ECLI:NL:RBNHO:2023:5393

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
15.298727.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van dansleraar voor ontucht met minderjarigen; gevangenisstraf en beroepsverbod opgelegd

Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een dansleraar, die beschuldigd werd van ontucht met twee minderjarige leerlingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van de meisjes, die op dat moment ongeveer 15 jaar oud waren. De verdachte, die als dansleraar werkte, had een machtspositie en maakte misbruik van het vertrouwen dat de meisjes in hem stelden. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers authentiek, gedetailleerd en consistent waren, en dat er voldoende steunbewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en kreeg een beroepsverbod voor vijf jaar, wat direct uitvoerbaar is. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact die deze op de slachtoffers hebben gehad, en dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, die voortvloeien uit de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.298727.22 (P)
Uitspraakdatum: 15 juni 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 juni 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.J. van ’t Hoff, advocaat te Tilburg, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere tijdtippen in of omstreeks de periode van 11 juli 2012 tot en met 10 juli 2015 in de gemeente Hoorn en/of in de gemeente Heerhugowaard en/of elders in Nederland ontucht heeft gepleegd met zijn pupil en/of de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [datum 1] , immers heeft hij (telkens)
- de vagina van die [slachtoffer 1] betast en/of
- zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht, en/of
- getongzoend met die [slachtoffer 1] , en/of
- zich laten pijpen door die [slachtoffer 1] , en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] , en/of
- de billen en/of de borsten van die [slachtoffer 1] betast;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2010 tot en met 5 september 2013 in de gemeente Hoorn, en/of elders in Nederland ontucht heeft gepleegd met zijn pupil en/of de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] , geboren op [datum 2] , immers heeft (telkens)
-zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht,
en/of
- getongzoend met die [slachtoffer 2] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de beide aangeefsters onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn en dat het dossier onvoldoende steunbewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen van de ten laste gelegde feiten. De beschreven gebeurtenissen in beide aangiften verschillen bovendien te veel van elkaar om van een soortgelijke modus operandi te spreken, waardoor de beide verklaringen over en weer niet gebruikt kunnen worden als schakelbewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Nadere bewijsoverwegingen feiten
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Bewijsminimum
De rechtbank stelt voorop dat volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing in die zin dat zij de rechter verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen in het geval dat de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Dat is, indien de bewezenverklaring zwaar leunt op de verklaring van één getuige, zoals vaak het geval is bij zedenzaken, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval.
Over steunbewijs zijn in de rechtspraak enige regels geformuleerd. Zo moet het steunbewijs “voldoende steun” geven aan de verklaring van die getuige, dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan met de inhoud van de verklaring van die getuige. Steunbewijs mag in beginsel niet enkel afkomstig zijn van dezelfde bron in die zin dat als steunbewijs zou kunnen worden gebruikt de verklaring van een ander aan wie de getuige heeft verteld wat haar of hem is overkomen. Enkel een de auditu (“van horen zeggen”)-verklaring levert op zichzelf genomen niet voldoende steunbewijs op. Wel kunnen bepaalde waarnemingen die de de auditu (“van horen zeggen”)-getuige persoonlijk heeft gedaan voldoende steunbewijs opleveren. Ook kunnen eigen waarnemingen van getuigen, die weliswaar niet het kernverwijt (bijvoorbeeld de seksuele handelingen) bevestigen, binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend zijn om als objectief gegeven in combinatie met andere omstandigheden een rol van betekenis te spelen als steunbewijs naast de verklaring van het slachtoffer. Het is niet (per se) vereist dat het steunbewijs betrekking heeft op de tenlastegelegde gedragingen.
Daarnaast kan onder bepaalde omstandigheden aan het bewijsminimum voldaan worden door middel van schakelbewijs. Het gaat dan om het gebruik als steunbewijs van in andere, soortgelijke feiten gebruikte bewijsmiddelen. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is schakelbewijs mogelijk als uit die bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte bij die andere, soortgelijke feiten was betrokken, en dat de wijze waarop die andere feiten zijn gepleegd op essentiële punten overeenkomt.
Algemene opmerkingen t.a.v. de betrouwbaarheid van de aangiften
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de aangeefsters [slachtoffer 1] (hierna te noemen [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna te noemen [slachtoffer 2] ) uit wraak aangifte hebben gedaan, omdat zij uit het dansteam van de verdachte zouden zijn gezet omdat zij niet goed genoeg (meer) waren. Bovendien zouden zij hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd en elkaar beïnvloed hebben, waardoor hun verklaringen niet authentiek zijn en reeds daarom niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden.
De rechtbank verwerpt deze verweren. Uit het dossier blijkt niet dat de aangeefsters wraak hebben willen nemen op de verdachte. Evenmin volgt uit het dossier of het verhandelde ter zitting dat de aangeefsters enige wrok koesterden jegens de verdachte, omdat zij uit het dansteam gezet zouden zijn. Weliswaar geeft [slachtoffer 1] aan de verdachte te haten, maar dit komt volgens haar door het seksuele misbruik waarvan zij hem beschuldigt. Het ligt naar het oordeel van de rechtbank bovendien niet voor de hand dat aangeefsters, vele jaren nadat zij uit het team zouden zijn gezet en reeds zijn gestopt met dansen, om die reden alsnog deze aangiften zouden doen. Ten aanzien van het onderlinge contact overweegt de rechtbank dat uit het enkele feit dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben aangegeven dat er contact is geweest, niet volgt dat de aangeefsters hun aangiften op elkaar hebben afgestemd of dat zij elkaar op enige wijze inhoudelijk hebben beïnvloed. [slachtoffer 1] zegt hierover juist expliciet in haar aangifte dat zij en [slachtoffer 2] op aanraden van haar advocaat niet wat met elkaar zouden gaan drinken, in het belang van het onderzoek. Nu verder nergens uit blijkt dat de aangiften inhoudelijk op elkaar zijn afgestemd, slaagt dit verweer niet.
Ten aanzien van feit 1:
De aangifte van aangeefster [slachtoffer 1]
Op 24 maart 2022 is [slachtoffer 1] gehoord tijdens een informatief gesprek bij de politie, waarna zij op 24 april 2022 aangifte heeft gedaan. De verklaringen van [slachtoffer 1] vormen een uitgebreide en over het algemeen gedetailleerde beschrijving van wat er in de periode van 11 juli 2012 tot en met 10 juli 2015 volgens haar is gebeurd. [slachtoffer 1] verklaart dat voor haar een droom uitkwam toen zij op haar 15e werd gescout door de verdachte voor zijn dansteam. Hij was volgens haar “de beste trainer van Nederland” en zij keek naar hem “als een soort God” waartegen zij geen nee kon zeggen. Na verloop van tijd kreeg zij seksueel getinte appjes van de verdachte die zij vervolgens van hem moest verwijderen. In café [naam 1] in Hoorn vroeg hij of zij meewilde naar een hotel. [slachtoffer 1] beschrijft vervolgens dat zij op [datum 3] (op de 29e verjaardag van de verdachte) samen naar hotel [naam 2] in Heerhugowaard zijn gegaan, waar hij tegen de receptie gezegd zou hebben dat zij een dansreceptie hadden waarvoor een hotelkamer nodig hadden om te douchen en om te kleden. [slachtoffer 1] beschrijft dat zij daar hebben getongzoend en dat hij haar daar heeft gevingerd, wat haar eerste seksuele ervaring was. Daarnaast beschrijft zij dat zij hem heeft afgetrokken in de slaapkamer van zijn woning in Hoorn en dat hij [slachtoffer 1] tijdens de vele carpoolritjes naar de danslessen betastte op haar billen en kruis terwijl zij samen op de achterbank zaten. [slachtoffer 1] zegt dat zij de verdachte ook heeft gepijpt, maar zij weet niet meer wanneer dit gebeurd is.
Betrouwbaarheid van de aangifte
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 1] niet authentiek is omdat zij uit eigen notities voorleest, details ontbreken, de verbalisanten bij het verhoor [slachtoffer 1] hebben gesouffleerd en er tegenstrijdigheden en onjuistheden in de verklaring zouden zitten.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van [slachtoffer 1] op essentiële punten authentiek, gedetailleerd en consistent. [slachtoffer 1] beschrijft gedetailleerd de gebeurtenissen in het hotel, het door de verdachte betasten van haar vagina, het inbrengen van zijn vinger in haar vagina, het zich door haar laten aftrekken, het betasten van haar billen en het tongzoenen met haar en beschrijft ook hoe dit voor haar voelde. De rechtbank acht de verklaringen die [slachtoffer 1] heeft afgelegd authentiek, gedetailleerd en betrouwbaar en dus bruikbaar voor het bewijs. Dat zij deels verklaart op basis van notities die zij bij zich droeg, doet daaraan niets af, nu het bij zedenzaken vaker voorkomt dat slachtoffers aantekeningen hebben gemaakt van hun herinneringen en ervaringen, zeker wanneer de feiten zich niet recent hebben voorgedaan. Daar komt bij dat er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is geweest van misstanden tijdens het verhoor, zoals het beweerdelijke souffleren. De gecertificeerde zedenverbalisanten hebben volgens een protocol gehandeld en hebben slechts aanvullende en open vragen gesteld, waarop [slachtoffer 1] heeft geantwoord. Niet gebleken is dat de verbalisanten aangeefster [slachtoffer 1] op enige wijze hebben beïnvloed. Ook de aangevoerde vermeende tegenstrijdigheden en onjuistheden in de verklaringen van [slachtoffer 1] overtuigen de rechtbank niet en brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu deze tegenstrijdigheden, voor zover hier sprake van is, niets afdoen aan de essentie van de aangifte. De conclusie is daarom dat de aangifte van [slachtoffer 1] bruikbaar is voor het bewijs.
Steunbewijs
De verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door divers steunbewijs. Zo wordt de aangifte
ondersteund door de verklaring van de getuige [naam 8] , een vriendin van [slachtoffer 1] , die bevestigt dat zij zich kan herinneren dat [slachtoffer 1] haar, toen zij op de middelbare school zaten, heeft verteld dat zij een verhouding had met haar dansleraar. Ook bevestigt het Whatsappgesprek tussen [slachtoffer 1] en haar vriendin [naam 3] dat zij in 2016 al onderling spraken over een aanranding door de verdachte toen [slachtoffer 1] net meerderjarig was, waarbij de verdachte volgens [slachtoffer 1] heeft gezegd “
hoezo aangerand, we hebben erger gedaan”. Verder vindt de aangifte van [slachtoffer 1] steun in de Whatsappgesprekken die zij met [naam 4] , de vrouw van de verdachte heeft gevoerd, waarbij [naam 4] vraagt wat er tussen [slachtoffer 1] en de verdachte gebeurd is en zij tegen [slachtoffer 1] zegt: “
hij zegt dat jij bij hem lag en dat jullie voelde” en waarbij zij vraagt of de verdachte bij haar alleen “
voorwerk” heeft verricht of dat er ook “
echt geneukt is”.
De aangifte van [slachtoffer 1] vindt tot slot steun in het registratiesysteem van (de rechtsopvolger van) hotel [naam 2] te Heerhugowaard. Uit het registratiesysteem blijkt dat op [datum 3] , de 29e verjaardag van de verdachte, een registratie staat met bijbehorende tekst:
"Deze kamer wordt gebruikt een paar uur door een paar mensen die hier in de buurt een dansoptreden hebben en die willen zich daarna graag douchen en omkleden. Ze betalen bij aankomst.
Aankomst is rond 13.00 uur uitcheck rond 16.30 uur.”Deze registratie sluit naadloos aan bij de verklaring van [slachtoffer 1] . Hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht over het ontbreken van de naam van de verdachte, betalingsgegevens en exacte in- en uitchecktijd, waardoor de registratie geen ondersteuning zou bieden, overtuigt de rechtbank niet.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2:
De aangifte van aangeefster [slachtoffer 2]
Op 28 mei 2022 is [slachtoffer 2] gehoord tijdens een informatief gesprek bij de politie, waarna zij op 27 juli 2022 aangifte heeft gedaan tegen de verdachte. Zij verklaart dat de verdachte haar had geselecteerd voor zijn talentenklas en dat zij erg tegen hem opkeek. Volgens de aangifte heeft hij haar voor het eerst getongzoend toen zij 15 jaar oud was en hij haar thuis bracht na een dansles. Zij mocht hier van de verdachte niets over zeggen tegen anderen. [slachtoffer 2] beschrijft dat de verdachte haar complimenteerde en seksuele getinte opmerkingen via Whatsapp stuurde, die zij vervolgens moest verwijderen. Er heeft daarna vier keer seks plaatsgevonden, waarbij elke keer sprake was van penetratie waarbij een condoom werd gebruikt. [slachtoffer 2] verklaart dat een van deze voorvallen plaatsvond op de avond toen de verdachte samen met andere dansers naar het huis van de vriend van [slachtoffer 2] zou gaan en de verdachte [slachtoffer 2] een Whatsappbericht stuurde met het verzoek om hem op te halen, omdat hij het adres niet meer wist. Bij hem aangekomen beschrijft [slachtoffer 2] dat zij vlugge seks hebben gehad in zijn keuken, waarna zij samen met de verdachte terug is gegaan naar het huis van haar vriend.
Op 18 oktober 2022 legt [slachtoffer 2] een aanvullend verhoor af bij de politie. Hierbij geeft zij de door haar in november 2013 aan haar man (
destijds: vriend) J. [naam 5] geschreven brieven, waarin zij uitgebreid en gedetailleerd aan haar man heeft beschreven hoe het in die periode is gelopen tussen haar en de verdachte.
Betrouwbaarheid van de aangifte
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] onbetrouwbaar zijn en dat zij getracht heeft haar aangifte te manipuleren. De verdediging voert daartoe aan dat berichtenverkeer tussen [slachtoffer 2] en de jongere broer van de verdachte, [naam 6] , erop wijst dat [slachtoffer 2] flirtende berichten naar die broer heeft gestuurd, terwijl zij op dat moment een relatie had met [naam 5] , en daar niet eerlijk over is geweest in haar aangifte. Verder voert de verdediging aan dat er meerdere tegenstrijdigheden en feitelijke onjuistheden in de aangiften staan. Tot slot trekt de verdediging de authenticiteit van de brieven van [slachtoffer 2] aan [naam 5] in twijfel, onder andere omdat deze pas op 18 oktober 2022 zijn ingebracht, enkele maanden na de aangifte, en omdat delen daarvan zwart zijn gelakt.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen die [slachtoffer 2] heeft afgelegd op essentiële punten authentiek, gedetailleerd en consistent is. [slachtoffer 2] beschrijft gedetailleerd hoe de seksuele contacten met de verdachte zijn ontstaan en hoe dit voor haar voelde. Dat zij destijds flirtende appjes heeft gestuurd naar het broertje van de verdachte en hier mogelijk niet (volledig) open over is geweest, doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de gebeurtenissen die plaatsvonden tussen [slachtoffer 2] en de verdachte. Ook de aangevoerde vermeende tegenstrijdigheden en onjuistheden in de verklaringen van [slachtoffer 2] overtuigen de rechtbank niet en brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu deze tegenstrijdigheden, voor zover hier sprake van is, niets afdoen aan de essentie van de aangifte. De conclusie is daarom dat ook de aangifte van [slachtoffer 2] bruikbaar is voor het bewijs.
Steunbewijs
De verklaring van [slachtoffer 2] vindt steun in de verklaring van de getuige [naam 5] en de brieven die [slachtoffer 2] in 2013 naar [naam 5] stuurde, waarin zij de druk die de verdachte op haar uitoefende en de daaropvolgende seksuele handelingen met hem beschrijft. [naam 5] heeft de authenticiteit van deze brieven uit 2013 bevestigd en heeft bevestigd dat hij ze destijds ontvangen heeft van [slachtoffer 2] . Dat enkele zinnen uit de brief zwart zijn gelakt om de privacy van de relatie tussen [naam 5] en [slachtoffer 2] te beschermen, doet niets af aan de authenticiteit van de brieven, en is voorstelbaar in het licht van de relatiecrisis die zich op dat moment voltrok. [naam 5] ondersteunt bovendien de aangifte van [slachtoffer 2] door zijn verklaring dat [slachtoffer 2] op zijn verjaardag een Whatsappbericht van de verdachte kreeg waarin hij haar vroeg om hem op te halen, omdat hij het adres van [naam 5] niet meer wist. [naam 5] beschrijft dat de andere aanwezigen dat destijds vreemd vonden en dat het ook opviel dat het lang duurde voordat [slachtoffer 2] en de verdachte bij hem aankwamen.
Schakelbewijs
De verklaringen van zowel aangeefster [slachtoffer 1] bij feit 1, als van aangeefster [slachtoffer 2] bij feit 2 zijn onafhankelijk van elkaar afgelegd. Het gaat hierbij om soortgelijke feiten. De rechtbank heeft over beide aangiftes het volgende vastgesteld. Als dansleraar van de dansschool [naam 4] is de verdachte met beide aangeefsters in contact gekomen toen zij ongeveer 15 jaar oud waren. Hij won hun vertrouwen en complimenteerde hen. Hij was tevens leider van het dansteam [naam 7] en zij waren afhankelijk van hem om in het dansteam te komen en te blijven. Beide aangeefsters hebben verklaard dat dit zeer belangrijk voor hen was en dat zij tegen hem op keken en zich speciaal en uitverkoren voelden, omdat ze geselecteerd waren. Beide aangeefsters hebben verklaard dat de verdachte via Whatsapp individueel contact met hen zocht, dat de toon van de berichten steeds flirtender van aard werd en dat de verdachte aangaf seksuele handelingen te willen plegen. Vervolgens nodigde hij hen uit bij hem thuis of in een hotel, waarbij zij seksuele handelingen met hem verrichtten. De beide aangeefsters beschrijven hierbij dat de verdachte zijn schaamhaar geschoren had. De verdachte droeg de aangeefsters op dat wat zij deden geheim moest blijven en dat zij niets aan de buitenwereld moesten laten merken. Daarnaast droeg de verdachte hen op de tussen hen gevoerde Whatsappberichten te verwijderen. Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de manier waarop de aangeefsters verklaren over hoe de feiten bij ieder van hen afzonderlijk zijn begaan en wat verdachtes rol daarbij was, op essentiële punten overeenkomt. Nu het bovendien gaat om soortgelijke feiten is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] in de vorm van schakelbewijs gebruikt kunnen worden voor feit 2.
De rechtbank komt om die reden ook tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op meerdere tijdtippen in de periode van 11 juli 2012 tot en met 10 juli 2015 in de gemeente Hoorn en in de gemeente Heerhugowaard en/of elders in Nederland ontucht heeft gepleegd met de aan opleiding toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [datum 1] , immers heeft hij
- de vagina van die [slachtoffer 1] betast en/of
- zijn, verdachtes vinger in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht, en/of
- getongzoend met die [slachtoffer 1] , en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- de billen van die [slachtoffer 1] betast.
2
hij op tijdstippen in de periode van 6 september 2010 tot en met 5 september 2013 in de gemeente Hoorn, en/of elders in Nederland ontucht heeft gepleegd met de aan opleiding toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] , geboren op [datum 2] 1995, immers heeft
-zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht,
en/of
- getongzoend met die [slachtoffer 2] .
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en 2 telkens:
ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden en heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte een verbod zal opleggen werkzaamheden (ook niet op vrijwillige basis) te verrichten in de danswereld of werkzaamheden in soortgelijke functies, waarin hij contact heeft met minderjarige kinderen, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht dit verbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het bewezenverklaarde
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van twee minderjarige meisjes. Hij kende zijn slachtoffers via de dansschool waar hij hun dansleraar was. Dansen was hun passie en zij waren afhankelijk van de verdachte om opgesteld te worden binnen het dansteam en te groeien binnen de danswereld. Zij keken enorm tegen hem op, niet alleen omdat hij hun trainer was, maar ook omdat hij een stuk ouder was dan de meisjes die zich toen nog in de pubertijd bevonden. De verdachte heeft op manipulatieve wijze misbruik gemaakt van zijn positie door het vertrouwen van de meisjes te winnen en hen vervolgens seksueel te bejegenen. De verdachte onderhield contact met hen via Whatsapp en heeft hen bij hem thuis of in een hotel bewogen tot het verrichten van seksuele handelingen, waarbij hij erop aan drong dat zij niets aan de buitenwereld mochten vertellen en zij de gevoerde Whatsappberichten moesten verwijderen.
De verdachte had deze meisjes, die veel jonger waren dan de andere leden van het dansteam, gezien hun leeftijd moeten beschermen. In plaats daarvan heeft hij door zijn manier van doen op zeer laakbare wijze misbruik gemaakt van de hun kwetsbaarheid, de afhankelijkheid die zij ervaarden en van het overwicht dat hij als gerenommeerd dansleraar op zijn leerlingen had, enkel ten behoeve zijn eigen seksuele verlangens. Het is algemeen bekend dat het plegen van ontucht met jeugdigen zeer nadelige gevolgen kan hebben voor hun ontwikkeling, in het bijzonder op seksueel gebied. De slachtoffers van de verdachte waren in kwetsbare en voor hun ontwikkeling belangrijke fases van hun leven. Uit de slachtofferverklaringen die zij ter terechtzitting hebben afgelegd, blijkt dat de gebeurtenissen een enorme impact hebben gehad en dat zij in hun dagelijks leven nog steeds kampen met de gevolgen. Met zijn handelen heeft verdachte dan ook ernstig inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van de meisjes en heeft hij hun (seksuele) ontwikkeling verstoord.
De verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, noch heeft hij berouw of mededogen getoond naar zijn slachtoffers. Wat zijn proceshouding betreft heeft de verdachte volstaan met het afleggen van een verklaring over het nadeel voor hem persoonlijk door alle (media) aandacht voor deze zaak. Met deze proceshouding heeft hij herstel van het toegebrachte leed verder bemoeilijkt. De rechtbank rekent dit verdachte bijzonder zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake zedendelicten onherroepelijk is veroordeeld.
De verdachte heeft geen medewerking willen verlenen aan het opstellen van reclasseringsrapportage.
De strafmaat
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf conform de eis van de officier van justitie moet worden opgelegd.
De rechtbank acht deze eis passend gezien de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Met eventuele persoonlijke omstandigheden van de verdachte kan de rechtbank geen rekening houden, omdat de verdachte nergens openheid over heeft willen geven.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om de hierna te noemen bijbehorende straf op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Bijkomende straf

Beroepsverbod
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte voor een periode van vijf jaar een verbod zal opleggen om het beroep van dansleraar voor minderjarigen uit te oefenen, nu het erop lijkt dat de verdachte nog steeds actief is in de danswereld en een eigen dansschool heeft, waarbinnen hij danslessen geeft aan minderjarigen en danswedstrijden jureert. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, heeft de officier van justitie gevorderd om dit verbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De raadsman van de verdachte heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het gevorderde beroepsverbod.
Gezien de hiervoor onder 4. bewezen verklaarde feiten is voldaan aan de vereisten van artikel 251 van het Wetboek van Strafrecht om de verdachte te ontzetten van het beroep van dansleraar voor minderjarigen.
De verdachte heeft geen inzicht willen geven in zijn handelen en daarvoor geen verantwoordelijkheid genomen. De verdachte komt als dansleraar nu nog steeds in contact met minderjarigen en de rechtbank is van oordeel dat dit een onaanvaardbaar risico vormt voor hen. Uit een oogpunt van het voorkomen van recidive acht de rechtbank het daarom noodzakelijk om als bijkomende straf een verbod conform de eis van de officier van justitie aan de verdachte op te leggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid maatregel
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen omdat de verdachte nog steeds danslessen aan minderjarigen lijkt te geven, zal de rechtbank bevelen dat de opgelegde bijkomende straf dadelijk uitvoerbaar is.

8.Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

8.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 12.500,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal mot worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu hij vrijspraak heeft bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank tot een bedrag van € 7.500,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook tot een bedrag van € 7.500,00 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.2
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 12.869,10 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit
a. eigen risico ziektekosten € 369,10
b. immateriële schade
€ 12.500,00
Totaal € 12.869,10
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu hij vrijspraak heeft bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit en voldoende is onderbouwd met stukken.
Vergoeding van de immateriële schade komt tot een bedrag van € 7.500,00 de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook tot een bedrag van € 7.869,10 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: ontucht plegen met aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
28, 36f, 57, 249 en 251 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) MAANDEN.
Ontzet de verdachte uit het recht tot uitoefening van het beroep van dansleraar voor minderjarigen voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de opgelegde bijkomende straf, dadelijk uitvoerbaar is.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 7.500,00 (zevenduizendvijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 7.500,00 (zevenduizendvijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
72 dagengijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 7.869,10 (zevenduizend achthonderd negenenzestig euro en tien cent), bestaande uit € 369,10 wegens materiële schade en € 7.500,00 wegens immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 7.869,10 (zevenduizend achthonderd negenenzestig euro en tien cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
74 dagengijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
mrs. A. Buiskool en P.A. Hesselink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juni 2023.
Mr. P.A. Hesselink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.