In deze zaak heeft de Stichting Ymere, als verhuurder, een vordering ingesteld tegen een huurder, aangeduid als [gedaagde], met betrekking tot het onderhoud van de tuin van de gehuurde woning. De huurder huurt sinds 11 januari 1996 een benedenwoning van Ymere en is volgens het huurreglement verantwoordelijk voor het onderhoud van de tuin. Ymere heeft in juni 2022 geconstateerd dat de tuin verwaarloosd was en heeft de huurder herhaaldelijk aangespoord om de tuin op te knappen. Ondanks meerdere verzoeken en uitstel, heeft de huurder geen actie ondernomen om de tuin te onderhouden.
De kantonrechter heeft op 14 juni 2023 uitspraak gedaan. De huurder erkent dat de tuin onderhoud behoeft, maar wijst op overlast van jongeren en bouwwerkzaamheden van buren als redenen voor zijn gebrek aan actie. De kantonrechter heeft de vordering van Ymere gedeeltelijk toegewezen, waarbij de huurder is veroordeeld om vóór 1 augustus 2023 de tuin in goede staat te brengen. De rechter heeft Ymere gemachtigd om, indien de huurder in gebreke blijft, de werkzaamheden zelf uit te voeren op kosten van de huurder. De vordering om de huurder te veroordelen tot betaling van een bedrag voor de uitvoering van de werkzaamheden is afgewezen, omdat de onderbouwing van dit bedrag onvoldoende was. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.