ECLI:NL:RBNHO:2023:5318

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
C/15/331443 / HA ZA 22-532 (tussenvonnis)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in civiele procedure inzake aannemingswerkzaamheden en gebreken

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 7 juni 2023 een tussenvonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiser1] en [eiser2] (gezamenlijk: [eiser1] c.s.) en Aannemersbedrijf C&W V.O.F. (gezamenlijk: C&W c.s.). De rechtbank heeft in dit vonnis een deskundige benoemd om onderzoek te doen naar de uitvoering van aannemingswerkzaamheden door C&W en de eventuele gebreken die daarbij zijn opgetreden. De procedure is voortgekomen uit een geschil over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst, waarbij partijen het niet eens konden worden over de benoeming van een deskundige. De rechtbank heeft besloten om de heer ing. [A.] als deskundige aan te stellen, nadat beide partijen hun bezwaren tegen de voorgestelde deskundigen hadden geuit.

De rechtbank heeft de deskundige specifieke vragen voorgelegd die betrekking hebben op de uitvoering van de werkzaamheden, de kosten van niet uitgevoerde werkzaamheden, en eventuele gebreken aan het werk. Tevens is er aandacht besteed aan de verplichtingen van partijen om mee te werken aan het onderzoek van de deskundige en de procedure rondom de betaling van het voorschot voor de deskundige. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om de deskundige toegang te verlenen tot noodzakelijke plaatsen en informatie te verstrekken. Het vonnis bevat ook bepalingen over de termijn waarbinnen de deskundige zijn rapport moet indienen en hoe partijen daarop kunnen reageren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/331443 / HA ZA 22-532
Vonnis van 7 juni 2023
in de zaak van

1.[eiser1],

2.
[eiser2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. A.J. Flikweert te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap onder firma
AANNEMERSBEDRIJF C&W V.O.F.,
gevestigd te Haarlem,
2.
[gedaagde2],
wonende te [woonplaats],
3.
[gedaagde3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. A. Knol te Assendelft.
Partijen zullen hierna [eiser1] en [eiser2] (gezamenlijk: [eiser1] c.s.) en C&W, [gedaagde2] en [gedaagde3] (gezamenlijk: C&W c.s.) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 maart 2023
  • de akte uitlating benoeming deskundige van de zijde van [eiser1] c.s. van 12 april 2023
  • de akte na tussenvonnis van de zijde van C&W c.s. van 12 april 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 15 maart 2023 heeft de rechtbank aangekondigd dat een deskundigenbericht zal worden gelast en partijen in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de te benoemen deskundige(n) en de aan de deskundige(n) te stellen vragen.
2.2.
Partijen zijn het er over eens dat met één deskundige kan worden volstaan. Over de persoon van de te benoemen deskundige hebben partijen geen overeenstemming bereikt. Zij hebben ieder een deskundige voorgesteld waartegen door de andere partij bezwaren zijn geuit.
2.3.
Omdat partijen het niet gezamenlijk eens zijn geworden over de te benoemen deskundige en zij tegen de benoeming van de voorgestelde deskundige over en weer bezwaar maken, zal de rechtbank aan de voorstellen van partijen voorbijgaan. De rechtbank heeft in plaats daarvan de heer ing. [A.], werkzaam als bouwdeskundige bij Kode Consult te Amersfoort, bereid gevonden om in deze zaak als deskundige op te treden. De rechtbank zal daarom de heer ing. [A.] benoemen als deskundige.
2.4.
[eiser1] c.s. verzoeken de rechtbank om de volgende vragen aan de deskundige(n) te stellen:
welke werkzaamheden uit de overeenkomst zijn niet door C&W uitgevoerd en welk deel van de overeengekomen aanneemsom ziet op die werkzaamheden?
Wat zijn de verwachte kosten voor het door een derde op een deugdelijke wijze laten uitvoeren van de niet door C&W uitgevoerde overeengekomen werkzaamheden?
Constateert u gebreken aan het wél door C&W verrichte werk?
Indien ‘ja’ op vraag iii: hoe dienen deze gebreken op een deugdelijke wijze te worden hersteld en welke kosten zijn daarmee gemoeid?
Is er sprake van gevolgschade aan de woning van [eiser1] en [eiser2] door het handelen of nalaten van C&W?
Indien ‘ja’ op vraag v: hoe dient deze schade op een deugdelijke wijze te worden hersteld en welke kosten zijn daarmee gemoeid?
2.5.
C&W c.s. hebben bij akte kenbaar gemaakt de volgende vragen aan de deskundige te willen voorleggen:
hoe beoordeelt u in het algemeen de door aannemer C&W uitgevoerde werkzaamheden aangaande de verbouwing van de woning van [eiser1] c.s.?
zijn alle in de overeenkomst overeengekomen werkzaamheden uitgevoerd? Welke werkzaamheden zijn niet door de aannemer uitgevoerd? Op welk bedrag begroot u de kosten van de nog uit te voeren werkzaamheden? Wilt u daarbij betrekken de rapportages van de deskundigen die in de procedure door partijen zijn ingebracht.
Is er sprake van prijsstijgingen onder meer als gevolg van de oorlog in Oekraïne, zo ja van welke? Bent u bij uw begroting uitgegaan van het prijsniveau ten tijde van het sluiten van de overeenkomst?
Stelt u gebreken vast aan het werk en zo ja, welke?
Indien er gebreken door u worden vastgesteld, op welke wijze dienen deze dan op de meest kost besparende wijze hersteld te worden? Op welk bedrag begroot u de redelijke kosten van herstel?
Geeft uw onderzoek nog aanleiding tot het maken van aanvullende opmerkingen, zo ja, welke?
2.6.
Met inachtneming van hetgeen partijen omtrent de aan de deskundige voor te leggen vragen naar voren hebben gebracht, zullen de in het dictum vermelde vragen aan de deskundige ter beantwoording worden voorgelegd.
2.7.
In het vorige tussenvonnis is al aangekondigd dat partijen ieder de helft van het totale voorschot voor de deskundige ter griffie moeten deponeren.
2.8.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.9.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.10.
Na het deskundigenbericht zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich daarover uit te laten.

3.De beslissing

De rechtbank
de deskundige en de te beantwoorden vragen
3.1.
beveelt als gevolg van het bepaalde onder 5.9. van het vonnis van 15 maart 2023 een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Kunt u, mede aan de hand van de overgelegde rapportages, vaststellen in hoeverre het werk, zoals tussen partijen is overeengekomen, door C&W is uitgevoerd? Welke werkzaamheden zijn niet uitgevoerd?
Welk bedrag vertegenwoordigt het door C&W uitgevoerde werk?
Welk kosten – rekening houdend met de in de overeenkomst opgenomen stelposten – zullen in redelijkheid gemoeid zijn met het voltooien van de overeengekomen werkzaamheden? Kunt u dat motiveren?
Is sprake van gebreken in het werk en, zo ja, welke zijn dat? Is er sprake van (gevolg)schade? Welke kosten zullen in redelijkheid zijn gemoeid met het herstel van deze gebreken en/of schade? Kunt u dat motiveren?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen en waarvan de rechter volgens u kunnen moet nemen bij de verdere beoordeling van de zaak?
3.2.
benoemt tot deskundige:
[A.],
[adres]
het voorschot
3.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
  • de deskundige dient
  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen;
  • partijen kunnen desgewenst
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag;
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
3.4.
bepaalt dat partijen ieder de helft van het voorschot voor de deskundige
binnen twee wekenna ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak dienen over te maken op het daarop vermelde rekeningnummer, onder vermelding van ‘voorschot deskundigenrapport’ en het zaak- en rolnummer,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat partijen een kopie van hun procesdossier in afschrift aan de deskundige dienen te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij het bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip respectievelijk periode waarin het onderzoek zal plaatsvinden en die datum of periode aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.9.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.10.
bepaalt dat partijen i) nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, ii) de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en iii) de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
3.11.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis en van het vonnis van 15 maart 2023 aan de deskundige zal toezenden,
het schriftelijk rapport
3.12.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.13.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.14.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.15.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen voor conclusie na deskundigenbericht op een termijn van vier weken na ontvangst ter griffie van het rapport,
3.16.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken
3.17.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.18.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1589