ECLI:NL:RBNHO:2023:5060

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
C/15/331826 / HA ZA 22-563
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over een hond na relatiebeëindiging met omgangsregeling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, staat de eigendom van een hond centraal. De partijen, die een affectieve relatie hebben gehad, hebben de hond tijdens hun relatie aangeschaft. Na de beëindiging van hun relatie in 2018 hebben zij een omgangsregeling voor de hond afgesproken. Echter, sinds januari 2022 houdt de gedaagde zich niet meer aan deze regeling en verblijft de hond uitsluitend bij haar. De eiser vordert primair een verklaring voor recht dat hij de eigenaar van de hond is en dat de hond aan hem moet worden afgegeven. Subsidiair vraagt hij de rechtbank om een nieuwe omgangsregeling vast te stellen. De gedaagde stelt dat zij de eigenaar van de hond is.

De rechtbank oordeelt dat de hond gemeenschappelijk eigendom is van beide partijen. Na een zorgvuldige afweging van de belangen van de hond en de partijen, beslist de rechtbank dat de hond aan de gedaagde wordt toegedeeld. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiser af, omdat er onvoldoende bewijs is dat de volledige eigendom van de hond bij hem berust. De rechtbank concludeert dat er geen eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden en dat de hond gezamenlijk eigendom is van beide partijen. De rechtbank houdt rekening met het belang van de hond en de omstandigheden van de partijen bij de beslissing over de toedeling van de hond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/331826 / HA ZA 22-563
Vonnis van 31 mei 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S.H.N. de Wijs te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.Z. Bosman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de vraag wie de eigenaar is van hond [T] . [T] is tijdens de relatie van partijen gekocht. Partijen zijn na de beëindiging van hun relatie in 2018 voor [T] een omgangsregeling overeengekomen. [gedaagde] komt deze regeling sinds januari 2022 niet meer na. Sindsdien is [T] uitsluitend bij haar. [eiser] vordert primair een verklaring voor recht dat hij eigenaar is van [T] , en afgifte van [T] aan hem. Subsidiair vordert [eiser] dat de rechtbank een nieuwe omgangsregeling vaststelt. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij eigenaar is van [T] .
De rechtbank oordeelt dat [T] gemeenschappelijk eigendom is van partijen en wijst de vorderingen van [eiser] af. [T] wordt toegedeeld aan [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 augustus 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • het tussenvonnis van 18 januari 2023;
  • de akte overlegging producties van [eiser] ;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 19 april 2023. [eiser] is verschenen met mr. De Wijs voornoemd. [gedaagde] is verschenen met mr. Bosman voornoemd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mrs. De Wijs en Bosman hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen die zij hebben overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Deze relatie is in augustus 2018 geëindigd.
2.2.
[eiser] woont op de tweede etage van een pand aan [adres] .
2.3.
[gedaagde] heeft een woning in [woonplaats] en een huisje op een bungalowpark in [verblijfplaats] . [eiser] was mede-eigenaar van dit huisje en verbleef daar tijdens de relatie van partijen in de weekenden.
2.4.
Op 16 mei 2014 heeft of hebben (één van) partijen bij [P] een hond gekocht met de naam [T] (hierna: [T] ). Op een document met de titel “ [titel] ” is [eiser] als koper/eigenaar van [T] vermeld.
2.5.
Na beëindiging van hun relatie zijn partijen mondeling een omgangsregeling overeengekomen waarbij [T] de helft van de tijd bij [eiser] en de andere helft bij [gedaagde] zou verblijven.
2.6.
Op 2 januari 2022 heeft [eiser] [T] naar [gedaagde] gebracht. Op 6 januari 2022 heeft [gedaagde] aan [eiser] meegedeeld dat hij [T] niet meer hoefde op te halen. [eiser] is die dag bij de woning van [gedaagde] geweest. Ook de politie is ter plaatse gekomen. [eiser] heeft [T] niet meegekregen.
2.7.
Op 10 januari 2022 heeft [eiser] bij de politie aangifte gedaan van verduistering van zijn hond door [gedaagde] .
2.8.
Bij brief van 25 januari 2022 heeft (de rechtsbijstandsverzekeraar van) [eiser] samengevat aan [gedaagde] meegedeeld dat [T] in eigendom aan [eiser] toebehoort. [gedaagde] is gesommeerd tot afgifte van [T] aan [eiser] .
2.9.
Bij brief van 27 januari 2022 heeft [gedaagde] samengevat aan (de rechtsbijstandsverzekeraar van) [eiser] geschreven dat zij de eigenaar van [T] is.
De brief vermeldt verder:
“* Wat mij betreft had deze afspraak gewoon door kunnen gaan, ook nadat ik een nieuwe relatie kreeg. De heer [eiser] heeft zich toen echter zo misdragen dat ik me niet meer veilig voelde en geen andere keuze had dan de regeling op te schorten (…)Overigens heb ik geen enkel bezwaar tegen een omgangsregeling - met dien verstande dat 1) de overdracht van de hond twee maal per week, op vaste tijden en op neutraal terrein plaatsvindt, 2) de heer [eiser] zich verder onthoudt van vijandige acties jegens mij en mijn nieuwe partner en 3) deze afspraken helder op papier worden gezet en door hem worden ondertekend.”Tot een nieuwe omgangsregeling is het niet gekomen.
2.10.
Bij dagvaarding van 16 februari 2022 heeft [eiser] in kort geding afgifte van [T] door [gedaagde] gevorderd. Bij vonnis van 5 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vordering afgewezen.
2.11.
[eiser] heeft [T] na 6 januari 2022 niet meer gezien.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert zakelijk weergegeven dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. voor recht verklaart dat [eiser] eigenaar is van [T] ;
II. [gedaagde] veroordeelt tot afgifte van [T] op grond van artikel 5:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), op straffe van een dwangsom;
subsidiair:
I. een omgangsregeling vaststelt zoals in het petitum en onder randnummer 27 van de dagvaarding omschreven;
II. [gedaagde] veroordeelt tot medewerking aan die omgangsregeling;
zowel primair als subsidair:
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
Voor zover de rechtbank oordeelt dat [T] gemeenschappelijk eigendom is van partijen, vordert [gedaagde] dat de rechtbank:
I. de gemeenschap ontbindt en [T] toebedeelt aan [gedaagde] ;
II. [eiser] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.
3.5.
[eiser] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in voorwaardelijke reconventie

4.1.
De vorderingen in conventie en in voorwaardelijke reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Eigendom [T]
4.2.
Ter beoordeling staat allereerst of [eiser] de (enige) eigenaar is van [T] . Volgens [eiser] is dit zo, omdat hij als eigenaar is aangeduid in (i) de koopovereenkomst, (ii) het registratiebewijs dat is afgewezen door de Raad van Beheer, (iii) het hondenpaspoort.
4.3.
[gedaagde] betwist dat [eiser] eigenaar is van [T] . Zij stelt dat zij juist eigenaar is. [gedaagde] voert daartoe het volgende aan. Weliswaar is [eiser] als eigenaar vermeld in de koopovereenkomst, maar [gedaagde] stond bij [P] op de wachtlijst en zij heeft de koopprijs van € 1.250,- betaald. Ook daarna betaalde [gedaagde] alle kosten van [T] . Dat [eiser] in de koopovereenkomst als eigenaar staat, is omdat [eiser] met [T] hondenshows wilde gaan lopen. Het registratiebewijs en het hondenpaspoort zeggen niets over de juridische eigendom. De Raad van Beheer baseert de eigendomsgegevens op de bij haar ingediende aanvraag en controleert deze niet op juistheid. Het hondenpaspoort is slechts een inentingsbewijs dat voor 4 euro bij de dierenarts kan worden gekocht. Voor verkrijging daarvan is geen bewijs van eigendom nodig. [gedaagde] heeft zich sinds 2014 als eigenaar van [T] gedragen. Partijen hebben niet samengewoond en [T] verbleef al die tijd bij haar, aldus [gedaagde] .
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op het door [gedaagde] gevoerde verweer acht de rechtbank voldoende contra-indicaties aanwezig voor de stelling van [eiser] dat [T] volledig in eigendom aan hem toebehoort. Zo staat [eiser] weliswaar als eigenaar in het hondenpaspoort, maar heeft [gedaagde] dit paspoort volgens haar onbetwiste verklaring ter zitting in haar bezit. Verder bevestigt de door [gedaagde] overgelegde verklaring van [P] onder meer dat [gedaagde] destijds op de wachtlijst stond voor [T] en dat [gedaagde] de koopprijs aan haar heeft betaald. [eiser] heeft hiertegen ingebracht dat [P] geen betrouwbare getuige is en dat niet vaststaat wie de koopprijs heeft betaald. [eiser] heeft overigens niet onderbouwd dat en zo ja op welke wijze hij de koopprijs dan zou hebben betaald. De rechtbank heeft bovendien geen aanleiding om aan de verklaring van [P] te twijfelen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is gebleken dat de volledige eigendom van [T] bij [eiser] berust. De primaire vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
4.5.
[eiser] heeft geen grondslag voor zijn subsidiaire vordering genoemd, maar de rechtbank begrijpt deze zo dat [eiser] deze vordering baseert op mede-eigendom van [T] . Voordat aan de verdere beoordeling daarvan wordt toegekomen, moet gelet op het verweer van [gedaagde] beoordeeld worden of de volledige eigendom van [T] bij haar berust.
4.6.
Ook de door [gedaagde] aangevoerde argumenten voor volledig eigendom overtuigen de rechtbank niet, om dezelfde reden als ten aanzien van [eiser] het geval is: er zijn over en weer indicaties dat partijen eigenaar van [T] zijn.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen van partijen enig eigenaar is van [T] . Uit de feitelijke omstandigheden blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [T] gezamenlijk eigendom van partijen is. Zij hebben [T] samen gekocht, waarbij [gedaagde] bij de fokker op de wachtlijst stond en de koopprijs heeft betaald, terwijl [eiser] in de koopovereenkomst is vermeld als eigenaar. Beide partijen hebben voor [T] gezorgd. De rechtbank is van oordeel dat latere ontwikkelingen, zoals de tenaamstelling op het registratiebewijs en het hondenpaspoort, in deze eigendomssituatie geen verandering hebben gebracht. Ook het feit dat [T] sinds januari 2022 uitsluiteind bij [gedaagde] verblijft, doet niet af aan het gezamenlijk eigendom van partijen. Er heeft immers geen eigendomsoverdracht plaatsgevonden. Omdat [T] gemeenschappelijk eigendom is van partijen, is ten aanzien van [T] een beperkte gemeenschap ontstaan waarvan partijen verdeling kunnen vorderen. [1] [gedaagde] heeft dit in voorwaardelijke reconventie gedaan.
Omgangsregeling
4.8.
[eiser] vordert subsidiair dat de rechtbank een omgangsregeling vaststelt waarbij [T] wordt overgedragen bij de woning van [eiser] . Uit de conclusie van antwoord in reconventie volgt echter dat [eiser] geen contact meer wenst met [gedaagde] . Uit de stukken en de verklaringen van [gedaagde] ter zitting is duidelijk dat dit andersom ook geldt. [gedaagde] heeft gemotiveerd gesteld waarom zij een omgangsregeling niet langer wenselijk vindt. Uit de door partijen overgelegde correspondentie tussen hen en uit wat ter zitting is besproken, blijkt dat de relatie tussen partijen inmiddels ernstig verstoord is geraakt. De rechtbank acht een omgangsregeling waarbij zij gezamenlijk voor [T] zullen zorgen daarom niet meer aan de orde. Hiervoor moeten partijen immers in goed overleg met elkaar praktische zaken afstemmen en met elkaar in contact blijven.
Verdeling van [T]
4.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank de verdeling van [T] zal vaststellen. [2] Hierbij moet rekening worden gehouden met zowel de belangen van partijen als met het algemeen belang.
4.10.
Bepalingen met betrekking tot zaken zijn op dieren van toepassing, met in achtneming van de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen, verplichtingen en rechtsbeginselen, alsmede de openbare orde en de goede zeden. [3] Dit brengt in dit geval mee dat bij de verdeling niet alleen rekening moet worden gehouden met de belangen van partijen, maar naar het oordeel van de rechtbank vooral ook met het belang van [T] . [4]
4.11.
[gedaagde] stelt dat het in het belang van [T] is om bij haar te verblijven. [T] verblijft daar al zijn hele leven en heeft het goed. Het is volgens [gedaagde] niet in het belang van [T] dat hij verhuist naar de etagewoning zonder buitenruimte van [eiser] in [woonplaats] . [T] lijdt aan Artrose en de dierenarts heeft daarom verboden hem te laten traplopen. Bovendien is [eiser] vanwege zijn beperkte mobiliteit niet in staat om [T] meerdere keren per dag uit te laten, aldus [gedaagde] .
4.12.
[eiser] stelt dat [T] zijn beste vriend is. [T] behoort tot een zeer eigenwijs hondenras en [eiser] heeft jarenlang met [T] getraind om van hem een aangename kameraad te maken. De woning van [eiser] is inmiddels voorzien van een traplift en [eiser] beschikt over een landje in de duinen, waardoor het [T] bij [eiser] aan niets ontbreekt. De gezondheid van [eiser] is sinds geruime tijd weer dusdanig dat hij [T] conform het advies van de dierenarts kan laten lopen en zwemmen. Het is voor [T] daarom geenszins beperkend om bij hem te verblijven, aldus [eiser] .
4.13.
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel [eiser] in de conclusie van antwoord in reconventie heeft gesteld dat de door hem begonnen procedure als doel heeft het contact met [T] te herstellen, is zijn primaire vordering daarop niet gericht. [eiser] kan zich niet vinden in de door [gedaagde] al vóór deze procedure voorgestelde omgangsregeling. Gelet op het door hem gestelde belang, had het naar het oordeel van de rechtbank voor de hand gelegen dat hij een dergelijke regeling dan in elk geval tijdelijk zou hebben geaccepteerd. [eiser] heeft [T] immers al sinds januari 2022 niet meer gezien. [eiser] heeft betoogd dat hij niet wilde dat [T] via een dierenhotel werd overgedragen, maar heeft geen initiatief genomen om aan [gedaagde] een alternatieve locatie voor de overdracht voor te stellen. Desgevraagd heeft [eiser] hierover ter zitting verklaard dat dat achteraf gezien inderdaad had gekund.
4.14.
Ter zitting heeft [gedaagde] onbetwist verklaard dat het goed gaat met [T] en dat hij een gelukkige hond is. [gedaagde] verzorgt hem, gaat zo nodig met [T] naar de dierenarts en [T] krijgt van haar medicijnen tegen artritis.
[eiser] heeft niet gesteld dat het in het belang van [T] is om uitsluitend bij hem te komen wonen, in plaats van bij [gedaagde] . Weliswaar blijkt uit de stukken dat de woning van [eiser] inmiddels met een traplift kan worden bereikt, maar zonder de ontbrekende toelichting valt niet in te zien dat een verhuizing naar [eiser] voor [T] de voorkeur verdient boven zijn vertrouwde omgeving bij [gedaagde] in [verblijfplaats] en [woonplaats] .
Het belang van [T] en dat van partijen afwegend is de rechtbank van oordeel dat de huidige situatie die bestaat sinds januari 2022 moet worden gehandhaafd. Dit betekent dat [T] aan [gedaagde] zal worden toegedeeld.
Vorderingen
4.15.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen. De voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld, is vervuld. Deze vordering zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.16.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en in reconventie worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden in conventie begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
1.196,00(2,0 punt × tarief € 598,-)
Totaal € 1.510,00
Aangezien het debat in reconventie vrijwel geheel samenvalt met dat in conventie, zullen de kosten aan de zijde van [gedaagde] in reconventie worden begroot op nihil.
De nakosten zijn volgens vaste rechtspraak begrepen in de proceskostenveroordeling en zijn vergoedbaar volgens het liquidatietarief.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.510,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis,
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
5.4.
ontbindt de tussen partijen bestaande gemeenschap met betrekking tot [T] ,
5.5.
deelt [T] toe aan [gedaagde] ,
5.6.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde [gedaagde] tot op heden begroot op nihil,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023. [5]

Voetnoten

1.Artikel 3:178 BW
2.Artikel 3:185 BW
3.Artikel 3:2a BW
5.type: CHL