ECLI:NL:RBNHO:2023:5474

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
10024930 \ CV EXPL 22-4519
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot restitutie van vliegtickets na annulering van vluchten door vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. R. Bos van Aviclaim, een vordering ingesteld tegen American Airlines, Inc., vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer van AKD advocaten, wegens de annulering van hun geboekte vluchten. De passagiers hadden een vlucht geboekt van Amsterdam-Schiphol naar Columbus Ohio via Philadelphia op 19 juli 2020, met een terugvlucht op 31 juli 2020. Beide vluchten zijn geannuleerd, waarna de passagiers restitutie van hun vliegtickets hebben gevorderd. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechter heeft vervolgens beoordeeld of de Verordening (EG) nr. 261/2004 van toepassing is op de terugvlucht. Het oordeel was dat de Verordening niet van toepassing is op de terugvlucht, omdat American Airlines geen communautaire luchtvaartmaatschappij is. De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de passagiers niet konden aantonen dat zij over een bevestigde boeking beschikten, wat een vereiste is voor de toepassing van de Verordening.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beslissing is genomen op 31 mei 2023 en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10024930 \ CV EXPL 22-4519
Uitspraakdatum: 31 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R. Bos (Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
American Airlines, Inc.
statutair gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten van Amerika) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer (AKD advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 juli 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Op 3 mei 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben de passagiers bij brief van 23 april 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben via D-Reizen een vlucht geboekt op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Philadelphia Airport (Verenigde Staten) naar Columbus Ohio Airport (Verenigde Staten) op 19 juli 2020 en weer terug naar Amsterdam-Schiphol Airport op 31 juli 2020.
2.2.
De vluchten zijn geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben restitutie van hun vliegtickets van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.542,34, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 dagen na de annulering, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 231,30 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vluchten gehouden is tot restitutie van de vliegtickets binnen zeven dagen na annulering van de vluchten conform artikel 5 lid 1 sub a in samenhang met artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
Terugvluchten van de passagiers
4.2.
De kantonrechter moet eerst beoordelen in hoeverre de Verordening van toepassing is. De Verordening is in ieder geval niet van toepassing op de terugvluchten van de passagiers. Artikel 3 van de Verordening bepaalt de werkingssfeer van de Verordening. In artikel 3 lid 1 sub b staat dat de Verordening in beginsel van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven, zoals in deze zaak Verenigde Staten, naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, zoals in deze zaak Amsterdam-Schiphol Airport. Voorwaarde bij een dergelijke vlucht is blijkens artikel 3 lid 1 sub b echter wel dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is. De vervoerder is echter geen communautaire luchtvaartmaatschappij als bedoeld in artikel 2 sub c van de Verordening. De vervoerder is immers gevestigd in de Verenigde Staten en dus niet in een lidstaat. De conclusie is dat de Verordening niet van toepassing is op de terugvlucht.
Heenvluchten van de passagiers
4.3.
De vervoerder voert aan dat de vordering moet worden afgewezen, omdat geen sprake is van een annulering in de zin van de Verordening.
4.4.
Artikel 3 lid 2 van de Verordening bepaalt dat voor toepassing van de Verordening vereist is dat de passagiers over een bevestigde boeking beschikken. Het is aan de passagiers om te stellen en te bewijzen dat zij over een bevestigde boeking beschikken; zij beroepen zich immers op het rechtsgevolg van die stelling, te weten restitutie van de vliegtickets op grond van de Verordening (zie hiervoor onder meer het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 maart 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:2273). De vervoerder heeft aangevoerd dat D-Reizen dan wel Airtrade de reservering(en) van de passagiers heeft geannuleerd (mogelijkerwijs in verband met de sluiting van de Amerikaanse grens voor niet-ingezetenen in verband met de COVID-19 pandemie). Dit heeft volgens de vervoerder te gelden als een ontbinding van de vervoersovereenkomst. Weliswaar zijn de vluchten op een later tijdstip alsnog door de vervoerder geannuleerd en niet uitgevoerd, maar op dat moment hadden de passagiers geen bevestigde boeking (meer) voor de vluchten. De vervoerder stelt dat zij gedurende de COVID-19 pandemie nog steeds kon vliegen tussen Nederland en Amerika en ook daadwerkelijk heeft gevolgen. Voor Amerikaanse ingezetenen was de Amerikaanse grens immers niet gesloten. Dit hebben de passagiers niet, althans onvoldoende, weersproken en zij hebben ook niets aangevoerd waaruit blijkt dat de vervoerder als eerste de vluchten heeft geannuleerd. Tijdens de comparitie ter zitting hebben de passagiers nog toegelicht dat zij meerdere malen met D-Reizen contact hebben gehad. In die telefoongesprekken zou D-Reizen hebben aangegeven dat de passagiers geen recht hebben op terugbetaling van de ticketprijzen als zijzelf de vluchten zouden annuleren. De passagiers menen dat hieruit blijkt dat zijzelf niet de boeking hebben opgegeven. Dit volstaat niet. De vordering van de passagiers wordt dan ook afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven geen bespreking meer.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 497,50 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door J.J. Dijk, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter