ECLI:NL:RBNHO:2023:5253

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
C/15/337728 / HA ZA 23-155
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in geschil tussen vennoten van vof VKV Bouw Volendam

Op 14 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een vonnis gewezen in een incident betreffende de bevoegdheid van de rechtbank in een geschil tussen twee vennoten van de voormalige vennootschap onder firma (vof) VKV Bouw Volendam. De eiser in de hoofdzaak, aangeduid als [eiser/verweerder], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, aangeduid als [gedaagde/eiser], met betrekking tot de eigendomsoverdracht van een onverdeelde helft van een gemeenschappelijk bedrijfspand. De partijen zijn het echter niet eens over de waarde van deze onverdeelde helft en de eiser vordert onder andere een deskundigenonderzoek en de vereffening van de vof.

In het incident heeft de gedaagde zich beroepen op een bepaling in de oprichtingsakte van de vof, waarin staat dat geschillen via arbitrage moeten worden beslecht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen ondubbelzinnige keuze voor arbitrage is gemaakt door de partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbitrageovereenkomst niet voldoende duidelijk is om afstand te doen van het recht op toegang tot de gewone rechter. De rechtbank achtte zich daarom bevoegd om het geschil in de hoofdzaak te beoordelen.

De rechtbank heeft de incidentele vordering van de gedaagde afgewezen en deze veroordeeld in de proceskosten van het incident. De kosten zijn begroot op € 598,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De zaak zal op 26 juli 2023 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/337728 / HA ZA 23-155
Vonnis in incident van 14 juni 2023
in de zaak van
[eiser/verweerder],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. H.C. Koops te Amstelveen,
tegen
[gedaagde/eiser],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. F.J.C. van Altena te Marken.
Partijen zullen hierna [eiser/verweerder] en [gedaagde/eiser] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak gaat het om een geschil tussen de twee vennoten van de voormalige vof VKV Bouw Volendam. Na de beëindiging van de vof is [gedaagde/eiser] bereid de eigendom van de onverdeelde helft van het gemeenschappelijke bedrijfspand aan [eiser/verweerder] over te dragen. Partijen zijn het echter niet eens over de waarde van de onverdeelde helft. [eiser/verweerder] vordert in de hoofdzaak - kort gezegd - een deskundigenonderzoek te bevelen, de vereffening van de vof te gelasten, [gedaagde/eiser] op verbeurte van een dwangsom te bevelen mee te werken aan de levering aan [eiser/verweerder] van zijn aandeel in het bedrijfspand, en veroordeling van [gedaagde/eiser] tot betaling van 50% van de kosten van levering.
2.2.
In het incident vordert [gedaagde/eiser] dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. [gedaagde/eiser] beroept zich erop dat op grond van artikel 15 van de oprichtingsakte van de vof het geschil moet worden beslecht via arbitrage. [eiser/verweerder] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3.
Een arbitrageovereenkomst houdt in dat de contracterende partijen afstand doen van het recht op toegang tot de bij wet ingestelde gerechten. Het is vaste rechtspraak dat het doen van afstand van de toegang tot de gerechten vrijwillig en ondubbelzinnig dient te geschieden.
2.4.
Vof VKV Bouw Volendam had aanvankelijk drie vennoten. Na het uittreden van de derde vennoot hebben [eiser/verweerder] en [gedaagde/eiser] de vof voortgezet. Net als in de eerdere akte staat in de heroprichtingsakte het volgende:
“(…)
ARBITRAGE
Artikel 15
Alle geschillen welke mochten ontstaan met betrekking tot de uitleg of uitvoering van bepalingen in deze overeenkomst, zullen niet worden onderworpen aan het oordeel van de gewone rechter, doch zullen worden beslist onderling door de meeste stemmen gelden waarin iedere vennoot evenveel stemrecht heeft.
Een geschil is aanwezig indien een van de vennoten in een met reden omklede aangetekende brief of bij deurwaardersexploit aangeeft, dat een geschil aanwezig is.
De kosten van arbitrage zullen door de vennoten worden gedragen in de verhouding als door de scheidslieden zal worden bepaald.
(…)”
2.5.
Met drie vennoten is geschillenbeslechting via handopsteking goed werkzaam, maar met twee vennoten biedt de in het eerste lid overeengekomen geschillenbeslechting geen soelaas. Artikel 15 bevat geen aanwijzing op welke andere wijze een geschil moet worden opgelost als de stemmen staken. Artikel 15 lid 3 van de oprichtingsakte geeft weliswaar een regeling voor de kostenverdeling bij arbitrage, maar een nadrukkelijke keuze voor arbitrage valt daaruit niet af te leiden. Artikel 15 lid 3 van de oprichtingsakte houdt slechts een regeling in voor zover de vennoten kiezen voor arbitrage. Een mogelijke keuze voor arbitrage houdt echter geen ondubbelzinnige van afstand in van de toegang tot de bij wet ingestelde gerechten. De rechtbank acht zich dan ook bevoegd het geschil in de hoofdzaak te beoordelen.
2.6.
Dit leidt tot conclusie dat de incidentele vordering moet worden afgewezen. [gedaagde/eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [gedaagde/eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser/verweerder] tot op heden begroot op € 598,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na dit vonnis,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
26 juli 2023voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.type: