De voorzieningenrechter volgt verzoekster niet in dat betoog. Verweerder heeft in het bestreden besluit de betrokken belangen toereikend afgewogen. Verweerder heeft zich daarbij in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verzoekster niet heeft onderbouwd dat het terugbrengen van de padelactiviteiten in de avonduren, zal leiden tot een zodanige negatieve invloed op de bedrijfseconomische en financiële situatie van verzoekster dat het voortbestaan van verzoekster als tennisvereniging daardoor bedreigd wordt, dan wel anderszins leidt tot onaanvaardbare financiële gevolgen. Dat al langere tijd, achteraf bezien, sprake is van een overschrijding van de geluidsnorm door het spelen van tennis maakt niet dat verweerder deze overtreding in het voordeel van verzoekster in de belangenafweging diende te betrekken. Dat over het spelen van tennis geen klachten zijn ontvangen en over het spelen van padel wel, hoefde verweerder ook niet doorslaggevend te laten zijn in de belangenafweging, al is het maar omdat thans wel wordt geklaagd over overschrijding van de maximaal toegelaten geluidsbelasting. Ten aanzien van de avondcompetities die moeten worden afgelast, merkt de voorzieningenrechter op dat verzoekster vanaf de ontvangst van het akoestisch onderzoek in juli 2022 wist, althans had kunnen weten, dat zij niet voldeed aan de geluidsnormen. Daarnaast heeft verzoekster feitelijk enige tijd de gelegenheid gehad zich aan te passen. Eerst vanaf de oplegging van de last in september 2022 kon padel ‘s avonds niet meer gespeeld worden. Vervolgens is de begunstigingstermijn door de voorzieningenrechter ook nog verlengd tot 1 november 2022. Er was daarom voldoende tijd om de bedrijfsvoering en de avondcompetitie aan te passen.
Ten slotte heeft verweerder in de afweging kunnen betrekken dat de bewoners van de [straatnaam] aangeven dat zij sinds de padelbanen begin 2022 in gebruik zijn genomen, ernstige geluidshinder ervaren van de padelactiviteiten. Hetgeen verzoekster stelt over het door verweerder aangehaalde rapport van het RIVM, hoefde verweerder er niet toe brengen dat aan de belangen van de omwonenden die geconfronteerd worden met verboden geluidsoverlast voorbij moet worden gegaan, wat er ook zij van de stelling dat de gezondheidseffecten van de lawaaioverlast door padel beperkt van aard zouden zijn. Ook de stelling dat slechts sprake zou zijn van “maar” twee klagers en daarom de belangenafweging in het voordeel van verzoekster had moeten uitvallen, volgt de voorzieningenrechter niet. [derde partij] heeft immers (meerdere malen) aangegeven op te treden namens alle bewoners van de [straatnaam] , terwijl overschrijding van de geluidsnormen op een of meer huizen ook volgt uit het akoestisch rapport van 11 juli 2022.
Voor zover verzoekster, kennelijk met een beroep op gelijke behandeling, verwijst naar het achterwege laten van handhaving tegen een tennisvereniging in [plaats] , merkt de voorzieningenrechter op dat dat beroep niet opgaat reeds omdat een ander bestuursorgaan, namelijk het college van burgemeester en wethouders van [plaats] , daar het bevoegd gezag is en niet verweerder, zodat verweerder geen ongelijke behandeling kan worden verweten. Bovendien heeft de Omgevingsdienst ter zitting nog aangevoerd dat in [plaats] wel een handhavingstraject wordt voorbereid. De voorzieningenrechter heeft op voorhand geen aanleiding aan de juistheid van die stelling te twijfelen. Hiervoor is reeds overwogen dat er geen zicht op legalisatie is, zodat ook die stelling van verzoekster niet mee kan brengen dat de belangenafweging onredelijk is. Dat verzoekster voornemens is andere maatregelen te treffen, noopt verweerder, reeds omdat de (effecten van die) maatregelen niet zijn komen vast te staan, evenmin om de belangenafweging ontoereikend te achten.