ECLI:NL:RBNHO:2023:5267

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
10191746 \ CV EXPL 22-5281
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering met gematigde wettelijke verhoging en afgewezen tegenvordering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een loonvordering tussen eiseres en gedaagde. Eiseres vorderde een bedrag wegens te weinig betaald loon, maar deze vordering werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde voldoende had aangetoond dat de extra gewerkte dagen in juli 2022 waren uitbetaald, en dat eiseres haar vordering onvoldoende had onderbouwd.

Daarnaast vorderde eiseres een wettelijke verhoging omdat het salaris steeds te laat was betaald. De kantonrechter stelde vast dat gedaagde inderdaad het salaris te laat had betaald, maar honoreerde het beroep op matiging van de wettelijke verhoging. Gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat eiseres inmiddels uit dienst was en gedaagde een voorschot had aangeboden, werd de wettelijke verhoging vastgesteld op 15%.

De tegenvordering van gedaagde werd afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. Gedaagde had eiseres verweten dat zij ziekte had voorgewend, maar dit werd niet aangetoond. De proceskosten werden gecompenseerd, omdat beide partijen op punten ongelijk kregen. De kantonrechter besloot dat gedaagde de wettelijke verhoging moest betalen, maar dat de proceskosten voor beide partijen op € 0,00 werden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10191746 \ CV EXPL 22-5281
Uitspraakdatum: 19 april 2023
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak (vonnis) van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. D.E. Post
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. H.L. Thiescheffer

1.De gronden van de beslissing

de vordering
1.1.
De eerste vordering van [eiser] ziet op te weinig betaald loon. Deze vordering wordt afgewezen. Uit het dossier blijkt dat het in feite gaat over drie dagen, met name gelet op productie 13 van [eiser] . [gedaagde] zegt dat er inderdaad extra is gewerkt, maar dat die drie extra dagen – hoewel niet volgens de regels – zijn uitbetaald bij de laatste salarisbetaling in juli 2022. Die stelling van [gedaagde] vindt steun in de loonstrook van die maand. Daarop staat onderaan achter “Vakantie” onder het kopje “Bij” + 24 uur. Dit is de enige maand waarin dat is gebeurd. Dit betekent het verweer van [gedaagde] aannemelijk is. [eiser] heeft haar vordering daartegenover onvoldoende onderbouwd, zodat deze niet toewijsbaar is.
1.2.
Verder vordert [eiser] de wettelijke verhoging omdat het salaris steeds te laat is betaald. Uit de arbeidsovereenkomst blijkt dat betaald moet worden voor het einde van de loonbetalingsperiode. Vast staat dat dit een maand is. Een langere termijn moet volgens de wet schriftelijk worden afgesproken. Dat is niet gebeurd, dus [gedaagde] kan zich niet op een afwijkende afspraak beroepen. Dit betekent dat [gedaagde] het salaris steeds te laat heeft betaald en dus de wettelijke verhoging verschuldigd is.
1.3.
[gedaagde] heeft een beroep gedaan op matiging daarvan. Dit beroep wordt deels gehonoreerd. De wettelijke verhoging is bedoeld als prikkel tot nakoming, om in te zetten als het te laat betalen van salaris aan de orde is. Dat speelt hier niet, omdat [eiser] uit dienst is. Wat in dit geval ook meeweegt is dat [gedaagde] heeft voorgesteld een voorschot aan [eiser] te betalen, en dat niet is gebleken dat [eiser] eerder bij [gedaagde] zelf heeft geklaagd over de te late betaling van haar salaris. Gelet op alle omstandigheden is in dit geval een wettelijke verhoging van 15% billijk.
1.4.
De proceskosten worden gecompenseerd omdat partijen over en weer op punten ongelijk krijgen.
de tegenvordering
1.5.
De tevenvordering wordt afgewezen omdat die onvoldoende is onderbouwd. Het verwijt is dat [eiser] ziekte heeft voorgewend in verband met een opleiding die zij zou volgen voor haar nieuwe werkgever. Dit blijkt nergens uit. Bij twijfel over ziekte had [gedaagde] de bedrijfsarts moeten inschakelen om dit vast te stellen. Dat is niet gebeurd.
1.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat hij ongelijk krijgt, maar gelet op de samenhang met de zaak van de vordering worden die kosten op € 0,00 gesteld.

2.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
2.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke verhoging van 15% over het loon van de maanden januari 2022 tot en met juli 2022, te betalen binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze wettelijke verhoging vanaf de dag van verschuldigdheid tot aan de dag van de gehele betaling;
2.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
2.3.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering
2.5.
wijst de vordering af;
2.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op € 0,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter