ECLI:NL:RBNHO:2023:5460

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
C/15/330135 / HA ZA 22-437
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een perceel grond uit nalatenschap met betrekking tot erfgenamen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 21 juni 2023, betreft het de verdeling van een perceel grond dat deel uitmaakt van de nalatenschap van de erflaatster, die op 19 maart 2019 is overleden. De erflaatster had bij testament van 28 december 2005 haar nalatenschap geregeld, waarbij de betrokken partijen, de meerderjarige kinderen van de erflaatster, ieder voor 1/6 deel erfgenaam zijn. De rechtbank heeft de belangen van de partijen in overweging genomen en vastgesteld dat het perceel grond aan de eiser wordt toebedeeld, onder de verplichting om een overbedelingsvergoeding van € 15.000,00 aan elke gedaagde te betalen. De rechtbank heeft ook bepaald dat het saldo van de ervenrekening gelijkelijk tussen de partijen wordt verdeeld.

De procedure begon met een dagvaarding op 27 juni 2022, gevolgd door verschillende processtukken en een zitting op 6 februari 2023. Tijdens deze zitting hebben partijen afgesproken om een taxateur in te schakelen voor de waardebepaling van het perceel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser een concreet plan heeft voor het perceel, namelijk de aanleg van een Andalusische tuin, en dat dit plan haalbaar is, ondanks de bezwaren van de gedaagden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagden onvoldoende onderbouwd hebben dat zij een reëel belang hebben bij de toedeling van het perceel aan hen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van de gedaagden in reconventie afgewezen en de kosten van de procedure gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagden binnen zes weken na betekening van het vonnis moeten meewerken aan de levering van het perceel aan de eiser, op straffe van een dwangsom.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/330135 / HA ZA 22-437
Vonnis van 21 juni 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. P. van Lingen te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. C.H.P. Groot-van Ederen te Alkmaar.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 juni 2022, met 10 producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met 6 producties;
1.2.
Op 6 februari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben het woord doen voeren door hun advocaten, die zich hebben bediend van een pleitnota, die zij hebben overgelegd.
Voorafgaande aan de zitting is van de zijde van [gedaagden] nog een aanvullende productie ingekomen.
1.3.
Na afloop van de zitting hebben partijen afgesproken dat (i) partijen gezamenlijk een opdracht zullen geven aan een taxateur om een taxatierapport op te stellen, (ii) partijen dit taxatierapport zonder commentaar zullen overleggen en dat (iii) daarna vonnis zal worden bepaald.
1.4.
Op 10 mei 2023 heeft [eiser] het in 1.3. bedoelde taxatierapport overgelegd.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 19 maart 2019 is [moeder] , geboren op [geboortedatum] te [plaats 1] , overleden (hierna: de erflaatster).
2.2.
Partijen zijn de meerderjarige kinderen van [moeder] .
2.3.
De erflaatster heeft bij testament van 28 december 2005 over haar nalatenschap beschikt. Op grond van dit testament zijn partijen erfgenaam, ieder voor 1/6 gedeelte.
2.4.
[gedaagden] hebben de nalatenschap van de erflaatster zuiver aanvaard. [eiser] heeft de nalatenschap aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving (beneficiaire aanvaarding).
2.5.
De nalatenschap van de erflaatster bestond, voor zover van belang, uit: een woonhuis, een perceel (cultuur)grond te [plaats 2] (hierna: het perceel) en een banksaldo.
2.6.
Ten behoeve van de afwikkeling van de nalatenschap van de erflaatster hebben gedaagden sub 1, 2, 4 en 5 een boedelvolmacht verstrekt aan Petrus Maria Kaandorp (hierna: Kaandorp). Gedaagde sub 3 heeft ook een volmacht verstrekt aan Kaandorp, maar dan van beperktere omvang.
2.7.
Op 11 december 2019 heeft Klaver Agrarisch Vastgoed B.V. (hierna: Klaver) naar aanleiding van een door Kaandorp namens gedaagden gegeven opdracht het perceel getaxeerd en een taxatierapport opgesteld.
2.8.
Op 29 januari 2020 heeft Kaandorp aan [eiser] de volgende e-mail gestuurd:
“Naar aanleiding van onze telefoongesprekken afgelopen week heb ik contact opgenomen met de erfgenamen die ik vertegenwoordig.
(…)
Voor hen heeft de verkoop van de woning prioriteit.
In principe hebben zij geen bezwaar als het land aan jou en/ of [gedaagde 3] tegen taxatiewaarde wordt toebedeeld. Voorwaarde is wel dat de woning zo spoedig mogelijk word verkocht en de makelaar toestemming wordt gegeven te onderhandelen.
[gedaagde 3] heeft eerder aangegeven ook geïnteresseerd te zijn in een deel (de helft) van het land. Wegens hun vakantie heb ik dit nog niet goed met hun kunnen bespreken.”
2.9.
De nalatenschapsschulden zijn inmiddels afbetaald. Het aanvankelijk tot de nalatenschap behorend woonhuis aan de [adres] te [woonplaats] is inmiddels verkocht en in maart 2021 aan de koper geleverd. Partijen hebben de verkoopopbrengst gelijkelijk onder elkaar verdeeld.
2.10.
Tot de nalatenschap behoort thans nog slechts een positief saldo op de ervenbankrekening en het perceel.
2.11.
Het perceel heeft een agrarische bestemming en is sinds 1983 in gebruik bij [naam 1] en diens zoon [naam 2] voor de teelt van bollen. [naam 1] is een neef van partijen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert na zijn eis te hebben gewijzigd samengevat – dat de rechtbank :
(i) de verdeling van de nalatenschap van de erflaatster vaststelt waarbij (a) het perceel wordt toegedeeld aan [eiser] onder betaling van een vergoeding wegens overbedeling aan [gedaagden] op basis van een door een taxateur verzorgde waardebepaling en (b) het saldo van de ervenrekening na aftrek van alle kosten (waaronder de taxatiekosten) gelijkelijk tussen partijen wordt verdeeld;
(ii) [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om mee te werken aan de levering van het perceel aan [eiser] .
3.2.
[eiser] voert daartoe, kort gezegd, het volgende aan. Het perceel heeft een speciale betekenis voor hem, omdat hij– in tegenstelling tot zijn broers en zussen - hierop in zijn jeugd in opdracht van zijn ouders veel moest werken. [eiser] heeft daarom na het overlijden van de erflaatster van meet af aan aangegeven dat hij prijs stelde op toedeling van het perceel. Daarbij komt dat hem bij de verkoop van het woonhuis van de erflaatster door [gedaagden] is toegezegd dat het perceel aan hem zou worden toebedeeld. [eiser] heeft ook een concrete bestemming voor het perceel. Hij wenst het perceel te gebruiken om aldaar een Andalusische tuin te realiseren; dat is zijn droom, aldus [eiser] .
3.3.
[gedaagden] voeren verweer op, kort gezegd, de navolgende gronden. [gedaagden] betwisten dat het perceel een speciale betekenis voor [eiser] heeft. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben meer op het land gewerkt dan [eiser] . Daarbij komt dat [eiser] na zijn vertrek uit het ouderlijk huis nimmer enige interesse in het perceel heeft getoond, ook niet na het overlijden van de erflaatster. Integendeel, [eiser] heeft in mei 2021 voorgesteld om het perceel onverdeeld te laten.
Bij dit alles komt dat de plannen van [eiser] voor het perceel niet realistisch zijn. Aan de door hem gewenste aanleg van een Andalusische tuin staat in de weg dat het perceel aan [naam 1] is verpacht met een eerste optie tot koop. Laatstgenoemde is niet bereid deze rechten uit de pachtovereenkomst prijs te geven. Daarnaast heeft het perceel een agrarische bestemming, waardoor de aanleg van een Andalusische tuin publiekrechtelijk niet is toegestaan.
[gedaagden] hebben nooit aan [eiser] gezegd dat zij akkoord gingen met toedeling van het perceel aan hem. Ook Kaandorp heeft namens hen een dergelijke toezegging niet gedaan. Voor zover Kaandorp een dergelijke toezegging heeft gedaan, was hij daartoe op dat moment niet bevoegd.
Partijen hebben in mei 2021 afgesproken het perceel vooralsnog onverdeeld te laten in afwachting van eventuele planologische ontwikkelingen. Omdat [gedaagden] nog steeds het perceel onverdeeld willen houden, maar [eiser] daarop is teruggekomen, vorderen [gedaagden] dat [eiser] zijn aandeel aan hen overdraagt tegen betaling van een vergoeding.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vorderen samengevat dat de rechtbank:
(i) het perceel aan hen toedeelt onder betaling van een vergoeding wegens overbedeling aan [eiser] ter hoogte van 1/6e van de door een taxateur bepaalde waarde;
(ii) [eiser] veroordeelt om mee te werken aan de levering van zijn aandeel in het perceel aan [gedaagden] ;
(iii) [eiser] veroordeelt om mee te werken aan de opheffing van zijn bevoegdheid om over de ervenrekening te beschikken.
3.5.
[gedaagden] beroepen zich ter onderbouwing van deze vordering op hetgeen zij hiervoor in conventie hebben aangevoerd.
3.6.
[eiser] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze vorderingen gezamenlijk worden beoordeeld en beslist.
4.2.
Partijen zijn gezamenlijk onverdeeld eigenaar van het perceel en gezamenlijk onverdeeld rechthebbende op het saldo van de ervenrekening. Tussen hen is sprake van een gemeenschap. Partijen zijn het erover eens dat aan de thans tussen hen bestaande onverdeeldheid een einde moet worden gemaakt. Het ter zake van het perceel bestaande verschil van mening ziet op de wijze waarop dit moet gebeuren. Dat het saldo van de ervenrekening tussen partijen gelijkelijk moet worden verdeeld staat op zichzelf niet ter discussie.
4.3.
Wat betreft de verdeling van het perceel zijn twee opties aan de orde. De eerste optie wordt door [eiser] gewenst en komt erop neer dat het perceel aan hem wordt toebedeeld onder betaling van een vergoeding wegens overbedeling aan [gedaagden] . De tweede optie, die door [gedaagden] wordt bepleit, houdt het omgekeerde in en komt erop neer dat het perceel aan hen wordt toebedeeld onder betaling van een vergoeding aan [eiser] .
Ter zitting is gebleken dat de in een eerder stadium geopperde variant dat het perceel aan [gedaagde 3] wordt toebedeeld, niet meer actueel is en dat zij thans dezelfde positie inneemt als [gedaagden] .
4.4.
Bij de beantwoording van de vraag aan wie het perceel moet worden toegedeeld, houdt de rechtbank naar billijkheid rekening met de belangen van partijen [1] .
4.5.
[eiser] heeft een concreet plan met het perceel, namelijk de aanleg van een Andalusische tuin. Hij heeft dit plan gedetailleerd uitgewerkt inclusief plattegronden [2] . Uit deze plattegronden wordt schematisch duidelijk wat hij per gedeelte van het perceel voor ogen heeft. Hoe het er in de praktijk uit moet komen te zien blijkt uit het bij de plattegronden gevoegde fotomateriaal. Niet in geschil is dat de haalbaarheid van het plan mede van verschillende externe factoren afhankelijk is. Te noemen valt de te bereiken overeenstemming met [naam 1] en [naam 2] over hun (eventueel gefaseerde) vertrek van het perceel en de door de gemeente te geven toestemming. Deze onzekerheden vindt de rechtbank echter niet doorslaggevend. Dat [eiser] tot overeenstemming komt met [naam 1] en [naam 2] , acht de rechtbank goed denkbaar. Dat de gemeente akkoord zal gaan met het door [eiser] beoogde gebruik van het perceel is bij de huidige stand van zaken evenmin uitgesloten.
4.6.
Tegenover de concrete voornemens van [eiser] staat de wens van [gedaagden] om het perceel onverdeeld te laten in afwachting van eventuele planologische ontwikkelingen. Zij willen met de verdeling wachten tot het moment dat de verkoopwaarde van het perceel grond is gestegen als gevolg van een toekomstige bestemmingsplanwijziging die woningbouw ter plaatse mogelijk maakt. Echter, ter zitting is van de zijde van [gedaagden] verklaard dat er geen concrete signalen zijn waaruit kan worden afgeleid dat de door hen gewenste planologische ontwikkeling binnen afzienbare tijd zal plaatsvinden.
Wat de rechtbank betreft is het de vraag of het ooit zover komt en zo ja, wanneer. Aldus hebben [gedaagden] onvoldoende onderbouwd dat zij op dit moment een reëel belang hebben bij toedeling van het perceel.
4.7.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat door c.q. namens [gedaagden] ten aanzien van het perceel wisselende standpunten zijn ingenomen.
Uit de door Kaandorp op 29 januari 2020 aan [eiser] verzonden e-mail (hierboven onder 2.8 geciteerd), heeft [eiser] mogen opmaken dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 4] en [gedaagde 5] destijds geen bezwaar hadden tegen de toedeling aan [eiser] . Dat Kaandorp namens genoemde erven de toedeling af wilde laten hangen van de medewerking van [eiser] aan de verkoop van het tot de nalatenschap behorende woonhuis, doet hieraan niet af. Duidelijk is dat het voornemen van [gedaagden] om de verdeling van het perceel aan te houden in afwachting van planologische ontwikkelingen op dat moment nog niet actueel was.
Het feit dat makelaarskantoor Klaver in opdracht van de betreffende erven in 2019 het perceel heeft getaxeerd en hiervan rapport heeft uitgebracht (zie hiervoor onder 2.7), duidt eveneens op een destijds bij hen bestaand voornemen om tot verdeling over te gaan. Niet duidelijk is immers om welke (eventuele) andere reden aan Klaver een taxatieopdracht is gegeven.
4.8.
Ook [gedaagde 3] heeft haar standpunt over het perceel gewijzigd. Medio januari 2020 stelde zij nog prijs op toedeling van de helft, maar uit de bij monde van haar advocaat ter zitting afgegeven verklaring blijkt dat zij momenteel dezelfde positie heeft als de overige gedaagden.
4.9.
Dat [eiser] zijn standpunt over het perceel steeds heeft veranderd, is niet gebleken. [gedaagden] beroepen zich daartoe op een ongedateerde brief van [eiser] uit mei 2021 waarin hij zou hebben voorgesteld om het perceel onverdeeld te laten, maar deze brief hebben zij niet overgelegd. De volgens hen in mei 2021 bereikte overeenstemming om het perceel vooralsnog onverdeeld te laten is daarmee niet komen vast te staan. Uit de door [eiser] verzonden correspondentie, voor zover overgelegd, blijkt dat [eiser] vanaf uiterlijk 15 mei 2020 [3] consequent is geweest in zijn wens om het perceel toebedeeld te krijgen.
4.10.
Uit het dossier komt naar voren dat de opstelling van [eiser] bij de verkoop van de woning een niet onaanzienlijke rol speelt bij de houding van [gedaagden] met betrekking tot de verdeling van het perceel. Duidelijk is dat de gang van zaken rond de verkoop van de woning en de daarmee verband houdende verslechtering in de verhoudingen tussen partijen hebben bijgedragen aan de verandering in de opstelling van [gedaagden] . Wat daar verder ook van zij, de standpuntwijziging van [gedaagden] staat op gespannen voet met de redelijkheid en billijkheid die deelgenoten jegens elkander in aanmerking moeten nemen. De rechtbank zal daarom geen rekening houden met de bezwaren van [gedaagden] die voortvloeien uit de gang van zaken bij de verkoop van de woning.
4.11.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de afweging van de belangen van partijen in het voordeel van [eiser] moet uitvallen. Het perceel zal aan hem worden toebedeeld tegen de uit het door [eiser] overgelegde taxatierapport blijkende waarde van € 75.000,00. Dit is de waarde in verpachte toestand. [eiser] dient als overbedelingsvergoeding aan iedere gedaagde afzonderlijk een bedrag van € 15.000,00 [4] te betalen. [gedaagden] zullen tot medewerking aan de levering aan [eiser] worden veroordeeld. Na te melden termijn komt de rechtbank daarbij redelijk voor. De gevorderde dwangsom zal de rechtbank matigen en maximeren als na te melden.
4.12.
De rechtbank zal het saldo van de ervenrekening na aftrek van de recentelijk gemaakte taxatiekosten gelijkelijk tussen partijen verdelen, zodat ieder 1/6 deel daarvan zal ontvangen.
4.13.
Het voorgaande leidt tot na te melden beslissing.
4.14.
De rechtbank zal, gelet op de familierelatie tussen partijen, de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
stelt de wijze van verdeling van de nalatenschap van de erflaatster vast in die zin dat:
(i) aan [eiser] wordt toebedeeld het perceel grond te [plaats 2] , kadastraal bekend gemeente [plaats 2] , [kadastraalnummer] tegen betaling ten titel van vergoeding wegens overbedeling aan ieder der gedaagden afzonderlijk een bedrag van € 15.000,00;
(ii) het saldo van de ervenrekening na aftrek van de recentelijk gemaakte taxatiekosten tussen partijen gelijkelijk wordt verdeeld, in die zin dat aan ieder der partijen 1/6e deel wordt uitbetaald;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] om binnen 6 weken na betekening van dit vonnis mee te werken aan de levering van voornoemd perceel, op straffe van een aan [eiser] te betalen dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet hieraan voldoen, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2023. [5]

Voetnoten

1.Zie artikel 3:185 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek
2.Zie productie 7 bij de inleidende dagvaarding
3.Zie productie 3 bij conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie
4.1/5 x € 75.000,00
5.type: WD