ECLI:NL:RBNHO:2023:554

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
15/293783-21 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op winkel met bedreiging van personeel en klanten

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op de winkel Used Products in Purmerend op 7 augustus 2021. Tijdens deze overval werden zowel een winkelmedewerker als een binnenkomende klant bedreigd met een vuurwapen en een mes. De slachtoffers werden gedwongen op de grond te liggen en hun handen werden met tiewraps vastgebonden. De rechtbank oordeelde dat het DNA-materiaal van de verdachte op een van de tiewraps, die bij de overval was gebruikt, een sterk bewijs vormde voor zijn betrokkenheid. De herkenning door een verbalisant op camerabeelden werd ook als betrouwbaar beschouwd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, die pleitte voor vrijspraak op basis van de betrouwbaarheid van het bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte als medepleger van de overval moet worden aangemerkt, en dat de overval een ernstig feit was dat gevoelens van angst en onrust in de samenleving teweegbracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, waarbij de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en geen spijt toonde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/293783-21 (P)
Uitspraakdatum: 3 januari 2023
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 december 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[detentieadres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J.A. Huibers, en van hetgeen de raadsvrouw van de verdachte, mr. N.C. Reehuis, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een pand gelegen aan [adres] , waar de winkel van Used
Products is gevestigd, goederen (o.a. smartphones en/of I pads en/of sieraden) met een totale
waarde van (ongeveer) 20.649,25 euro en/of 2900,- euro aan contant geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Used Products, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de winkel van Used Products binnen te lopen en het aanwezige personeelslid, te weten [slachtoffer 1] te bedreigen met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een machete en/of een mes
- ( onder bedreiging van voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of machete en/of mes) die [slachtoffer 1] te gebieden de kluis te openen en/of
- de inhoud van de kluis eruit te halen en/of
- steeds te vragen: “waar zijn de horloges, waar zijn de horloges” en/of
- te dreigen dat die [slachtoffer 1] de horloges moest geven en anders in elkaar zou worden geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] te gebieden in het magazijn op zijn buik op de grond te gaan liggen en/of
- de handen van die [slachtoffer 1] op zijn rug vast vast te binden met tiewraps en/of
- ( daarbij) het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] te richten en/of
- ( vervolgens) met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp een binnenkomende klant, te weten [slachtoffer 2] te dwingen naar het magazijn te gaan en/of
- die [slachtoffer 2] tevens te gebieden op zijn buik op de grond gaan liggen en/of
- de handen van die [slachtoffer 2] met tiewraps op zijn rug vast te binden en/of
- geld uit de kassalade te halen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De officier van justitie baseert dit op het aantreffen van DNA-materiaal van de verdachte op een van de tiewraps die bij de overval is gebruikt en de herkenning door een verbalisant van de verdachte op de camerabeelden van de overval. De officier van justitie acht de herkenning door deze verbalisant betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het aantreffen van DNA-materiaal van de verdachte op een tie-wrap niet zonder meer betekent dat hij een van de daders is geweest. Een tie-wrap is immers een verplaatsbaar object en niet blijkt wanneer het DNA-materiaal van de verdachte op deze tie-wrap terecht is gekomen. Ten aanzien van de herkenning door de verbalisant heeft de raadsvrouw aan de orde gesteld dat het proces-verbaal van de herkenning pas is opgemaakt nadat het DNA-onderzoek in de richting van de verdachte wees. Daar komt bij dat een verbalisant is benaderd die eerder betrokken is geweest bij een aanhouding van de verdachte, waarbij deze verbalisant is beledigd, bedreigd en in zijn gezicht is gespuugd. Dit maakt dat de verbalisant niet onbevangen naar de camerabeelden heeft gekeken. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat geen sprake is van een betrouwbare stemherkenning en dat een sterke visuele herkenning ontbreekt. Een contra-indicatie voor de betrokkenheid van de verdachte is dat op de camerabeelden geen grote uitstulping op de rug van een van de daders is te zien, terwijl de verdachte een grote bos met dreadlocks heeft.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de ten laste gelegde overval op de winkel Used Products in Purmerend op 7 augustus 2021.
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging en overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van het DNA-materiaal op de tie-wrap
Na de overval op 7 augustus 2021 zijn er in het magazijn van de winkel Used Products (de plaats delict) drie zwarte tiewraps aangetroffen. De tiewraps zijn bemonsterd op de aanwezigheid van humane biologische sporen, waarna het monster voor nader onderzoek is ingestuurd naar The Maastricht Forensic Institute (TMFI). Uit het onderzoek van het TMFI volgt dat het DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal uit het monster een match oplevert met het DNA-profiel van de verdachte en van het slachtoffer [slachtoffer 1] . De twee voor het bewijs relevante hypothesen verhouden zich in de eindconclusie tot elkaar volgens de categorie-indeling “extreem veel waarschijnlijker”. De rechtbank overweegt dat de sporen zijn veiliggesteld op een voorwerp dat – zo blijkt uit de bewijsmiddelen – door de daders van de betreffende overval is gebruikt om de handen van (een van) de slachtoffers vast te binden. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat het aangetroffen celmateriaal op die tie-wrap een zogenoemd
daderspoorbetreft. De verdachte heeft zelf geen aannemelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn celmateriaal op de tie-wrap, die zou kunnen leiden tot het oordeel dat het materiaal geen verband houdt met de overval. Een dergelijk alternatief scenario is de rechtbank bovendien ook anderszins niet aannemelijk geworden.
Ten aanzien van de herkenning door de verbalisant
De rechtbank stelt voorop dat herkenning plaatsvindt op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld en niet slechts op basis van een gezicht, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, handen, lengte, postuur, kleding en manier van lopen. Aldus spelen verschillende elementen daarbij een rol, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen.
Voorts geldt dat de betrouwbaarheid van een herkenning voor een belangrijk deel is gelegen in de persoon die herkent. Wie iemand goed kent, heeft soms maar weinig visuele informatie nodig om hem of haar te herkennen.
De rechtbank is van oordeel dat de herkenning door de verbalisant [verbalisant] betrouwbaar is en overweegt daartoe als volgt. De verbalisant heeft de herkenning opgemaakt nadat hij de bewegende beelden – en niet slechts de stills van die beelden – heeft bekeken. Deze camerabeelden zijn niet alleen van zeer goede kwaliteit, ook is de dader daarop minutenlang te zien en te horen.
Uit het proces-verbaal volgt duidelijk waar de verbalisant de verdachte van kent: hij is namelijk eerder, op 15 november 2020, betrokken geweest bij een aanhouding van de verdachte. De verbalisant heeft gerelateerd dat hij zich deze specifieke aanhouding nog goed kan herinneren, omdat hij daarbij meermaals door de verdachte werd uitgescholden en met de dood bedreigd. De verbalisant heeft verklaard dat de naam van de verdachte direct bij hem bovenkwam en dat hij de verdachte herkende aan een combinatie van zijn persoonskenmerken, te weten zijn lage stem, de manier waarop hij sprak, zijn grote postuur, zijn lengte en zijn baardje. De verbalisant heeft op ambtseed verklaard dat er door anderen geen informatie over de identiteit van de verdachte aan hem was verstrekt en dat er geen inhoudelijke feiten over de zaak (het onderzoek) en de eerdere aanhouding met hem waren gedeeld. Van feiten of omstandigheden die de herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar maken, is de rechtbank niet gebleken. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, maakt het oordeel niet anders.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 7 augustus 2021 te Purmerend tezamen en in vereniging met een ander in een pand gelegen aan [adres] , waar de winkel van Used Products is gevestigd, goederen (o.a. smartphones en iPads en sieraden) met een totale waarde van 20.649,25 euro en 2900,- euro aan contant geld, aan Used Products toebehorend heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door
- de winkel van Used Products binnen te lopen en het aanwezige personeelslid, te weten [slachtoffer 1] te bedreigen met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en een mes en
- onder bedreiging van voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en een mes die [slachtoffer 1] te gebieden de kluis te openen en
- de inhoud van de kluis eruit te halen en
- steeds te vragen: “waar zijn de horloges, waar zijn de horloges” en
- te dreigen dat die [slachtoffer 1] de horloges moest geven en anders in elkaar zou worden geslagen en
- die [slachtoffer 1] te gebieden in het magazijn op zijn buik op de grond te gaan liggen en
- de handen van die [slachtoffer 1] op zijn rug vast te binden met tiewraps en
- het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] te richten en
- vervolgens met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een binnenkomende klant, te weten [slachtoffer 2] te dwingen naar het magazijn te gaan en
- die [slachtoffer 2] tevens te gebieden op zijn buik op de grond gaan liggen en
- de handen van die [slachtoffer 2] met tiewraps op zijn rug vast te binden en
- geld uit de kassalade te halen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 52 maanden, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft, conform de geldende OM-richtlijnen voor strafvordering, een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren als uitgangspunt genomen. De officier van justitie heeft daarbij als strafverzwarende omstandigheden meegewogen dat sprake is van medeplegen, dat de slachtoffers zijn vastgebonden, er is gedreigd met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de verdachten vermomd waren en de overval op professionele wijze is georganiseerd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, bij bewezenverklaring, verzocht om bij de straftoemeting rekening te houden met de jonge leeftijd van de verdachte. De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar het reclasseringsadvies, aangevoerd dat de nadruk niet moet liggen op afstraffing van het feit, maar op hulpverlening en preventie. In het verleden heeft de verdachte aangetoond dat hij zich kan houden aan gestelde voorwaarden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een winkel, waarbij de aanwezige winkelmedewerker, alsook een binnenkomende klant, zijn bedreigd met een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, en een groot mes. De slachtoffers werden gedwongen op hun buik op de grond te gaan liggen en hun handen werden op hun rug vastgebonden met tiewraps. De overvallers vroegen telkens om horloges. Als de medewerker deze horloges niet zou afgeven, zou hij in elkaar worden geslagen.
De verdachten hebben de kluis leeggehaald en daarbij verschillende goederen en een geldbedrag buit gemaakt, waarna zij er met behulp van een eerder gestolen scooter en (vervolgens) met een eveneens als gestolen opgegeven auto, vandoor zijn gegaan.
Een gewapende winkeloverval is een zeer ernstig feit. De overvallers hebben de slachtoffers angst ingeboezemd door hen tijdens hun werk dan wel een bezoek aan de winkel gewapend te overvallen. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven dat hij geen respect heeft voor de spullen van anderen en dat hij niet stilstaat bij de psychische gevolgen die zijn daden (kunnen) hebben voor de slachtoffers. Kennelijk heeft de verdachte zich enkel laten leiden door zijn wens om snel en gemakkelijk aan geld te komen. Daar komt bij dat een dergelijke feit gevoelens van angst en onrust kan veroorzaken in de samenleving. Dit geldt in dit geval ook voor het winkelend publiek dat is geconfronteerd met de verdachte en zijn mededader toen zij bewapend met hun buit op de vlucht sloegen. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen noch spijt of berouw getoond in de richting van de slachtoffers. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt, en dat gelet op de ernst van het feit dit een vrijheidsbenemende straf van langere duur moet zijn.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van een geweldsdelict onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten gedateerd 17 juni 2022 en 2 december 2022, beide opgesteld door [reclasseringswerkster] , als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. Uit de rapporten komt naar voren dat er sprake is van een patroon van vermogens- en geweldsdelicten. Als risicofactoren worden aangemerkt het sociaal netwerk, de financiën, het psychosociaal functioneren en de houding. Bij een eerder persoonlijkheidsonderzoek kon door een gebrek aan informatie geen diagnose worden gesteld. De reclassering acht het noodzakelijk dat de verdachte na detentie onder reclasseringstoezicht en strikte voorwaarden wordt gesteld. Ontslag uit detentie wordt pas verantwoord geacht als er een beschermde woonplek voor de verdachte beschikbaar is. De verdachte staat hiervoor op de wachtlijst. Het plan van aanpak is alleen uitvoerbaar en risicobeperkend wanneer de verdachte bereid is inzicht te geven in zijn emoties, denken en handelen en ook wil meewerken aan een hernieuwd diagnose- en behandeltraject. De verdachte ziet hier zelf de meerwaarde niet van in. De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen en bij bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij De Waag, een verblijf in begeleid wonen, een locatiegebod met elektronische monitoring en het meewerken aan het vinden van dagbesteding.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS, waarin voor een overval op een winkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee tot drie jaren als uitgangspunt is opgenomen. Gelet op de persoon van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd, in samenhang bezien met de geldende oriëntatiepunten, ziet de rechtbank aanleiding om een gevangenisstraf van kortere duur op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 32 maanden moet worden opgelegd.
De rechtbank ziet geen aanleiding een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op te leggen, nu de verdachte blijkens de hiervoor genoemde rapportage van 2 december 2022 geen meerwaarde ziet in het meewerken aan het kunnen verwezenlijken van het door de reclassering opgestelde plan van aanpak.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
32 (tweeëndertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mrs. I.A.M. Tel en M. Lolkema, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.S. Rietdijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 januari 2023.
mr. Lolkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.