van hun eigen standpunten in dezen.
De kinderen verblijven hierdoor al ruim negen maanden (gerekend vanaf de eerste zitting) in onzekerheid over hun schoolse toekomst, hetgeen niet in hun belang kan worden geacht.
Bij gebrek aan medewerking door de moeder en als gevolg daarvan het gebrek aan nadere informatie middels resultaten van een onafhankelijk onderzoek, kan de rechtbank dus nog steeds niet vaststellen of er aan de onderwijsbehoefte van de kinderen – zoals aanwezig bij de kinderen, die onderdeel uitmaken van de maatschappij als geheel – wordt voldaan.
Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om de door de vader verzochte vervangende toestemming te verlenen, zodat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onderwijs kunnen gaan volgen op een reguliere basisschool. Binnen het reguliere onderwijs zullen de kinderen zich bevinden in een meer kenbaar genormeerde en voor de maatschappij zichtbare schoolse en sociale omgeving, waardoor er wel zicht kan komen op de kinderen, op hun huidige leercurve, en wat zij daarin nodig hebben. Ook zullen zij binnen het reguliere onderwijs worden blootgesteld aan meerdere invloeden en levensbeschouwingen, hetgeen over het algemeen bevorderlijk werkt voor de ontwikkeling van een kind.
2.9.
De vraag resteert voor welke specifieke basisschool vervangende toestemming zal worden verleend. De vader heeft meerdere scholen aangedragen waarbij zijn eerste keuze basisschool [basisschool] is. Omdat de moeder geen verweer heeft gevoerd tegen de specifieke scholen zoals aangedragen door de vader, zal de rechtbank vervangende toestemming verlenen voor [basisschool] en – voor het geval een inschrijving daar niet mogelijk is – voor de andere genoemde scholen op de wijze zoals hierna genoemd.
Mede op basis van wat de advocaat van de vader ter zitting heeft verklaard, gaat de rechtbank ervan uit dat er op deze scholen aandacht zal zijn voor de mogelijke meer-begaafdheid van de kinderen en verder dat er op deze scholen ruimte is voor de levensbeschouwing van de moeder en eventueel van de kinderen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent de vader vervangende toestemming om de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
met ingang van het schooljaar 2023/2024 in te schrijven en onderwijs te laten volgen op de basisschool ‘ [basisschool] ’ te [plaats] , en indien een inschrijving daar niet mogelijk blijkt op één van de nagenoemde basisscholen:
basisschool [basisschool] , te [plaats] ;
basisschool [basisschool] , te [plaats] ;
basisschool [basisschool] , te [plaats] ,
waarbij telkens geldt dat de vervangende toestemming voor de desbetreffende school enkel is verleend als inschrijving op een van de eerder genoemde scholen niet mogelijk blijkt;
3.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Kamer als griffier en, bij vervroeging, in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.