ECLI:NL:RBNHO:2023:527

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
10019825 / CV EXPL 22-3608
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regres op gedaagde wegens huurachterstand en ongerechtvaardigde verrijking

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en gedaagde. Eiseres heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde, waarbij zij stelt dat zij door de betaling van een huurachterstand aan derden regres heeft op gedaagde op grond van ongerechtvaardigde verrijking. De huurachterstand was een persoonlijke schuld van gedaagde, waarvoor eiseres niet verantwoordelijk is. De kantonrechter oordeelt dat eiseres onverplicht heeft betaald en dat gedaagde de schade van eiseres moet vergoeden. De vordering van eiseres wordt toegewezen.

Het procesverloop begon met een dagvaarding van eiseres op 5 juli 2022, waarna gedaagde zowel mondeling als schriftelijk heeft geantwoord. Tijdens de zitting op 17 januari 2023 zijn beide partijen en hun gemachtigden verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen gehuwd zijn geweest onder uitsluiting van gemeenschap van goederen, wat betekent dat de schulden voor rekening blijven van degene die de schuld heeft gemaakt. De kantonrechter concludeert dat de huurachterstand een persoonlijke schuld van gedaagde is, en dat eiseres dit bedrag van € 10.000,00 aan huurachterstand aan Propco heeft betaald. Dit leidt tot de conclusie dat gedaagde ongerechtvaardigd is verrijkt door de betaling van eiseres.

De kantonrechter wijst de vordering van eiseres toe en oordeelt dat gedaagde € 10.000,00 aan eiseres moet terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, omdat hij ongelijk krijgt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de kantonrechter heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10019825 / CV EXPL 22-3608 (SJ)
Uitspraakdatum: 8 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. A.J. van Ommeren
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. drs. R.J.A. Verhoeven
De zaak in het kort
In deze zaak is beoordeeld of eiseres door de betaling van een huurachterstand aan derden regres heeft op gedaagde op grond van ongerechtvaardigde verrijking. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is omdat de huurachterstand een persoonlijke schuld van gedaagde is waarvoor eiseres niet verantwoordelijk is. Eiseres heeft dus onverplicht betaald. Dat eiseres belang zou hebben bij de betaling omdat zij anders de voormalige echtelijke woning niet geheel in eigendom kon verkrijgen, maakt niet dat eiseres geen schade heeft als gevolg van de onverplichte betaling. Deze schade staat los van de afspraken die partijen hebben gemaakt over de woning. De door gedaagde gestelde waardestijging van de woning brengt daarin geen verandering. De kantonrechter acht het ook redelijk dat gedaagde de schade van eiseres vergoedt. De vordering van eiseres wordt daarom toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 5 juli 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling en schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 14 november 2022 heeft [eiseres] een akte houdende aanvulling grondslag ingediend.
1.3.
Op 17 januari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen en hun gemachtigden zijn verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest onder uitsluiting van elke gemeenschap van goederen.
2.2.
In het vonnis van 16 november 2017 van deze rechtbank is [gedaagde] bij verstek veroordeeld onder meer tot betaling van achterstallige huur aan Onyx (NL) Propco B.V. (hierna: Propco), de verhuurder van het bedrijfspand van [gedaagde] .
2.3.
In de beschikking van 14 maart 2018 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Daarin is ook bepaald dat de voormalige echtelijke woning aan [eiseres] wordt toebedeeld. De beschikking is op 22 maart 2018 ingeschreven in de daartoe bestemde registers.
2.4.
Op 19 maart 2018 is beslag gelegd op de voormalige echtelijke woning wegens de huurschuld van [gedaagde] aan Propco.
2.5.
In de e-mail van 10 april 2018 om 16:05 uur heeft [eiseres] aan [gedaagde] verzocht om contact op te nemen met de deurwaarder om een betalingsregeling te treffen of het op een andere manier op te lossen.
2.6.
In de e-mail van 10 april 2018 om 17:23 uur heeft [gedaagde] aan [eiseres] geantwoord dat hij contact heeft gehad met de deurwaarder en schuldhulpverlening.
2.7.
Op 9 juli 2018 heeft [eiseres] een bedrag van € 10.000,00 betaald aan de deurwaarder, waarna het beslag is opgeheven.
2.8.
In de e-mail van 13 april 2020 heeft [eiseres] aan [gedaagde] geschreven: ‘
De deurwaarder heeft in 2018 beslag gelegd op jouw deel van het huis. Als jij van niks weet is dit waarschijnlijk onterecht, maar dan heb ik voor niks € 10.000,- betaald om op die manier een dak boven het hoofd te houden. Dit is officieel een lening aan jou en het scheelt jou een schuld als dit snel opgelost wordt. Daarnaast is het geld hard nodig voor de kinderen. Ik heb de deurwaarder al gebeld maar zij willen alleen met jou praten, omdat jij de debiteur bent.’ Verder is in de e-mail als actie voor [gedaagde] opgenomen dat hij contact moet opnemen met de deurwaarder en moet vragen om terugstorting van de door [eiseres] gedane onterechte betaling.
2.9.
In de e-mail van 30 april 2021 heeft [eiseres] aan [gedaagde] geschreven dat partijen tot halverwege vorig jaar bij de mediator hebben gesproken over de schuld die [gedaagde] bij de deurwaarder heeft in verband met de huurachterstand van zijn bedrijfspand en het voorschieten van € 10.000,00 door [eiseres] . [eiseres] heeft gevraagd wanneer zij de betaling van € 10.000,00 op haar rekening kan verwachten.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert, na akte van aanvulling grondslag, dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 10.185,00, (lees: € 10.158,00) tegen behoorlijk bewijs van kwijting en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele betaling en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij een bedrag van € 10.000,00 aan huurachterstand en een bedrag van € 158,00 aan kosten voor de mediation voor [gedaagde] aan derden heeft betaald en dat [gedaagde] deze bedragen aan haar moet terugbetalen primair op grond van onverschuldigde betaling en subsidiair op grond van ongerechtvaardigde verrijking. [eiseres] heeft de huurachterstand betaald omdat de aan haar toebedeelde woning anders niet op haar naam kon worden gezet. Er was namelijk beslag op de woning gelegd vanwege de huurachterstand. De huurachterstand betreft echter een schuld van [gedaagde] . [gedaagde] wil het betaalde bedrag niet terugbetalen en meent dat de deurwaarder zich vergist heeft. Het vonnis van 16 november 2017 weerspreekt dat. De mediationkosten heeft [eiseres] betaald omdat zij hiervoor op grond van de mediationovereenkomst hoofdelijk aansprakelijk was. Dit bedrag van € 158,00 betreft het deel dat [gedaagde] aan de mediationkosten had moeten betalen. Maar dat heeft hij nagelaten.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] weerspreekt niet dat hij aan [eiseres] een bedrag van € 158,00 aan mediationkosten is verschuldigd en dat [eiseres] regres heeft op hem ter hoogte van dit bedrag. Hij betwist wel dat [eiseres] de huurachterstand onverschuldigd zou hebben betaald aan Propco. [eiseres] heeft aan Propco betaald op grond van artikel 6:30 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zodat [gedaagde] is bevrijd. [eiseres] heeft geen regres op hem omdat ze niet hoofdelijk waren verbonden ten aanzien van de huurschuld. Verder voert [gedaagde] aan dat [eiseres] een alternatief had om van het beslag af te komen door de rechtbank te verzoeken het beslag op te heffen. Ook meent [gedaagde] dat [eiseres] gebaat was bij de gedane betaling omdat er ten tijde van de overdracht van de woning aan [eiseres] in 2018 sprake was van een waardestijging van koopwoningen en de betaling een investering was die voor [eiseres] de weg vrijmaakte voor een aanzienlijke vermogensaanwas. Volgens [gedaagde] blijkt ook niet dat hij op enig moment in gebreke is gesteld en in verzuim is geraakt.

5.De beoordeling

Moet [gedaagde] zijn deel van de mediationkosten betalen? Ja
5.1.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] heeft erkend dat hij aan [eiseres] een bedrag van € 158,00 aan mediationkosten is verschuldigd. Verder stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde] dit bedrag niet aan [eiseres] heeft terugbetaald. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen, net zoals de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag.
Is [gedaagde] ongerechtvaardigd verrijkt door de betaling van de huurschuld door [eiseres] ? Ja
5.2.
Ter zitting is namens [eiseres] verklaard dat zij zich thans primair beroept op ongerechtvaardigde verrijking. De kantonrechter oordeelt dat dit beroep slaagt en overweegt het volgende.
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat partijen onder uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd zijn geweest. Dit betekent dat alle schulden, anders dan ten behoeve in de gewone gang van de huishouding, voor rekening blijven van degene die de schuld heeft gemaakt.
5.4.
De schuld waarover het in deze zaak gaat, betreft de huurachterstand van het bedrijfspand van [gedaagde] . Dit is een persoonlijke schuld van [gedaagde] zodat [eiseres] niet verantwoordelijk is voor de betaling daarvan. [gedaagde] heeft dat ter zitting ook niet weersproken. Verder staat vast dat [eiseres] een bedrag van € 10.000,00 aan huurachterstand aan Propco, de schuldeiser van [gedaagde] , heeft betaald. Op grond van het voorgaande concludeert de kantonrechter dat [eiseres] dit bedrag onverplicht heeft betaald. De stelling van [gedaagde] dat [eiseres] de rechtbank om opheffing van het beslag had kunnen vragen maar dat niet heeft gedaan, maakt dat niet anders. [gedaagde] verbindt aan deze stelling ook geen concreet rechtsgevolg, zodat de kantonrechter hieraan verder voorbij gaat.
5.5.
Door de betaling van [eiseres] aan Propco is [gedaagde] op grond van artikel 6:30 BW ten aanzien van Propco bevrijd en is hij ten aanzien van [eiseres] ongerechtvaardigd verrijkt. Op grond van artikel 6:212 BW heeft [eiseres] dus de mogelijkheid van regres op [gedaagde] ter hoogte van € 10.000,00. Het verweer van [gedaagde] dat [eiseres] geen regres op hem kan nemen omdat beiden niet hoofdelijk waren verbonden ten aanzien van de huurschuld faalt. [eiseres] neemt geen regres op basis van hoofdelijke verbondenheid maar op basis van ongerechtvaardigde verrijking.
Is de gestelde waardestijging van de voormalige echtelijke woning nog van invloed? Nee
5.6.
[gedaagde] is van mening dat [eiseres] er belang bij had om de woning bij de echtscheiding geheel in eigendom te verkrijgen, dat de woning sinds de aanschaf in 2002 aanzienlijk in waarde is gestegen en dat zij gebaat was bij de betaling aan Propco omdat partijen bij de echtscheiding zijn overeengekomen dat de woning zonder verrekening van waarde aan [eiseres] wordt toebedeeld. Dit betoog doet niet af aan het feit dat [eiseres] schade heeft als gevolg van haar onverplichte betaling van de persoonlijke schuld van [gedaagde] aan Propco, namelijk tot € 10.000,00. Deze schade staat los van de afspraken die partijen bij de echtscheiding hebben gemaakt over de woning. Dat [eiseres] door de waardestijging van de woning haar vermogen heeft zien toenemen en per saldo niet zou zijn verarmd, zoals door [gedaagde] is gesteld, brengt daarin ook geen verandering. Dat is namelijk het gevolg van de tussen partijen gemaakte afspraken over de woning in het kader van hun echtscheiding. Deze afspraken staan in deze procedure niet ter discussie. Er is dan ook geen aanleiding om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen om informatie over de waardestijging van de woning over te leggen, zoals door [gedaagde] ter zitting is verzocht. En voor zover [gedaagde] hiermee bedoelt een beroep op verrekening te doen, overweegt de kantonrechter dat dit niet opgaat. [gedaagde] heeft namelijk geen vordering wegens waardevermeerdering van de woning op [eiseres] die voor verrekening in aanmerking komt.
Is [gedaagde] benadeeld door de handelwijze van [eiseres] ? Nee
5.7.
[gedaagde] stelt ter zitting nog dat hij is benadeeld door [eiseres] omdat zij hem de mogelijkheid heeft ontnomen om in verzet te gaan tegen het vonnis van 16 november 2017 door op eigen houtje te handelen en hem niet te betrekken in enig overleg met de schuldeiser (Propco). Dit standpunt volgt de kantonrechter niet. Dit standpunt staat haaks op de feiten. De kantonrechter wijst op de mailwisseling tussen partijen van 10 april 2018 en op het aan [gedaagde] op 27 november 2017 betekende exploot van de grosse van het vonnis van 16 november 2017. Uit deze stukken kan worden opgemaakt dat [gedaagde] op de hoogte was van het vonnis en het beslag op de woning. Dat de exploot is betekend aan het oude adres van zijn bedrijfspand, maakt dat niet anders. Het door [eiseres] met Propco afgesproken bedrag van € 10.000,00 is bovendien lager dan het bedrag wat [gedaagde] op basis van het verstekvonnis verschuldigd is. Ook in zoverre is van benadeling dus geen sprake.
5.8.
De kantonrechter acht het in het licht van alle (de hiervoor in 5.6 en 5.7 genoemde) omstandigheden ook redelijk dat [gedaagde] de schade van [eiseres] vergoedt tot het bedrag van zijn verrijking, dus tot € 10.000,00.
Is [gedaagde] in verzuim geraakt? Ja
5.9.
De gemachtigde van [eiseres] heeft op de zitting onweersproken gesteld dat hij [gedaagde] bij brief van 23 juni 2022 (nogmaals) heeft gesommeerd om € 10.000,00 te betalen. Vast staat ook dat [gedaagde] aan deze sommatie geen gevolg heeft gegeven, waardoor hij in verzuim is geraakt. Het verweer van [gedaagde] dat er geen sprake is van een ingebrekestelling en verzuim gaat dus niet op. En gelet hierop, faalt ook het kennelijke verweer van [gedaagde] dat [eiseres] hem rauwelijks heeft gedagvaard.
De conclusie
5.10.
Op grond van het voorgaande concludeert de kantonrechter dat [gedaagde] € 10.000,00 aan [eiseres] moet terugbetalen op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Het subsidiaire standpunt van [eiseres] hoeft daarom geen verdere bespreking.
5.11.
Vast staat dat [gedaagde] dit bedrag niet aan [eiseres] heeft terugbetaald, zodat de gevorderde wettelijke rente vanaf de dagvaarding (5 juli 2022) eveneens zal worden toegewezen.
De proceskosten
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting (lees: betaling) van € 10.158,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
5 juli 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan [eiseres] , die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 127,43
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 746,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter