ECLI:NL:RBNHO:2023:5405

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
9999354 \ CV FORM 22-4273
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot restitutie van vliegtickets na annulering van vluchten door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. R. Bos van ProBe-ASP B.V. onder de naam Aviclaim, een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Société Air France S.A. wegens de annulering van hun vluchten. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een heenvlucht van Amsterdam naar Denver op 14 juli 2020 en een terugvlucht van Seattle naar Amsterdam op 5 augustus 2020. Beide vluchten zijn geannuleerd, waarna de passagiers restitutie van hun vliegtickets hebben verzocht. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan, met als argument dat er geen overeenkomst bestond tussen de passagiers en de vervoerder, en dat hij niet de uitvoerende luchtvaartmaatschappij was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met de boekingsbevestiging van Opodo.com hebben aangetoond dat zij beschikten over een bevestigde boeking. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder, ondanks zijn verweer, gehouden is tot restitutie van de ticketprijzen voor de heenvlucht, omdat de annulering door de vervoerder onvoldoende gemotiveerd is betwist. De kantonrechter heeft de vordering tot restitutie van de ticketprijzen voor de terugvlucht afgewezen, omdat de vervoerder niet betrokken was bij de uitvoering daarvan.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 982,05 aan de passagiers, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 20 juli 2021. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd van de gemaakte kosten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9999354 \ CV FORM 22-4273
Uitspraakdatum: 24 mei 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V. handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Société Air France S.A.,
gevestigd te Parijs (Frankrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 13 juli 2022;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 12 oktober 2022.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de passagiers op 14 juli 2020 zouden worden vervoerd van Amsterdam-Schiphol Airport, via Minneapolis Airport, Verenigde Staten, naar Denver Airport, Verenigde Staten, (hierna: de heenvlucht).
2.2.
De passagiers zouden op grond van dezelfde vervoersovereenkomst op 5 augustus 2020 worden vervoerd van Seattle Airport, Verenigde Staten naar Amsterdam-Schiphol Airport (hierna: de terugvlucht).
2.3.
Zowel de heenvlucht als de terugvlucht (hierna gezamenlijk: de vluchten) zijn geannuleerd.
2.4.
Aviclaim heeft namens de passagiers restitutie van de vliegtickets van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.964,11 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 294,62 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan het verzoek ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vluchten gehouden is de passagiers te compenseren conform artikel 5 lid 1 sub a jo. artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening tot een bedrag van € 1.964,11.
3.3.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte. Hij voert daartoe primair aan dat tussen de passagiers en de vervoerder geen overeenkomst is gesloten dan wel dat de vervoerder ten aanzien van de vluchten niet de uitvoerende luchtvaartmaatschappij is geweest en om die reden niet gehouden is tot restitutie van de vliegtickets op grond van de Verordening. Subsidiair heeft de vervoerder aangevoerd dat hij reeds bevrijdend heeft betaald aan de touroperator, Opodo.com.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder voert aan dat er tussen de passagiers en hem geen overeenkomst bestaat op grond waarvan hij de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar de Verenigde Staten op 14 juli 2020 of van de Verenigde Staten naar Amsterdam-Schiphol op 5 augustus 2020. De kantonrechter overweegt dat de bedoeling van de Verordening is om een hoge en effectieve mate van bescherming van de rechten van passagiers te realiseren. In dat kader is geabstraheerd van contractuele verhoudingen: passagiers die in het bezit zijn van een bevestigde boeking voor een vlucht kunnen ingeval die vlucht is vertraagd dan wel geannuleerd de luchtvaartmaatschappij die deze zou uitvoeren aanspreken, ongeacht of zij daarmee rechtstreeks een overeenkomst zijn aangegaan. De luchtvaartmaatschappij kan in voorkomende gevallen vervolgens (op grond van artikel 13 van de Verordening) verhaal zoeken bij de touroperator. Dat tussen de passagiers en de vervoerder geen rechtstreekse contractuele verhouding zou bestaan, zoals de vervoerder aanvoert, maakt dan ook niet dat de passagiers de vervoerder niet kunnen aanspreken voor de restitutie van de vliegtickets. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben de passagiers met het overleggen van de boekingsbevestiging van Opodo.com aangetoond dat zij ten aanzien van de vluchten beschikten over een bevestigde boeking in de zin van de Verordening.
4.3.
Voor zover de vervoerder aanvoert dat de door de passagiers overgelegde boekingsbevestiging slechts ziet op (naar de kantonrechter begrijpt) passagier sub 1, houdt dit verweer geen stand. Uit de boekingsbevestiging volgt immers – onder kopje “Wie gaan er mee?” – dat de boekingsbevestiging ziet op zowel passagier sub 1 als passagier sub 2.
4.4.
De vervoerder voert aan dat hij ten aanzien van de vluchten niet als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij in de zin van de Verordening kan worden aangemerkt. De tickets zijn – via Opodo.com – geboekt voor vluchten die volgens de vervoerder zouden worden uitgevoerd door Delaware Airlines en de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (hierna: KLM). De vervoerder heeft het traject en de planning van zowel de heenvlucht als de terugvlucht niet vastgesteld en uitgevoerd. Ook zouden er geen vliegtuigen of bemanning van de vervoerder worden ingezet. Dat de vervoerder de vluchten niet zou uitvoeren volgt eveneens uit het feit dat geen enkele vlucht als plaats van vertrek of bestemming Parijs (Frankrijk) had, aldus de vervoerder.
4.5.
De Verordening bepaalt in artikel 3 lid 5 dat deze van toepassing is “
op elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2. Indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert geen overeenkomst heeft met de passagier, doch activiteiten uitvoert die onder deze Verordening vallen, wordt zij geacht dit te doen namens de persoon die een overeenkomst heeft met de passagier.” Op grond van artikel 2 sub b van de Verordening dient onder ‘luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’ te worden verstaan: “
een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of voornemens is uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijk of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier”. In het onderhavige geval is niet in geschil dat de heenvlucht zou worden uitgevoerd onder vluchtnummers AF8468 en AF5728. De kantonrechter begrijpt dat de eerste twee letters van deze vluchtnummers staan voor “Air France”, oftewel de vervoerder. De kantonrechter acht het dan ook aannemelijk dat de vervoerder in ieder geval de heenvlucht zou uitvoeren. Voor zover de vervoerder aanvoert dat de heenvlucht zou worden uitgevoerd door Delta Airlines, houdt dit verweer geen stand. Immers is niet gebleken dat de heenvlucht – middels code-sharing of een wet-lease-constructie – zou worden uitgevoerd door een andere luchtvaartmaatschappij, zoals Delaware Airlines.
4.6.
Ten aanzien van de terugvlucht heeft de vervoerder gemotiveerd aangevoerd niet bij de uitvoering van de terugvlucht betrokken te zijn geweest. Het verzoek tot restitutie van de vliegtickets ten aanzien van de terugvlucht zal om die reden worden afgewezen.
4.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder de heenvlucht heeft geannuleerd. De kantonrechter is van oordeel dat de passagiers met het overleggen van de correspondentie tussen de vervoerder en Aviclaim gemotiveerd hebben gesteld dat de vervoerder de heenvlucht heeft geannuleerd. De vervoerder heeft deze stelling onvoldoende gemotiveerd betwist. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een verplichting voor de vervoerder tot restitutie van de vliegtickets ten aanzien van de heenvlucht.
4.8.
Voor zover de vervoerder aanvoert dat hij reeds bevrijdend heeft betaald aan de touroperator (Opodo.com), houdt dit verweer geen stand. De kantonrechter begrijpt dat het een gebruikelijke gang van zaken is in de reiswereld om restitutie van ticketprijzen te laten plaatsvinden via het betreffende distributiekanaal waar de passagiers hun tickets hebben aangeschaft, die uiteindelijk ook het geld bij de passagiers zou hebben gebracht. Dit ontslaat de vervoerder echter niet van zijn verplichting om de ticketprijzen aan de passagiers te vergoeden indien die passagiers bij annulering van een vlucht op grond van artikel 5 lid 1 onder a jo. artikel 8 lid 1 onder a van de Verordening hun geld terugwensen. Vast staat dat de passagiers een touroperator hebben ingeschakeld als vertegenwoordiger om de vluchten voor hen te boeken. Daar kan echter niet zonder meer uit worden afgeleid dat de passagiers deze touroperator óók hebben gemachtigd om op te treden als vertegenwoordiger om bij annulering van de vluchten de ticketprijzen voor hen gerestitueerd te krijgen. Daarvoor zullen aanvullende feiten en omstandigheden vast moeten komen te staan, die daarop wijzen. In het onderhavige geval is daar geen sprake van.
4.9.
Resumerend is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder gehouden is tot restitutie van de ticketprijzen ten aanzien van de heenvlucht. De kantonrechter is in dat kader van oordeel dat het verzoek van de passagiers voor de helft toewijsbaar is (tot een bedrag van € 982,05), nu niet is gesteld of gebleken dat voor de heenvlucht een ander bedrag is betaald dan de helft van de verzochte hoofdsom.
4.10.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij niet gehouden is tot betaling van de wettelijke rente vanaf de datum van de heenvlucht, nu hij niet in verzuim verkeerde. Uit artikel 8 lid 1 sub 1 van de Verordening volgt dat de passagiers recht hebben op terugbetaling van de vliegtickets binnen zeven dagen na annulering. In het artikel is daarentegen niet opgenomen op welk moment de daarin genoemde termijn van zeven dagen begint te lopen. Aangezien de passagiers een keuze krijgen zal de termijn, zoals de vervoerder ook aanvoert, niet eerder kunnen aanvangen dan wanneer de passagiers hun keuze kenbaar hebben gemaakt bij de vervoerder. Gesteld noch gebleken is op welk moment de passagiers voor het eerst expliciet hebben verzocht om restitutie van de vliegtickets. De wettelijke rente over het toewijsbare bedrag zal worden toegewezen vanaf 20 juli 2021, zijnde de dag nadat de termijn van 14 dagen in de sommatiebrief van de gemachtigde van de passagiers van 5 juli 2021 is verstreken, nu niet in geschil is dat de vervoerder in ieder geval vanaf dat moment bekend was met het verzoek van de passagiers tot restitutie van de ticketprijzen.
4.11.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.12.
De kantonrechter ziet gelet op het voorgaande aanleiding om de proceskosten te compenseren.
5.
De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 982,05, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2021 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open