ECLI:NL:RBNHO:2023:5044

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
C/15/336039 / FA RK 23-299
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van contactherstel met de moeder

Op 23 mei 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter oordeelde dat het contactherstel tussen de moeder en de kinderen pas kan beginnen wanneer de individuele therapie van de kinderen is gestart. Dit besluit is genomen in overleg met de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI), die de ontwikkeling van de minderjarigen blijft volgen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor een periode van drie maanden, tot 7 september 2023, om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke hulpverlening kan plaatsvinden.

De procedure begon met een verzoek van de GI op 20 januari 2023, waarbij de kinderrechter eerder al een beschikking had gegeven op 24 februari 2023. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei 2023 waren zowel de vader als de moeder van de kinderen aanwezig, en beiden gaven aan het eens te zijn met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader benadrukte het belang van begeleiding voor de kinderen tijdens het contactherstel, terwijl de moeder haar wens om het contact met de kinderen te herstellen onderstreepte.

De kinderrechter concludeerde dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling nog steeds voldaan zijn, gezien de signalen van de kinderen en het belang van hun ontwikkeling. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en deze is op schrift gesteld op 25 mei 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/336039 / FA RK 23-299
Datum uitspraak: 23 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 20 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 24 januari 2023;
- de beschikking van de kinderrechter van 24 februari 2023;
- de brief betreffende het aangehouden deel van het verzoek van de GI van 2 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 2 mei 2023.
1.2.
Op 23 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders waren gezamenlijk belast met het gezag. Bij beschikking van 14 december 2022 is het gezamenlijk gezag beëindigd en is de vader belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun vader.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 7 mei 2019 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 24 februari 2023 tot 7 juni 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI handhaaft het resterende deel van het verzoek om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen, te weten voor de duur van drie maanden.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. De GI had verwacht dat Praktijk [Praktijk] binnen drie maanden een voorlopig advies kon geven over de omgangsregeling van de kinderen met hun moeder, maar helaas is dit niet haalbaar gebleken nu er geen therapeut tijdig beschikbaar was om dit op te pakken. Gezien de signalen die [de minderjarige 1] liet en laat zien (moeite hebben met het uiten van emoties en zoekende naar eigen identiteit) is de GI van mening dat het noodzakelijk is om contactherstel tussen moeder en [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] vorm te geven op het moment dat Praktijk [Praktijk] betrokken is. Praktijk [Praktijk] kan zowel begeleide omgang bieden als individuele therapie. Op deze manier kan gezien worden hoe de omgang verloopt en waar nodig hierover in gesprek worden gaan tijdens de individuele therapie. Praktijk [Praktijk] heeft aangegeven dat de begeleide omgang op korte termijn kan starten maar dat er voor de individuele therapie nog een wachtlijst is. De verwachting is dat binnen een half jaar kan worden gestart. Dat levert oponthoud op maar de GI is van mening dat de omgang niet opgestart kan worden zonder dat Praktijk [Praktijk] met de individuele therapie kan starten. Daarom verzoekt de GI de ondertoezichtstelling met het aangehouden deel van drie maanden te verlengen zodat in die periode hopelijk gestart kan worden met de omgang tussen de moeder en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder begeleiding van Praktijk [Praktijk] . In de tussentijd blijft de begeleiding en aansturing vanuit de GI noodzakelijk nu ouders geen rechtstreeks contact met elkaar hebben.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hier het volgende aan toegevoegd. Gezien de signalen van de kinderen is het advies van [Praktijk] dat de begeleide omgang pas start op het moment dat de individuele therapie van de kinderen kan starten. Helaas is er op dit moment nog steeds geen therapeut beschikbaar. De gezinsvoogd zal voortvarend contact met Praktijk [Praktijk] blijven onderhouden, zodat de hulpverlening hopelijk snel gestart kan worden.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het eens met het verzochte. Ter zitting heeft de vader naar voren gebracht dat hij het belangrijk vindt dat de [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] begeleiding krijgen tijdens het contactherstel met hun moeder. Sinds kort stuurt de moeder kaartjes en hierop kunnen de kinderen heftig reageren. De vader verwacht dat het traject nog wel langer gaat duren dan de verzochte drie maanden, omdat de kinderen ook tijd nodig zullen hebben om te herstellen.
4.2.
De moeder is het eens met het verzochte. Ter zitting is door de moeder naar voren gebracht dat het voor haar lastig is dat het contactherstel nog niet kan starten, maar dat zij de reden waarom dat is begrijpt. Nu de moeder haar opleiding heeft afgerond en haar broer als contactpersoon kan inbrengen in het contact met de vader, wil de moeder graag het contact met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] herstellen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Het is de kinderrechter gebleken dat de GI tot voor kort van plan was naar een afsluiting van de ondertoezichtstelling toe te werken. Dit is veranderd toen de moeder eind december 2022 contact zocht met de GI en haar wens uitte het contact met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te herstellen. Bij beschikking van 24 februari 2023 heeft de kinderrechter overwogen dat in het belang van de kinderen nog een laatste keer onderzocht moet worden of er een mogelijkheid is voor contactherstel met de moeder. Helaas heeft Praktijk [Praktijk] nog geen voorlopig advies kunnen geven, omdat er nog geen therapeut beschikbaar was om dit te onderzoeken. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben hun moeder langdurig niet gezien en hebben daar ieder op hun eigen manier last van. Met name [de minderjarige 1] laat signalen zien dat zij hier moeite mee heeft en zoekende is naar haar eigen identiteit. Gelet op deze signalen acht de kinderrechter het, met de GI, van belang dat het contactherstel tussen de moeder en de kinderen pas gestart kan worden op het moment dat de individuele therapie van de kinderen ook start. Daarom ziet de kinderrechter aanleiding om de ondertoezichtstelling te verlengen zodat de GI de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nog langer kan volgen en de inzet van de hulpverlening van Praktijk [Praktijk] de komende periode is gewaarborgd.
5.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengen voor de duur van drie maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
tot 7 september 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2023 door mr. G.A.M. van Dijk, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 25 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.