In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 mei 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 18 april 2023 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar, alsook een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel [de minderjarige] als zijn moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.
De feiten van de zaak tonen aan dat [de minderjarige] sinds 2020 onder toezicht staat van de GI en sinds 2020 in een kleinschalige woonvoorziening verblijft. De moeder heeft in de afgelopen jaren aanzienlijke stappen gezet in haar ontwikkeling, maar de kinderrechter oordeelt dat [de minderjarige] nog steeds kwetsbaar is en begeleiding nodig heeft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige].
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot tussentijdse toetsing. De kinderrechter heeft de Raad en de GI opgedragen om voor 18 oktober 2023 schriftelijk te rapporteren over de voortgang en de situatie van [de minderjarige]. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.