ECLI:NL:RBNHO:2023:520

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
15/339771-21 en 13/198468-19 (vord tul) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op winkel met bedreiging van personeel en klanten

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op de winkel Used Products in Purmerend op 7 augustus 2021. Tijdens deze overval werden zowel een winkelmedewerker als een binnenkomende klant bedreigd met een vuurwapen en een mes. De slachtoffers werden gedwongen op de grond te liggen en hun handen werden met tiewraps vastgebonden. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen van de verdachte door verbalisanten op camerabeelden betrouwbaar waren en als bewijs konden dienen. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 38 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de herkenningen onbetrouwbaar waren, en concludeerde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar vormde voor de samenleving door het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/339771-21 en 13/198468-19 (vord tul) (P)
Uitspraakdatum: 3 januari 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 december 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
thans gedetineerd in het [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J.A. Huibers, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.J. de Groot, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een pand gelegen aan [adres] , waar de winkel van Used
Products is gevestigd, goederen (o.a. smartphones en/of I pads en/of sieraden) met een totale
waarde van (ongeveer) 20.649,25 euro en/of 2900,- euro aan contant geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Used Products, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de winkel van Used Products binnen te lopen en het aanwezige personeelslid, te weten [slachtoffer 1] te bedreigen met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een machete en/of een mes
- ( onder bedreiging van voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of machete en/of mes) die [slachtoffer 1] te gebieden de kluis te openen en/of
- de inhoud van de kluis eruit te halen en/of
- steeds te vragen: “waar zijn de horloges, waar zijn de horloges” en/of
- te dreigen dat die [slachtoffer 1] de horloges moest geven en anders in elkaar zou worden geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] te gebieden in het magazijn op zijn buik op de grond te gaan liggen en/of
- de handen van die [slachtoffer 1] op zijn rug vast vast te binden met tiewraps en/of
- ( daarbij) het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] te richten en/of
- ( vervolgens) met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp een binnenkomende klant, te weten [slachtoffer 2] te dwingen naar het magazijn te gaan en/of
- die [slachtoffer 2] tevens te gebieden op zijn buik op de grond gaan liggen en/of
- de handen van die [slachtoffer 2] met tiewraps op zijn rug vast te binden en/of
- geld uit de kassalade te halen;
Feit 2
hij op of omstreeks 30 maart 2022 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gas/alarmvuurwapen van het merk ZASTAVA 635, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of een hoeveelheid munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie, althans een of meer scherpe centraal-vuur projectielpatronen, voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 baseert de officier van justitie dit mede op de herkenningen van de verdachte door vier verbalisanten. De officier van justitie acht deze herkenningen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de herkenningen van de verdachte door vier verbalisanten moeten worden uitgesloten van het bewijs. De processen-verbaal voldoen niet aan de eisen van duidelijkheid, controleerbaarheid en verifieerbaarheid. De verbalisanten hebben niet (duidelijk) geverbaliseerd op welke (video)beelden zij hun herkenning hebben gebaseerd. Uit de processen-verbaal blijkt evenmin dat de verbalisanten een specifieke training hebben gevolgd of ervaring hebben op het gebied van gezichtsvergelijking en herkenning van personen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de ten laste gelegde overval op de winkel Used Products in Purmerend op 7 augustus 2021.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen gezichtsherkenning van bekende personen en vergelijking van gezichtsbeelden. [1]
Gezichtsherkenning vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld en niet slechts op basis van een gezicht, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, handen, lengte, postuur, kleding en manier van lopen. Aldus spelen verschillende elementen daarbij een rol, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen. De betrouwbaarheid van een herkenning is voor een belangrijk deel gelegen in de persoon die herkent. Wie iemand goed kent, heeft soms maar weinig visuele informatie nodig om hem of haar te herkennen.
Vergelijking van gezichtsbeelden is een kwalitatief ander cognitief proces dan herkenning van bekende gezichten. Gezichtsvergelijking geschiedt door een foto van een verdachte te vergelijken met beschikbare (camera)beelden.
Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, blijkt uit de bewijsmiddelen dat in de onderhavige zaak geen sprake is van gezichtsvergelijking maar van gezichtsherkenning door opsporingsambtenaren die de verdachte kennen van vorige aangelegenheden. Verbalisant [verbalisant 1] kent de verdachte ambtshalve uit zijn werkgebied en heeft de verdachte meermaals staande gehouden. Verbalisant [verbalisant 2] heeft de verdachte meermaals staande gehouden en is vaker op het huisadres van de verdachte geweest in verband met meldingen. Uit de processen-verbaal van bevindingen volgt dat beide verbalisanten hun herkenning hebben opgemaakt nadat zij een video-opname – en niet slechts de stills van die opname – hebben bekeken. Achter de processen-verbaal hebben de verbalisanten een screenshot gevoegd van de persoon die zij op deze opname hebben herkend. De rechtbank stelt vast dat de bijgevoegde afbeelding telkens een still (screenshot) betreft van de camerabeelden (gemaakt binnen Used Products) die zich in het dossier bevinden. Deze camerabeelden zijn niet alleen van zeer goede kwaliteit, ook is de dader daarop minutenlang te zien en te horen. De verbalisanten hebben verklaard dat zij de verdachte herkennen aan een combinatie van zijn persoonskenmerken, te weten de vorm van zijn oren, de vorm van zijn ogen, zijn postuur en zijn huidskleur. Van feiten of omstandigheden die de herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar maken, is de rechtbank niet gebleken. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de herkenningen door de verbalisanten betrouwbaar zijn en bruikbaar voor het bewijs.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 7 augustus 2021 te Purmerend tezamen en in vereniging met een ander in een pand gelegen aan [adres] , waar de winkel van Used Products is gevestigd, goederen (o.a. smartphones en iPads en sieraden) met een totale waarde van 20.649,25 euro en 2900,- euro aan contant geld, aan Used Products toebehorend heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door
- de winkel van Used Products binnen te lopen en het aanwezige personeelslid, te weten [slachtoffer 1] te bedreigen met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en een mes en
- onder bedreiging van voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en een mes die [slachtoffer 1] te gebieden de kluis te openen en
- de inhoud van de kluis eruit te halen en
- steeds te vragen: “waar zijn de horloges, waar zijn de horloges” en
- te dreigen dat die [slachtoffer 1] de horloges moest geven en anders in elkaar zou worden geslagen en
- die [slachtoffer 1] te gebieden in het magazijn op zijn buik op de grond te gaan liggen en
- de handen van die [slachtoffer 1] op zijn rug vast te binden met tiewraps en
- het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] te richten en
- vervolgens met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een binnenkomende klant, te weten [slachtoffer 2] te dwingen naar het magazijn te gaan en
- die [slachtoffer 2] tevens te gebieden op zijn buik op de grond gaan liggen en
- de handen van die [slachtoffer 2] met tiewraps op zijn rug vast te binden en
- geld uit de kassalade te halen;
Feit 2
hij op 30 maart 2022 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gas/alarmvuurwapen van het merk ZASTAVA 635, zijnde een vuurwapen in de vorm van pistool en een hoeveelheid munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie scherpe centraal-vuur projectielpatronen, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 58 maanden, met aftrek van het voorarrest. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie, conform de geldende OM-richtlijnen voor strafvordering, een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren als uitgangspunt genomen. De officier van justitie heeft daarbij als strafverzwarende omstandigheden meegewogen dat sprake is van medeplegen, dat de slachtoffers zijn vastgebonden, er is gedreigd met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de verdachten vermomd waren en de overval op professionele wijze is georganiseerd. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie meegewogen dat het vuurwapen geladen en aldus direct gereed was voor gebruik.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd. De raadsvrouw heeft wel verzocht om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen in het geval aan de verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd die korter is dan het reeds ondergane voorarrest.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een winkel, waarbij de aanwezige winkelmedewerker, alsook een binnenkomende klant, zijn bedreigd met een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, en een groot mes. De slachtoffers werden gedwongen op hun buik op de grond te gaan liggen en hun handen werden op hun rug vastgebonden met tiewraps. De overvallers vroegen telkens om horloges. Als de medewerker deze horloges niet zou afgeven, zou hij in elkaar worden geslagen.
De verdachten hebben de kluis leeggehaald en daarbij verschillende goederen en een geldbedrag buit gemaakt, waarna zij er met behulp van een eerder gestolen scooter en (vervolgens) met een eveneens als gestolen opgegeven auto, vandoor zijn gegaan.
Een gewapende winkeloverval is een zeer ernstig feit. De overvallers hebben de slachtoffers angst ingeboezemd door hen tijdens hun werk dan wel een bezoek aan de winkel gewapend te overvallen. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven dat hij geen respect heeft voor de spullen van anderen en dat hij niet stilstaat bij de psychische gevolgen die zijn daden (kunnen) hebben voor de slachtoffers. Kennelijk heeft de verdachte zich enkel laten leiden door zijn wens om snel en gemakkelijk aan geld te komen. Daar komt bij dat een dergelijke feit gevoelens van angst en onrust kan veroorzaken in de samenleving. Dit geldt in dit geval ook voor het winkelend publiek dat is geconfronteerd met de verdachte en zijn mededader toen zij bewapend met hun buit op de vlucht sloegen. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen noch spijt of berouw getoond in de richting van de slachtoffers. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen en bijbehorende munitie thuis voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt, en dat gelet op de ernst van de feiten dit een vrijheidsbenemende straf van langere duur moet zijn.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte reeds meermaals eerder ter zake van een vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 30 juni 2022, opgesteld door [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Uit het rapport komt naar voren dat sprake is van een beginnend delictpatroon van (vermogens)delicten met een geweldscomponent. Als risicofactoren worden aangemerkt het sociaal netwerk en de schulden van de verdachte. De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen en bij bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met de medeverdachte, het meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan ambulante begeleiding door de stichting Indaad.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS, waarin voor een overval op een winkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee tot drie jaren als uitgangspunt is opgenomen. Gelet op de persoon van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd, in samenhang bezien met de geldende oriëntatiepunten, ziet de rechtbank aanleiding om een gevangenisstraf van kortere duur op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 38 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding tot oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.

7.Oplegging van de maatregel van onttrekking aan het verkeer

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
- 1 STK Pistool (Goednummer: 1355773);
- 1 STK Patroonhouder (Goednummer; 1360493),
dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 2 bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 25 februari 2020 in de zaak met parketnummer 13/198468-19 heeft de meervoudige strafkamer in de rechtbank te Amsterdam de verdachte ter zake van zware mishandeling en diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a Sv is op 19 maart 2020 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 11 maart 2020 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen. Hoewel de verdachte in zijn proeftijd strafbare feiten heeft gepleegd en de vordering op grond daarvan in beginsel kan worden toegewezen, acht de rechtbank toewijzing van de vordering, gelet op de aan de verdachte op te leggen straf, niet opportuun.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36b, 36c, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
38 (achtendertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
- 1 STK Pistool (Goednummer: 1355773);
- 1 STK Patroonhouder (Goednummer; 1360493).
Vordering tot tenuitvoerlegging
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank te Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/198468-19 opgelegde voorwaardelijke straf.
Voorlopige hechtenis
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mrs. I.A.M. Tel en M. Lolkema, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.S. Rietdijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 januari 2023.
mr. Lolkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst hierbij naar de vakbijlage van het Nederlands Forensisch Instituut “Algemene onderzoeksmethode vergelijking van gezichtsbeelden”, versie 2.5, november 2016.