ECLI:NL:RBNHO:2023:5120

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
15-168302-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing op openbare weg door meerdere personen met bedreiging van geweld

Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing. De zaak vond plaats in Haarlem en betreft een incident dat zich op 14 mei 2022 voordeed in Beverwijk en Heemskerk. De verdachte, geboren in Afghanistan, werd beschuldigd van het in vereniging afpersen van twee slachtoffers op de openbare weg, waarbij hij bedreigingen met geweld uitte en gebruik maakte van een mes en een machete. Tijdens de zitting op 21 maart 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdachte heeft het feit bekend, maar zijn raadsman heeft betoogd dat hij niet volledig op de hoogte was van de plannen om de slachtoffers te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot jeugddetentie van 65 dagen, waarvan 62 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een leerstraf van 20 uur. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waarbij de vorderingen tot schadevergoeding van beide slachtoffers gedeeltelijk zijn toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte in de kosten van de benadeelde partijen veroordeeld en de schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is om bedragen aan de Staat te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15.168302.22 (P)
Uitspraakdatum: 4 april 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 21 maart 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Afghanistan),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B. Wernik, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2022 te Beverwijk en/of te Heemskerk, althans in Nederland, op of aan de openbare weg, te weten de Belgiëlaan en/of de Eemstraat, althans de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal ongeveer 370 euro en/of een Louis Vuitton tasje met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander dan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde door
- een mes en/of een machete en/of een hakbijl te pakken en/of
- te zeggen (tegen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] ): “geef het geld of wij gaan je neersteken” en/of
- achter die [benadeelde partij 1] aan te rennen en/of
- die [benadeelde partij 1] vast te pakken bij zijn schouder en/of
- het mes te richten op die [benadeelde partij 1] en/of
- te zeggen (tegen [benadeelde partij 1] ): “geef me je geld, anders steek ik je neer” en/of "ik zweer het ik steek je" en/of "geef me gewoon het geld”, en/of
- te zeggen (tegen [benadeelde partij 2] ) "als je liegt dan ga ik je steken",
althans woorden van gelijke dreigende strekking of aard;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging refereert ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit aan het standpunt van de officier van justitie.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] van 15 mei 2022 (dossierpagina’s 137 t/m 140, 142), ten overstaan van verbalisanten afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] van 15 mei 2022 (dossier pagina’s 152 t/m 154), ten overstaan van verbalisant afgelegd.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 14 mei 2022 te Beverwijk en Heemskerk, op de openbare weg, te weten de Belgiëlaan en/of de Eemstraat, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal 370 euro en een Louis Vuitton-tasje met inhoud, dat aan die [benadeelde partij 1] of [benadeelde partij 2] toebehoorde door
- een machete en een hakbijl te pakken en
- te zeggen tegen die [benadeelde partij 2] : “geef het geld of wij gaan je neersteken” en
- achter die [benadeelde partij 1] aan te rennen en
- die [benadeelde partij 1] vast te pakken bij zijn schouder en
- het mes te richten op die [benadeelde partij 1] en
- te zeggen tegen [benadeelde partij 1] : “geef me je geld, anders steek ik je neer” en “ik zweer het ik steek je” en “geef me gewoon het geld”, en
- te zeggen tegen [benadeelde partij 2] “als je liegt dan ga ik je steken”.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 65 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 62 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder algemene voorwaarden.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uur, bestaande uit een leerstraf van 20 uur (Tools4U regulier) en een werkstraf van 60 uur.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte pas kort voor het incident hoorde over de plannen om de slachtoffers te beroven. Hij was hier tevoren niet van op de hoogte. Wel was verdachte ervan op de hoogte dat de medeverdachten een wapen bij zich droegen. Tijdens de beroving hebben twee medeverdachten zichtbaar gebruik gemaakt van en gedreigd met deze wapens. Verdachte heeft zich hier uitdrukkelijk niet schuldig aan gemaakt. Op het moment dat het wapen werd getoond heeft verdachte aan de medeverdachte juist gevraagd waar hij mee bezig was. Dit toont aan dat er bij verdachte sprake is van een moreel besef. Ook toont het aan dat er een verschil is tussen het handelen van verdachte en het handelen van medeverdachte die de machete vasthield.
De raadsman sluit zich aan bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), te weten de oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf en een leerstraf. De Raad heeft positief gerapporteerd over verdachte.
Een leerstraf is volgens de raadsman nodig om de weerbaarheid van verdachte te vergroten. Verdachte is niet weerbaar gebleken. Dat verklaart ook waarom verdachte in januari 2023 is meegegaan met medeverdachte [medeverdachte] en hij daarmee zijn bijzondere voorwaarden, te weten het contactverbod, schond. Tot slot heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet eerder voor een dergelijk feit veroordeeld is. Een voorwaardelijke jeugddetentie is daarom volgens de raadsman niet passend.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en ook door de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de rapportages van de Raad.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 14 mei 2022 tezamen met anderen schuldig gemaakt aan een afpersing op de openbare weg, waarbij de slachtoffers onder bedreiging van een machete en een hakbijl zijn gedwongen geld en goederen af te geven. Zij zijn daarbij woordelijk bedreigd en door de verdachten meegenomen naar een rustige plek onder het mom van de verkoop van ‘vapes’. Nadat beide aangevers geld hadden moeten afstaan, heeft één van de aangevers ook nog zijn tasje met inhoud moeten afgeven. Verdachte heeft dit tasje aangenomen en onder zijn kleding verstopt.
Afpersing op de openbare weg is een zeer ernstig feit. In het algemeen zijn slachtoffers van dit soort feiten vaak nog lang bang om op straat te zijn en opnieuw in een vergelijkbare situatie terecht te komen. Naast de gevoelens van angst bij de slachtoffers, zorgen dit soort feiten ook voor gevoelens van onveiligheid bij mensen die hiervan getuige zijn of hierover horen. Verdachte is met zijn handelen geheel voorbij gegaan aan deze gevoelens en heeft kennelijk alleen gedacht aan wat er voor hem te halen viel. Dat verdachte naar eigen zeggen zelf geen wapen heeft gebruik en dit ook zou hebben afgekeurd, doet aan de ernst van het feit niet af. De rechtbank rekent het verdachte hoe dan ook aan dat hij op het moment dat hij de hakbijl en de machete bij medeverdachten zag, niet heeft besloten om weg te gaan, maar juist aan de afpersing heeft bijgedragen. Verdachte is daarbij berekenend te werk gegaan. Zo is hij bewust buiten het bereik van camera’s gebleven. Ook heeft hij zich kort na de beroving verkleed om herkenning te voorkomen en heeft hij de afgenomen tas onder zijn kleding verstopt, naar eigen zeggen om niet op te vallen. Ondanks dat verdachte over zijn rol wisselende verklaringen heeft afgelegd bij de politie en ter zitting, staat vast dat hij heeft bekend aan de beroving te hebben deelgenomen. In het nadeel van verdachte heeft de rechtbank er ook rekening mee gehouden dat hij zijn rol in de beroving in zijn verklaringen heeft geprobeerd te bagatelliseren, terwijl gebleken is dat hij hierin een wezenlijk aandeel heeft gehad.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte adviesrapport van de Raad van 20 maart 2023. Hieruit blijkt dat verdachte en zijn ouders aangeven dat het thuis goed gaat. De Raad acht het van belang dat verdachte zijn leven voortzet, zoals hij dit nu leeft. Dit betekent volgens de Raad betrokkenheid bij zijn ouders, goed in contact met hen zijn, serieus met zijn werk en toekomst bezig, een zinvolle invulling van zijn vrijetijdsbesteding en het hebben van pro-sociale vrienden. De Raad acht het verder van belang dat verdachte zijn vaardigheden en inzicht ten aanzien van de gevolgen van keuzes en gedrag vergroot middels een training sociale vaardigheden. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke
,deels onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen, waarvan een leerstraf, te weten de gedragsinterventie Tools4U regulier, in ieder geval onderdeel uitmaakt van het onvoorwaardelijke deel.
Tijdens de zitting heeft de Raad hieraan toegevoegd dat verdachte zich enerzijds positief heeft ontwikkeld, maar dat hij op de zitting niet geheel openheid lijkt te geven. Een leerstraf wordt voor verdachte het meest passend geacht. Verdachte heeft extra hulp nodig bij het inzien van oorzaak en gevolg. De Raad ziet geen meerwaarde in het opleggen van een jeugddetentie en jeugdreclassering. Wel adviseert de Raad algemene voorwaarden op te leggen met een proeftijd van twee jaar.
Namens de jeugdreclassering is ter zitting aangesloten bij het strafadvies van de Raad. De hoop en verwachting is dat verdachte van de leerstraf daadwerkelijk wat opsteekt. Ook acht de jeugdreclassering het van belang dat het delict nogmaals met verdachte besproken wordt. Daarnaast zijn de vriendenkeuzes, zijn beïnvloedbaarheid en het maken van keuzes belangrijke onderwerpen om tijdens de leerstraf te behandelen.
Conclusie
Alles afwegende, er ook rekening mee houdend dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een (soortgelijk) strafbaar feit, is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. De rechtbank zal echter bepalen dat deze vrijheidsbenemende straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Aan deze straf zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast is gebleken dat verdachte wel wist van de aanwezigheid van de wapens, maar dat hij ten overstaan van de slachtoffers geen wapen heeft gebruikt, althans dat is niet wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte is daarnaast een positieve weg ingeslagen. Hij werkt veel, heeft een goed contact met zijn ouders en is bezig met zijn toekomst. Een verblijf in een jeugdgevangenis zal deze positieve ontwikkelingen doorkruisen en dat wordt niet in het belang van verdachte geacht. Wel dient er een stevige stok achter de deur te zijn om te voorkomen dat de verdachte wederom een (soortgelijk) strafbaar feit pleegt.
De rechtbank is verder van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen duur dient te worden opgelegd. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op deze werkstraf in mindering worden gebracht.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een leerstraf dient te worden opgelegd. Deze leerstraf zal bestaan uit de gedragsinterventie Tools4U regulier.
Tot slot zal de rechtbank bepalen dat deze taakstraffen binnen een termijn van negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis moeten worden voltooid.

7.Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 649,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit twee posten, te weten:
- post 1: Apple Airpods Pro, ter waarde van € 279,-;
- post 2: Bankbiljetten (1x50, 15x20, 2x10), ter waarde van € 370,-.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, conform het vonnis van medeverdachte [medeverdachte] , hoofdelijk en met wettelijke rente dient te worden toegewezen voor een bedrag van € 370,-. Dit betreft een deel van het onder medeverdachte [medeverdachte] in beslag genomen bedrag, hetgeen als gestolen buit aan aangever [benadeelde partij 1] moet worden teruggegeven. Benadeelde [benadeelde partij 1] wordt daarmee schadeloos gesteld. De officier van justitie stelt zich verder op het standpunt dat schadepost 1 (Apple Airpods Pro) dient te worden afgewezen. De officier van justitie heeft voorts verzocht tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat de schade genoemd onder post 2 tot een bedrag van € 370,- rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal wat meer of anders is gevorderd, afwijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de andere gestelde schadepost (post 1, Apple Airpods) het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3.4. bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: afpersing, op de openbare weg, in vereniging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.848,83 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit 10 posten, te weten:
- post 1: Paspoort, ter waarde van € 57,34;
- post 2: Louis Vuitton District PM Messenger Bag, ter waarde van € 1.300,-;
- post 3: Airpods Pro, ter waarde van € 279,-;
- post 4: Rabo reader, ter waarde van € 14,95;
- post 5: Powerbank;
- post 6: Apple oplaadkabel, ter waarde van € 39,99;
- post 7: Apple usb adapter, ter waarde van € 36,99;
- post 8: Schoolbankpas + persoonlijke pas;
- post 9: Calvin Klein parfum, ter waarde van € 70,-;
- post 10: Benzine kosten (264 km), ter waarde van € 47,56.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, conform het vonnis van medeverdachte [medeverdachte] , hoofdelijk en met wettelijke rente dient te worden toegewezen voor een bedrag van € 57,34. Dit betreft post 1 van de vordering, het paspoort. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de posten 3,4,6,7,8,9 en 10 afgewezen zouden moeten worden en dat de posten 2 en 5 niet ontvankelijk dienen te worden verklaard. De officier van justitie heeft voorts verzocht tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat de schade genoemd onder post 1 tot een bedrag van € 57,34 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Het paspoort is na de afpersing in het water aangetroffen. Aangenomen kan worden dat een paspoort dat enige tijd in het water heeft gelegen, niet meer bruikbaar is en vervangen moet worden. De vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor de schade genoemd in de posten 2 en 5 niet in zijn vordering ontvangen, omdat deze posten niet zijn onderbouwd.
De rechtbank zal wat meer of anders is gevorderd, afwijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de gestelde schadeposten 3, 6, 7 en 10 het rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit.
De schadeposten 4, 8 en 9 worden afgewezen omdat deze goederen inmiddels aan de aangever zijn teruggegeven.
De benadeelde partij kan het deel van de vordering, dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3.4. bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: afpersing, op de openbare weg, in vereniging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
40 (veertig) dagen. Beveelt dat deze jeugddetentie
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
40 (veertig) urentaakstraf in de vorm van een
werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 20 dagen jeugddetentie. Bepaalt dat deze werkstraf binnen een termijn van negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in de vorm van een werkstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
20 (twintig) urentaakstraf in de vorm van een
leerstraf, te weten de gedragsinterventie Tools4U regulier, aangeboden door of namens de Raad, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 10 dagen jeugddetentie. Bepaalt dat deze leerstraf binnen een termijn van negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 370,-voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 370,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan al door of namens een (van de) medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]geleden schade tot een bedrag van € 57,34 voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor wat betreft post 2 (Louis Vuitton District PM Messenger Bag, € 1.300,-) en 5 (Powerbank) niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 57,34 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan al door of namens een (van de) medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. de Jong, voorzitter,
mr. M.C.A. Onderwater en mr. J.J. Veldheer, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.S. van Lede – Terhaar sive Droste,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 april 2023.
Mr. J.J. Veldheer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.