ECLI:NL:RBNHO:2023:5046

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
C/15/338685 / JU RK 23-561
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen in het kader van verbeterde communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 mei 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter oordeelde dat de communicatie tussen de ouders van groot belang is voor de ontwikkeling van de kinderen. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag en de kinderen wonen bij hun moeder. De kinderrechter heeft eerder, op 24 mei 2022, de kinderen onder toezicht gesteld tot 24 mei 2023. De gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat de kinderen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd door de verstoorde communicatie tussen de ouders en de gedragsproblematiek van [de minderjarige 1]. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei 2023 zijn zowel de vader als de moeder gehoord. De vader is tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, terwijl de moeder deze verlenging steunt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er positieve ontwikkelingen zijn in de communicatie tussen de ouders, maar dat de zorgen over de kinderen nog steeds aanwezig zijn. Daarom heeft de kinderrechter besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar, tot 24 mei 2024, en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/338685 / JU RK 23-561
Datum uitspraak: 23 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Alkmaar, hierna te noemen de GI,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P.F.M. Deijkers, kantoorhoudende te Hoorn,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 12 april 2023, ingekomen bij de griffie op 13 april 2023
- het plan van aanpak van de GI van 12 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 17 mei 2023.
1.2.
Op 23 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. P.F.M. Deijkers;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 24 mei 2022 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 24 mei 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. De GI is van mening dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Ouders zijn nog steeds niet in staat om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren. Zo spreken ouders negatief over en naar elkaar in het bijzijn van de GI en betrokken hulpverlener van zorgorganisatie NiCare. In de afgelopen tijd gaat het minder goed met [de minderjarige 1] op school. Begin februari 2023 laat school de GI en ouders weten dat [de minderjarige 1] escalerend gedrag heeft laten zien op school en tijdens het overblijven. Als gevolg daarvan mocht hij een aantal weken niet meer bij de overblijf komen. De schoolmaatschappelijk werkster zal onderzoeken waar het gedrag van [de minderjarige 1] vandaan komt en zal met een passend advies komen voor eventuele vervolghulp. Er zijn namelijk verschillende zorgen over [de minderjarige 1] . Zo heeft de GI de zorg dat [de minderjarige 1] last heeft van zijn ADHD in combinatie met de zorg dat [de minderjarige 1] last ervaart van het conflict tussen zijn ouders. [de minderjarige 1] heeft op 10 januari 2023 aan de jeugdbeschermer verteld dat hij moeite heeft met de verschillende regels en afspraken bij beide ouders. Ook zegt [de minderjarige 1] zelf te willen beslissen wanneer hij omgang heeft met de vader en wanneer hij omgang heeft met de moeder. [de minderjarige 2] heeft op 14 december 2022 uitgesproken naar de jeugdbeschermer dat zij niet meer wil dat ouders met elkaar ruzie maken. Hierdoor lijkt het erop dat ook [de minderjarige 2] in een loyaliteitsconflict terecht is gekomen.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hier het volgende aan toegevoegd. Bij zowel [de minderjarige 1] als [de minderjarige 2] worden signalen van een loyaliteitsconflict opgemerkt. Daarnaast heeft [de minderjarige 1] last van zijn ADHD, waardoor hij zorgelijk gedrag kan vertonen. Hiervoor zal [de minderjarige 1] binnenkort starten met speltherapie. De GI ziet echter ook dat de ouders de afgelopen weken positieve stappen hebben gezet. Zij zijn tot een akkoord gekomen over de vakantieregeling. Zij hebben meer contact met elkaar over de kinderen via telefoon of WhatsApp, wat een heel goede ontwikkeling is. Toch is deze positieve verandering nog vrij pril en is er het afgelopen jaar veel strijd tussen de ouders gezien.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
De vader is het niet eens met het verzochte. Ter zitting is door de vader naar voren gebracht dat hij geen meerwaarde ziet in de ondertoezichtstelling en de daaruit voortvloeiende hulpverlening. Hij is van mening dat de ouders geen instanties nodig hebben, maar zelf de benodigde hulpverlening kunnen regelen. Hij wil daar dan ook niet aan meewerken. De vader heeft veel weerstand tegen de ondertoezichtstelling omdat hij het niet prettig vindt dat anderen meekijken in zijn leven en vertellen wat hij moet doen. Hij voelt zich dan gedwongen en dat werkt niet bij hem. De vader denkt dat de geconstateerde problematiek bij [de minderjarige 1] meer te maken heeft met zijn ADHD dan met de echtscheidingsproblematiek..
4.2.
De moeder is het eens met het verzochte. Ter zitting is door en namens de moeder naar voren gebracht dat zij graag wil dat de ondertoezichtstelling verlengd wordt. In het kader van de ondertoezichtstelling wil de moeder naar zich zelf blijven kijken om te kunnen blijven groeien als ouder. De moeder heeft zich het hele traject volledig ingezet en zal dit blijven doen. De moeder vindt het belangrijk te benoemen dat zij en de vader de afgelopen tijd hele positieve stappen hebben gemaakt en op een goede manier contact hebben over de kinderen. Zij is blij met die ontwikkeling en hoopt dat die zo blijft.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Het is de kinderrechter gebleken dat er de afgelopen weken een positieve ontwikkeling heeft plaatsgevonden. Het is de ouders gelukt de onderlinge communicatie en samenwerking in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verbeteren. De ouders houden elkaar beter op de hoogte en zijn bijvoorbeeld samen met [de minderjarige 1] naar de GGZ en het ziekenhuis gegaan. Ook zijn de ouders tot overeenstemming gekomen over de vakantieregeling, welke zij binnenkort met de GI zullen ondertekenen. Dit is uiteraard positief en de kinderrechter hoopt dat de ouders deze prille ontwikkeling weten vast te houden. Voorheen was de onderlinge strijd tussen de ouders echter fors en de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn nog steeds aanwezig. De kinderrechter acht het daarom met de GI van belang dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben beide uitspraken gedaan waaruit blijkt dat zij last hebben van loyaliteitsproblemen als gevolg van de strijd tussen de ouders. Het is voor de [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] van groot belang dat de communicatie tussen de ouders blijvend verbetert, althans dat de positieve lijn die hierin inmiddels zichtbaar is wordt voortgezet, zodat de kinderen onbelast contact met beide ouders kunnen hebben. De kinderrechter acht een ondertoezichtstelling noodzakelijk om de partijen in dit proces te ondersteunen en te begeleiden, om zo te voorkomen dat zij terugvallen in het oude patroon, wat schadelijk zou zijn voor de verdere ontwikkeling van de kinderen. Daarnaast zijn er zorgen over de gedragsproblematiek van [de minderjarige 1] . Hij vertoont zorgelijk gedrag op school en in de thuissituatie, wat deels voortkomt uit zijn ADHD, maar het is duidelijk dat hij het ook erg lastig vindt dat zijn ouders uit elkaar zijn. De kinderrechter acht het van belang dat [de minderjarige 1] hierbij hulpverlening krijgt, zodat hij leert omgaan met zijn gedrag en gevoelens.
5.3.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn:
  • de verstoorde communicatie tussen de ouders;
  • het loyaliteitsconflict waar [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zich als gevolg van de strijd tussen de ouders in bevinden;
  • de gedragsproblematiek van [de minderjarige 1] .
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
tot 24 mei 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2023 door mr. G.A.M. van Dijk, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 25 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.