ECLI:NL:RBNHO:2023:5021

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
10167443 \ CV EXPL 22-3854
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over erfafscheiding en schadevergoeding

In deze zaak, die op 1 juni 2023 door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een burengeschil tussen eiseres en gedaagden over een erfafscheiding en schadevergoeding. Eiseres, eigenaar van een woning in [vestigingsplaats 2], heeft gedaagden aangeklaagd voor het verwijderen van een schutting die door gedaagden was geplaatst op haar erfdeel zonder toestemming. Eiseres vordert onder andere schadevergoeding voor de kosten van het verwijderen van de schutting, herstel van schade aan de boeidelen van haar garage en het verwijderen van een beukenhaag die te dicht op de erfgrens staat. Gedaagden hebben de vordering betwist en een tegenvordering ingediend voor het oprichten van een schutting op de erfgrens.

Tijdens de zitting op 2 mei 2023 is naar voren gekomen dat eiseres de schutting op eigen initiatief heeft verwijderd zonder gedaagden vooraf te informeren, wat door de kantonrechter als onaanvaardbaar werd beoordeeld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres niet gerechtigd was om de kosten voor het verwijderen van de schutting op gedaagden te verhalen, omdat zij geen toestemming had gegeven voor de verwijdering. Ook de vorderingen voor het herstel van de boeidelen en de geverfde muur zijn afgewezen, omdat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat gedaagden schade hebben veroorzaakt.

Wat betreft de beukenhaag heeft de kantonrechter vastgesteld dat er een afspraak was tussen partijen dat de heg mocht blijven staan, mits deze kort werd gehouden. Aangezien eiseres niet heeft aangetoond dat gedaagden deze afspraak hebben geschonden, werd ook deze vordering afgewezen. De tegenvordering van gedaagden om een schutting op de erfgrens te plaatsen werd echter toegewezen, waarbij eiseres werd veroordeeld om 50% van de kosten te vergoeden, met een maximum van € 2.500,00. De proceskosten werden voor rekening van eiseres gesteld, omdat zij ongelijk kreeg in de vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10167443 \ CV EXPL 22-3854
Uitspraakdatum: 1 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [vestigingsplaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. H.J. Smit
tegen

1.[gedaagde 1]

2.
[gedaagde 2]
beiden wonende te [vestigingsplaats 2]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: O.A.H. Van Dalsum

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 26 oktober 2022 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] hebben schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 2 mei 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] nog een reactie op de tegenvordering, tevens zijnde een akte wijziging van eis, toegestuurd.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is sinds 1 oktober 2020 eigenaar van een woning aan de [adres] te [vestigingsplaats 2] . [gedaagden] zijn haar buren.
2.2.
Tussen het perceel van [eiseres] en [gedaagden] stond een schutting. Deze door [gedaagden] geplaatste schutting was bevestigd aan de garage van [eiseres] . [eiseres] heeft de schutting op 18 november 2022 door een hovenier laten verwijderen. [eiseres] heeft vervolgens op haar perceel nabij de erfgrens met [gedaagden] een overkapping laten plaatsen.
2.3.
Aan de voorzijde van de woningen staat nabij de erfgrens met [eiseres] op het perceel [gedaagden] een beukenhaag. In een brief van 15 juli 2022 van [eiseres] aan [gedaagden] zegt zij over deze heg het volgende:
“Ik vind het prima als [gedaagde 1] mijn kant kort blijft houden. Dan zal je mij niet meer horen. Als dit niet het geval is kan ik me beroepen in zoals zie bijlage.
Ook gaf jij [gedaagde 1] gister aan dat je nieuwe boompjes hebt gepland aan de voorkant. Ik wil je er wel op attenderen dat dit dus zoals ik jullie al eerder heb aangegeven juridisch op 2 meter van de erfgrens af moet. Check dit dus even ivm dat dit onder een boom valt juridisch. Anders graag het verzoek dit te verwijderen. Zie bijlage.”
2.4.
[gedaagden] hebben de muur van de garage van [eiseres] , waarop zij vanuit hun tuin uitkijken, zwart geverfd.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert, nadat zij haar vordering heeft gewijzigd, dat de kantonrechter [gedaagden] veroordeelt;
  • tot betaling van € 296,45 voor het verwijderen van de schutting,
  • tot betaling van € 217,80 voor het herstel van schade aan de boeidelen,
  • tot betaling van € 925,65 voor het herstel van schade aan de garagemuur,
  • de beukenhaag aan de voorzijde van de woning te verwijderen of te verplaatsen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag,
  • tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de schutting van [gedaagden] op haar erfdeel stond. Aangezien zij hiervoor geen toestemming had gegeven, was [eiseres] gerechtigd de schutting te verwijderen. De kosten die zij hiervoor heeft moeten maken, dienen voor rekening van [gedaagden] te komen. Verder hebben [gedaagden] bij het verwijderen van eerdere beplanting en het plaatsen van de schutting schade veroorzaakt aan de boeidelen op de garage. [eiseres] heeft deze boeidelen door een timmerman moeten laten vervangen. Ook de kosten hiervan dienen door [gedaagden] te worden betaald. Tevens dienen [gedaagden] de kosten te betalen die [eiseres] moet maken om de garagemuur die [gedaagden] zonder toestemming zwart hebben geschilderd, te herstellen. Tot slot stelt [eiseres] zich op het standpunt dat de beukenhaag aan de voorzijde van haar woning te dicht op de erfgrens staat en dat [gedaagden] die daarom moeten verwijderen.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagden] betwisten de vordering. Zij voeren aan – samengevat – dat [eiseres] niet gerechtigd was de schutting aan de achterzijde zonder hun toestemming te verwijderen. [eiseres] heeft hierdoor onrechtmatig gehandeld en de kosten voor het verwijderen kan zij daardoor niet op [gedaagden] verhalen. Verder betwisten [gedaagden] dat zij de boeidelen van de garage van [eiseres] hebben beschadigd. De door [eiseres] gevorderde herstelkosten moeten dan ook worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de door [eiseres] gevorderde kosten voor het herstellen van de zwart geverfde muur. [eiseres] heeft zelf geen zicht op die muur en heeft dus geen belang bij het verwijderen van de verf. Ten aanzien van de heg aan de voorzijde stellen [gedaagden] zich op het standpunt dat zij met [eiseres] hebben afgesproken dat de heg mocht blijven staan, mits [gedaagden] de heg kort zouden houden en er voor zouden zorgen dat hij niet over de erfgrens zou komen.
4.2.
[gedaagden] vorderen bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [gedaagden] machtigt om een schutting op de erfgrens aan de achterzijde te plaatsen en [eiseres] te veroordelen te gehengen en te gedogen dat [gedaagden] daartoe overgaan, één en ander tot een bedrag van maximaal € 5.000,00 inclusief btw. Daarnaast vorderen [gedaagden] dat de kantonrechter [eiseres] veroordeelt om 75% van de kosten voor het plaatsen van de schutting aan [gedaagden] te vergoeden. [eiseres] betwist de tegenvordering en stelt dat de schutting die [eiseres] heeft verwijderd nog intact was en [gedaagden] deze terug hadden kunnen plaatsen. Bovendien heeft [eiseres] op haar perceel al een overkapping geplaatst, die tevens als erfafscheiding dient.

5.De beoordeling

de vordering
Kosten verwijderen schutting
5.1.
[eiseres] vordert dat [gedaagden] worden veroordeeld tot betaling van de kosten die [eiseres] heeft gemaakt voor het verwijderen van de schutting. De kantonrechter acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid echter onaanvaardbaar dat [gedaagden] deze kosten dienen te betalen. De reden daarvoor is dat [eiseres] zonder duidelijke voorafgaande aankondiging de schutting eigenmachtig heeft verwijderd. In de dagvaarding heeft zij weliswaar aangekondigd dat zij voornemens was hiertoe over te gaan, maar dat is niet voldoende. Van [eiseres] had verwacht mogen worden dat zij [gedaagden] , voordat zij de schutting daadwerkelijk verwijderde, een aankondiging had gestuurd waarin expliciet stond vermeld wanneer zij de schutting zou gaan verwijderen. [gedaagden] hadden dan de mogelijkheid gehad de schutting alsnog zelf te verwijderen, waardoor kosten voorkomen hadden kunnen worden. Daar komt bij dat niet kan worden vastgesteld of de kosten die [eiseres] vordert daadwerkelijk zijn gemaakt. In de door [eiseres] overgelegde offerte zijn namelijk ook kosten voor het afvoeren en storten van de schutting opgenomen. De schutting is na het verwijderen echter in de tuin van [gedaagden] achtergelaten, zodat van afvoeren en storten van de schutting geen sprake is geweest.
Kosten herstellen boeidelen
5.2.
Ook de door [eiseres] gevorderde kosten voor het vernieuwen van de boeidelen komen niet voor toewijzing in aanmerking. [gedaagden] hebben namelijk betwist dat zij schade hebben veroorzaakt en [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat dit wel het geval is. De enkele omstandigheid dat [gedaagden] beplanting hebben verwijderd en een schutting hebben geplaatst, wil niet zeggen dat zij daarmee schade aan de boeidelen hebben veroorzaakt. Bovendien heeft [eiseres] op de zitting zelf aangegeven dat de boeidelen verrot waren, zodat [eiseres] deze sowieso had moeten vervangen.
Kosten herstellen geverfde muur
5.3.
[gedaagden] hebben de garagemuur van [eiseres] , waarop zij vanuit hun tuin zicht hebben, zwart geschilderd. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij noch de vorige bewoonster daarvoor toestemming heeft gegeven. Volgens [eiseres] dienen [gedaagden] daarom de kosten voor het verwijderen van de verf van de muur te betalen. Ook deze vordering komt niet voor toewijzing in aanmerking. De muur die [gedaagden] zwart hebben geschilderd, is voor [eiseres] namelijk niet zichtbaar. [gedaagden] hebben daarentegen vanuit hun tuin wel direct zicht op de muur. Aangezien niet is gesteld of gebleken dat de door [gedaagden] aangebrachte verf de muur heeft beschadigd, heeft [eiseres] geen belang bij haar vordering. De vordering wordt daarom vanwege een gebrek aan belang afgewezen.
Verwijderen beukenhaag voorzijde
5.4.
Op basis van de wet geldt dat beplanting niet te dicht op de erfgrens mag staan, tenzij de eigenaar van het naastgelegen erf daarvoor toestemming heeft gegeven. Voor bomen geldt dat zij minimaal twee meter van de erfgrens moeten worden gepland en voor heggen geldt een afstand van 50 centimeter. [1]
5.5.
Los van de vraag of door [gedaagden] aangebrachte beplanting aangemerkt moet worden als boom of heg, geldt dat niet is weersproken dat de beplanting binnen een afstand van 50 centimeter van de erfgrens staat. In beginsel dient de heg dan ook te worden verwijderd. [gedaagden] stellen zich echter op het standpunt dat zij eerder met [eiseres] zijn overeengekomen dat de heg mocht blijven staan, mits de heg kort zou worden gehouden, zodat deze niet over de erfgrens heen komt. Ter onderbouwing van hun standpunt hebben zij verwezen naar de brief die [eiseres] hen op 15 juli 2022 heeft toegestuurd. Uit die brief blijkt inderdaad dat [eiseres] heeft toegezegd dat de heg mag blijven staan als deze kort wordt gehouden. [gedaagden] mogen [eiseres] aan die toezegging houden. Op de zitting heeft [eiseres] echter aangegeven dat [gedaagden] de heg, tegen de gemaakte afspraken in, niet kort hebben gehouden en dat zij daarom niet gehouden kan worden aan de eerder gedane toezegging. [gedaagden] hebben weersproken dat zij de heg niet kort hebben gehouden. Aangezien [eiseres] haar standpunt dat [gedaagden] de heg niet kort hebben gehouden, niet heeft onderbouwd met bijvoorbeeld foto’s, is niet vast komen te staan dat [gedaagden] de gemaakte afspraken hebben geschonden. Er kan daarom niet worden vastgesteld dat de tussen partijen gemaakte afspraken zijn geschonden of vervallen. Ook de omstandigheid dat [gedaagden] nieuwe beplanting hebben geplaatst om gaten in de heg op te vullen, maakt dit niet anders. Deze extra beplanting staat er immers niet aan in de weg dat de afspraak om de heg kort te houden, zodat deze niet over de erfgrens rijkt, wordt nagekomen en kan worden nagekomen. Ook de vordering om de heg te verwijderen wordt daarom afgewezen.
Conclusie
5.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] zal afwijzen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt.
de tegenvordering
5.8.
[gedaagden] baseren hun tegenvordering tot het oprichten van een scheidsmuur op de erfgrens aan de achterzijde op artikel 5:49 van het Burgerlijk Wetboek. In dat artikel is bepaald dat een eigenaar van een erf kan vorderen dat de eigenaar van een aangrenzend erf er aan meewerkt dat op de grens van de erven een scheidingsmuur van twee meter hoogte wordt opgericht. De eigenaren dienen in gelijke mate bij te dragen in de kosten hiervan.
5.9.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat niet van haar verlangd kan worden dat zij meewerkt aan het plaatsen van een schutting op de erfgrens. Zij voert hiertoe aan dat [gedaagden] de schutting die [eiseres] heeft verwijderd, terug kunnen plaatsen, zodat een nieuwe schutting niet nodig is. Verder heeft [eiseres] aangevoerd dat zij langs de grenslijn op haar erf een overkapping heeft geplaatst die tevens als erfafscheiding dient, waardoor het plaatsen van andere erfafscheiding niet nodig is. Dit verweer faalt. De door [eiseres] verwijderde schutting betrof een schutting van ruim tien jaar oud. Het terugplaatsen van een tien jaar oude schutting is geen reële optie en kan in redelijkheid niet van [gedaagden] worden gevergd, mede gelet op de omstandigheid dat die schutting reeds is verwijderd. Daarnaast brengt de omstandigheid dat [eiseres] een overkapping heeft geplaatst die tevens fungeert als erfafscheiding niet met zich mee dat zij niet hoeft mee te werken aan het plaatsen van een schutting op de erfgrens. Op grond van de wet mogen [gedaagden] immers een gezamenlijke erfafscheiding op de erfgrens verlangen. Dit geldt temeer omdat [gedaagden] belang hebben bij een gezamenlijke erfafscheiding. [gedaagden] kijken vanuit hun tuin namelijk uit op de achterkant van de overkapping. Deze is nu echter niet geschilderd in een door hen gewenste kleur. Het voorstel van [gedaagden] om de achterkant van de overkapping te schilderen in de door hen gewenste kleur is door [eiseres] afgeslagen. [gedaagden] hebben daardoor een redelijk belang bij het plaatsen van een schutting, zodat zij die dan kunnen schilderen in de kleur die past bij de rest van hun tuin.
5.10.
De conclusie is dat de kantonrechter de tegenvordering toewijst. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om af te wijken van de wettelijke regeling dat buren in gelijke mate bijdragen in de kosten voor het plaatsen van een scheidingsmuur. Anders dan gevorderd, zal [eiseres] daarom worden veroordeeld tot betaling van de helft van de kosten van het plaatsen van een schutting met een maximum van € 2.500,00 inclusief btw, één ander op vertoon van een factuur.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt. Gezien de samenhang met de vordering zullen de proceskosten inzake de tegenvordering echter worden begroot op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagden] worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagden] ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
de tegenvordering
6.4.
machtigt [gedaagden] tot het doen oprichten van een schutting van twee meter hoog met het materiaal van hun keuze op de erfgrens aan de achterzijde van de percelen [adres] te [vestigingsplaats 2] en veroordeelt [eiseres] te gehengen en te gedogen dat [gedaagden] daartoe overgaan;
6.5.
veroordeelt [eiseres] om, binnen veertien dagen na ontvangst van de factuur, 50% van de kosten voor het doen oprichten van de onder 6.4 bedoelde schutting aan [gedaagden] te vergoeden met een maximum van € 2.500,00 inclusief btw;
6.6.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [gedaagden] tot en met vandaag vaststelt op nihil;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Art. 5:42 lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).