ECLI:NL:RBNHO:2023:5543

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
335473
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenen van medewerking aan de taxatieopdracht voor appartement, spoedeisend belang niet gebleken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 28 februari 2023, is een kort geding aan de orde waarin [eiser/verweerder] vordert dat [gedaagde/eiseres] medewerking verleent aan de taxatie van een appartement. De partijen zijn voormalige echtgenoten die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Na hun echtscheiding is er onenigheid ontstaan over de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, met name over de eigendomsrechten van het appartement in Marmaris, Turkije. De rechtbank had eerder bepaald dat als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de waarde van het aandeel van [gedaagde/eiseres] in het appartement, zij een taxatieopdracht moeten geven aan een deskundige makelaar.

Tijdens de procedure hebben partijen geprobeerd overeenstemming te bereiken, maar dit is niet gelukt. [eiser/verweerder] stelt dat er een spoedeisend belang is bij de taxatie, terwijl [gedaagde/eiseres] betwist dat dit belang voldoende is onderbouwd. De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiser/verweerder] zijn spoedeisend belang niet voldoende heeft aangetoond, vooral gezien het feit dat er nog een schorsingsincident loopt bij het gerechtshof. De rechtbank concludeert dat de vordering van [eiser/verweerder] moet worden afgewezen, en compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat ieder zijn eigen kosten draagt.

De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar de vordering tot medewerking aan de taxatieopdracht is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. H.A. Pott Hofstede.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/335473 / KG ZA 23-7
Vonnis in kort geding van 28 februari 2023
in de zaak van
[eiser/verweerder],
te [woonplaats],
eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [eiser/verweerder],
advocaat: mr. A.D. van Koningsveld te Amsterdam,
tegen
[gedaagde/eiseres],
te [woonplaats],
gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde/eiseres],
advocaat: mr. L.W. Castelijns te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 januari 2023 met producties 1 tot en met 8;;
- de conclusie van antwoord houdende voorwaardelijke eis in reconventie met producties 1 tot en met 12 van [gedaagde/eiseres];
- de mondelinge behandeling van 7 februari 2023, waarbij door [eiser/verweerder] pleitaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over een deel van de vorderingen en gevraagd om aanhouding van het geding tot 14 februari 2023 in afwachting van de uitvoering van de afspraken. Op 13 en 15 februari 2023 hebben partijen de voorzieningenrechter medegedeeld dat een deel van de vorderingen wordt ingetrokken en dat ten aanzien van de resterende vordering(en) vonnis wordt gevraagd.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest in gemeenschap van goederen. Tussen hen is bij beschikking van deze rechtbank van 28 mei 2021 de echtscheiding uitgesproken. Op 6 september 2021 is de echtscheiding aangetekend in de registers van burgerlijke stand.
2.2.
Partijen hebben over de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap geen overeenstemming kunnen bereiken en hebben de rechtbank verzocht de wijze van verdeling te gelasten. Tussen partijen bestond onder meer discussie over een appartementsrecht van (de familie van) [gedaagde/eiseres] in het pand [adres] (hierna: het appartement). Volgens [gedaagde/eiseres] maakt het appartementsrecht geen onderdeel uit van de huwelijksgemeenschap, althans is slechts sprake van een recht van erfdienstbaarheid (dat is belast met een recht van vruchtgebruik) en komt aan de huwelijksgemeenschap slechts 2/295e deel van de waarde toe. Volgens [eiser/verweerder] valt het eigendomsrecht van het appartement in de gemeenschap en gaat het niet om 2/295e deel van de waarde, maar om 1/4e deel.
2.3.
Bij beschikking van 10 augustus 2022 van deze rechtbank is de wijze van verdeling gelast en is - onder meer - als volgt overwogen en beslist:
“2
.34. Aan de hand van de door partijen aan de rechtbank verstrekte informatie kan de rechtbank de aard en de omvang van de rechten van de vrouw terzake het appartement niet vaststellen. Naar het oordeel van de rechtbank had de vrouw de rechtbank en de man moeten voorzien van een betere toelichting op haar rechten ten aanzien van het appartement. De vrouw had dit kunnen doen bijvoorbeeld door het overleggen van een toelichting door een Turkse notaris.
2.35.
De rechtbank is van oordeel dat uit de door de vrouw overgelegde Turkse akten niet voldoende blijkt of en zo ja om wat voor soort erfdienstbaarheid naar Turks recht het gaat en wie de eigenaar is van de maisonnette ten laste van wie de erfdienstbaarheid is gevestigd.
Vanwege deze onduidelijkheid en voor de leesbaarheid zal de rechtbank in het navolgende volstaan met de bewoordingen “het aandeel van de vrouw in het appartement” waarmee de rechtbank doelt op “het aandeel van de vrouw in het appartement, dan wel haar aandeel in beperkte rechten welke zijn afgeleid uit een meeromvattend recht van eigendom op het appartement”
2.36.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw haar stelling dat haar aandeel in het appartement niet in de gemeenschap valt, onvoldoende heeft onderbouwd. (…) Naar het oordeel van de rechtbank valt het aandeel van de vrouw in het appartement in de gemeenschap en dient de waarde van dit aandeel bij helfte te worden verdeeld.
2.37.
Nu partijen zich over de waarde van het aandeel van de vrouw in het appartement niet hebben uitgelaten, zal de rechtbank als wijze van verdeling gelasten dat het aandeel aan de vrouw wordt toebedeeld waarbij de man recht heeft op de helft van de waarde van het aandeel van de vrouw in het appartement, dit per datum van de feitelijke verdeling, welke datum in de toekomst ligt. Ter aanvulling op deze wijze van verdeling bepaalt de rechtbank het navolgende.
2.38.
Indien partijen niet alsnog overeenstemming kunnen bereiken over de vraag voor welke waarde zij het aandeel van de vrouw in het appartement willen betrekken in de verdeling, dan dienen partijen tot een taxatieopdracht te komen. Het is dan aan partijen om in onderling overleg een terzake deskundig makelaar te benoemen die voor hen de waarde van het aandeel van de vrouw in het appartement zal bepalen per datum van de feitelijke verdeling. Indien partijen er niet in slagen om gezamenlijk een makelaar de opdracht tot taxatie te verstrekken, dan dient ieder voor zich een makelaar te benoemen, beide makelaars dienen vervolgens samen een derde makelaar aan te wijzen welke de waarde zal gaan vaststellen.
2.39.
Indien partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de aard en omvang van de rechten van de vrouw terzake het appartement dan is het aan partijen om in onderling overleg een terzake deskundig notaris te benoemen die voor hen de aard en omvang van de rechten van de vrouw terzake het appartement zal vaststellen. Indien partijen er niet in slagen om gezamenlijk een notaris deze opdracht te verstrekken, dan dient ieder voor zich een notaris te benoemen, beide notarissen dienen vervolgens samen een derde notaris aan te wijzen die voor partijen de aard en omvang van de rechten van de vrouw terzake het appartement gaat vaststellen. (…)
Beslissing
De rechtbank:
(…)
3.2.
gelast de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap als volgt:
-met betrekking tot het appartement te Marmaris , Turkije, overeenkomstig hetgeen hierboven onder 2.37. tot en met 2.39. is overwogen en beslist;
(…)
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad; (…)”
2.4.
Partijen hebben beiden op 10 november 2022 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 10 augustus 2022. Op 17 januari 2023 hebben beide partijen een verweerschrift in hoger beroep ingediend. [gedaagde/eiseres] heeft daarbij tevens een incident ingesteld tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring ten aanzien van (onder andere) het appartement. Het gerechtshof heeft een de mondelinge behandeling gelast op 16 maart 2023.
2.5.
[gedaagde/eiseres] heeft in december 2022 aan [eiser/verweerder] een document opgestuurd, gedateerd 21 juli 2022, waarin is vermeld dat aan het aandeel “
2/295” op naam van [gedaagde/eiseres] een “
waarde onroerende zaak belasting 2022” is toegekend van 156.237,- TL.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser/verweerder] vordert - samengevat en na vermindering van eis - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde/eiseres] veroordeelt tot volledige onverwijlde medewerking in de breedste zin des woords ter zake de taxatieopdracht van het appartement waaronder in ieder geval binnen één week na het in dezen te wijzen vonnis de opdracht aan makelaar [A.] te verstrekken, dan wel binnen deze termijn een makelaar aan te wijzen die gezamenlijk met [A.] een derde makelaar aanwijst en haar medewerking te verlenen aan alle benodigde handelingen ter zake de taxatie van het appartementsrecht, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, een en ander met veroordeling van [gedaagde/eiseres] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
[gedaagde/eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.3.
[gedaagde/eiseres] vordert - samengevat en na vermindering van eis - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover [eiser/verweerder] ontvankelijk is en zijn vordering tot veroordeling van [gedaagde/eiseres] tot medewerking aan de taxatieopdracht van het appartement niet wordt afgewezen, de tenuitvoerlegging c.q. executie van de beschikking van 10 augustus 2022 ten aanzien van de taxatie van het appartement schorst, totdat op het geschil in hoger beroep zal zijn beslist.
3.4.
[eiser/verweerder] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
In conventie ligt aan de voorzieningenrechter uitsluitend de vordering tot veroordeling van [gedaagde/eiseres] tot het verlenen van medewerking aan de taxatieopdracht voor het appartement, op straffe van verbeurte van een dwangsom, voor. [eiser/verweerder] legt aan deze vordering ten grondslag dat in de beschikking van 10 augustus 2022 is bepaald dat als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de vraag voor welke waarde zij het aandeel van [gedaagde/eiseres] in het appartement, dan wel in de beperkte rechten op het appartement, willen betrekken in de verdeling, partijen tot een taxatieopdracht dienen te komen.
4.2.
[gedaagde/eiseres] betwist de vordering. Zij voert aan dat [eiser/verweerder] niet op de door haar in december 2022 toegestuurde waardebepaling heeft gereageerd en bovendien de vraag wat haar aanspraak inhoudt, of deze voldoende bepaalbaar is en of deze aanspraak binnen de huwelijksgemeenschap valt, in hoger beroep (opnieuw) voorligt. De zitting bij het gerechtshof zal op 16 maart 2023 plaatsvinden. Op die zitting zal ook de door [gedaagde/eiseres] ingestelde incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van 10 augustus 2022 worden behandeld. Volgens [gedaagde/eiseres] ontbreekt dan ook het spoedeisend belang, althans is de vordering prematuur.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser/verweerder] zijn spoedeisend belang in het licht van het vorenstaande onvoldoende heeft toegelicht. Hij heeft slechts aangevoerd dat sprake is van een voortdurende onverdeeldheid van de gemeenschap ten aanzien van het appartement. Dit is echter onvoldoende om de doorkruising van de behandeling van het schorsingsincident bij het hof te rechtvaardigen.
4.4.
De voorzieningenrechter neemt daarbij mede in aanmerking dat partijen het nog steeds oneens zijn (ook in de procedure in hoger beroep) over wat precies verdeeld moet worden: een eigendomsrecht van het appartement of een recht van erfdienstbaarheid op het appartement. De beschikking van 10 augustus 2022 geeft daarover geen uitsluitsel. [gedaagde/eiseres] heeft voldoende toegelicht dat daarom geen duidelijkheid bestaat over wat getaxeerd moet worden. Het betoog van [eiser/verweerder] dat hij een (niet nader gespecificeerde) waardering van het appartement wil verkrijgen die onderdeel uitmaakt van de procedure bij het hof, levert om deze reden evenmin een voldoende spoedeisend belang op.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van [eiser/verweerder] wordt afgewezen.
4.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat zij ieder de eigen kosten dragen.
in voorwaardelijke reconventie
4.7.
De voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld is niet vervuld, zodat aan de beoordeling daarvan niet wordt toegekomen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in voorwaardelijke reconventie
5.3.
verstaat dat de vordering niet is ingesteld.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023.
1538