ECLI:NL:RBNHO:2023:5003

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
C/15/338617 / KG ZA 23-183
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van het uitsluitend gebruik van de woning aan de vrouw en veroordeling van de man tot taxatie van het eigendomsaandeel

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben partijen, voormalig echtelieden, een geschil over de verdeling van hun gezamenlijke woning en de bijbehorende eigendomsaandelen. De vrouw heeft het uitsluitend gebruik van de woning toegewezen gekregen om de verkoop te bevorderen, nadat de man niet voortvarend op verzoeken tot verkoop reageerde. De man is daarnaast veroordeeld tot het laten taxeren van zijn eigendomsaandeel in de woning. De procedure begon met een dagvaarding en mondelinge behandeling op 17 mei 2023, waarbij beide partijen werden bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man gezamenlijk eigenaar zijn van de woning, die zij in 2008 hebben aangeschaft. De vrouw heeft in augustus 2021 een ongeval gehad en is sindsdien niet meer in de woning teruggekeerd, terwijl de man daar nog steeds woont. De rechtbank heeft eerder in een echtscheidingsbeschikking van 9 maart 2022 al bepaald dat de man € 390,00 per maand per kind moet betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De vrouw heeft nu een spoedeisend belang bij het verkrijgen van het gebruik van de woning, omdat de huidige situatie voor veel stress zorgt bij de kinderen. De man heeft verweer gevoerd, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen grond is voor schorsing van de eerdere beschikking en dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning moet krijgen om deze verkoopklaar te maken. De man is veroordeeld tot het betalen van de eigenaarslasten en moet binnen 14 dagen na het vonnis het eigendomsaandeel laten taxeren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/338617 / KG ZA 23-183
Vonnis in kort geding van 31 mei 2023
in de zaak van
[eiseres/verweerster],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D.E. Post te Heerhugowaard,
tegen
[gedaagde/eiser],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.L. Neuteboom-van Asselt te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de akte indienen producties, tevens eis in reconventie
  • aanvullende producties van de vrouw
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de vrouw
  • de pleitnota van de man.
1.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 17 mei 2023 zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. Post voornoemd en de man, bijgestaan door mr. Neuteboom-van Asselt voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn voormalig echtelieden. Zij hebben hun relatie begin 2020 beëindigd en het huwelijk is op 4 november 2022 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 9 maart 2022 in de registers van de burgerlijke stand. Tegen de echtscheidingsbeschikking is geen hoger beroep ingesteld.
2.2.
Uit de relatie van partijen zijn twee, thans nog minderjarige, dochters geboren, te weten:
  • [A.], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
  • [B.], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen.
[A.] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de man; [B.] heeft feitelijk haar hoofdverblijfplaats bij (de ouders van) de vrouw.
2.3.
Tijdens hun relatie zijn partijen in 2008 gezamenlijk, ieder voor de helft, eigenaar geworden van de woning aan de [adres] (hierna: de woning). Aanvankelijk hadden partijen een birdnesting-regeling waarbij de kinderen hun hoofdverblijfplaats in de woning hadden en partijen elkaar elke week afwisselden voor de verzorging van de kinderen.
De vrouw heeft in augustus 2021 een ongeval gehad. Zij moest toen geopereerd worden en langere tijd herstellen. Zij heeft ervoor gekozen bij haar ouders te herstellen en is ook nadien niet meer teruggekeerd in de woning. De man bewoont deze woning nog altijd, thans samen met [A.].
2.4.
Naar aanleiding van door de vrouw bij het verzoek tot echtscheiding ingediende nevenverzoeken heeft de rechtbank Noord-Holland in de echtscheidingsbeschikking van 9 maart 2022 tevens geoordeeld:
3.4
bepaalt dat de man € 390,00 per maand per kind dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de voornoemde minderjarigen, met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
3.5
gelast de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap als volgt:
met betrekking tot de echtelijke woning van partijen aan de [adres] (hierna: de woning):
  • de man dient binnen een week na betekening van de in dezen te wijzen beschikking samen met de vrouw opdracht te geven aan een door de vrouw aan te wijzen en te bepalen makelaar tot verkoop van de woning, tegen een door deze makelaar in overleg met de vrouw vast te stellen vraagprijs;
  • de man dient de adviezen van de hiervoor bedoelde/ingeschakelde makelaar ten aanzien van de vraagprijs en de uiteindelijke verkoopprijs,
  • de man dienst zijn medewerking te verlenen aan de overdracht van de woning van partijen via een door de vrouw aan te wijzen en te bepalen notaris;
  • de man dient zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop, waarbij de man onder meer de woning in overleg met de makelaar open zal moeten stellen voor bezichtigingen en/of taxatie en/of bouwkundige keuring, zo vaak als dat noodzakelijk is, en waarbij het de man voorts verboden wordt het verkooptraject in negatieve zin te beïnvloeden door het doen van negatieve uitlatingen en/of het moedwillig onverzorgd/onopgeruimd laten van de woning, of het weigeren om toegang te verlenen tot (bepaalde ruimtes in) die woning, of op welke wijze dan ook;
  • bepaalt dat de man een dwangsom van € 200,00 per dag of gedeelte van een dag verbeurt dat hij niet aan de hierboven genoemde vier gedachtestrepen voldoet;
Indien en voor zover de man niet op het eerste verzoek van de vrouw en/of de makelaar meewerkt:
  • verleent de vrouw vervangende toestemming voor hetgeen onder de eerste en tweede gedachtestrepen is verzocht;
  • machtigt de vrouw tot het te gelde maken van de woning, alsmede van de daaraan verbonden hypothecaire geldlening, alsmede machtigt de vrouw om de woning notarieel over te dragen;
  • bepaalt dat de in dezen te wijzen beschikking in de plaats komt van de noodzakelijke wilsverklaring of toestemming van de man tot zowel het in verkoop geven van de woning bij een makelaar, als de daadwerkelijke levering van de woning.
3.6
gelast de wijze van verdeling van het eigendomsaandeel groot 33% van partijen in de woning staande en gelegen aan de [adres]
(vzr.: deze vermelding is in de herstelbeschikking van 5 april 2022 gewijzigd in [adres])(hierna: het eigendomsaandeel) als volgt:
- het eigendomsaandeel wordt aan de man toebedeeld, tegen een vergoeding voor de overdracht van het deel van de vrouw aan de man ter hoogte van de helft van de huidige taxatiewaarde van het gehele eigendomsaandeel, welke vergoeding aldus door de man aan de vrouw dient te worden voldaan.
2.5.
Aan de vastgestelde wijze van verdeling van de voormalige echtelijke woning en het eigendomsaandeel in de woning aan de [adres] is tot nu toe geen uitvoering gegeven.
De door de vrouw ingeschakelde makelaar voor verkoop van de woning heeft haar op
9 maart 2023 in een e-mail laten weten dat er sprake is van enkele bouwkundige aspecten, dat de woning serieus opgeruimd moet worden om überhaupt te kunnen worden gefotografeerd voor verkoop en dat, zolang er aan de bestaande situatie niets verandert, de woning onverkoopbaar is.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Ten aanzien van de woning
- zal bepalen dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning en inboedel aan de
toekomt voor een periode van twaalf maanden na de datum van dit vonnis, met het gebod dat de man de woning in deze periode niet mag betreden op straffe van een dwangsom en
- zal bepalen dat de man gehouden is om - tot aan de verkoop en levering van de woning
aan een derde - voor de helft bij te dragen in de eigenaarslasten en gebruikerslasten van
de woning.
Ten aanzien van het eigendomsaandeel
Primair:
zal bepalen dat de man binnen vier weken na dagtekening van dit vonnis een bedrag van
€ 250.000,00 dient te betalen aan de vrouw, op een door haar nader te geven
rekeningnummer, één en ander ter zake de verdeling van het eigendomsaandeel 33%
groot van partijen in de woning staande en gelegen aan de [adres]
.
Subsidiair:
de man zal veroordelen om binnen veertien dagen na dit vonnis uitvoering te geven aan de verdeling van het eigendomsaandeel zoals bepaald in de echtscheidingsbeschikking, door in ieder geval binnen deze termijn het eigendomsaandeel te laten taxeren en binnen veertien dagen nadien de helft van die taxatiewaarde aan de vrouw te betalen op een door haar nader te geven rekeningnummer, één en ander op straffe van een dwangsom.
Voorwaardelijk, voor het geval de voorzieningenrechter oordeelt dat de man de in de echtscheidingsbeschikking uitgesproken verdeling ter zake het eigendomsaandeel niet dient na te komen:
de man zal veroordelen een bedrag van € 4.445,43 ter zake de door de vrouw volledig
betaalde WOZ-beschikking/gemeentelijke belastingen gelieerd aan de woning, aan de
vrouw te betalen.
In alle gevallen met veroordeling van de man in de kosten van dit geding.
3.2.
De vrouw stelt dat het spoedeisend belang bij toewijzing van haar vordering erin is gelegen dat zij niet langer gedwongen kan worden in een onverdeelde boedel te blijven. Zij voert aan dat zij de woning en de tuin eerder al heeft opgeruimd in het kader van de verkoopopdracht, maar dat de man de spullen weer heeft teruggezet en de kerstboom in de tuin heeft neergegooid.
Verder stelt zij dat de huidige woonsituatie voor enorm veel stress en spanning zorgt bij de kinderen van partijen.
3.3.
De man voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de executie / tenuitvoerlegging van de beslissingen onder 3.4, 3.5 en 3.6 van de
echtscheidingsbeschikking van 9 maart 2022, hersteld bij beschikking van 5 april 2022, zal schorsen hangende de door de man gestarte, althans nog te starten, bodemprocedures en zal bepalen dat de man met uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning en dat de vrouw gehouden is om - tot aan de verkoop en levering van de echtelijke woning aan een derde - voor de helft bij te dragen in de eigenaars- en gebruikslasten van de echtelijke woning en de verdeling daarvan voor de periode van drie jaren uit zal sluiten te rekenen vanaf de datum van dit vonnis. Verder vordert de man voorwaardelijk, voor het geval de executie van de echtscheidingsbeschikking van 9 maart 2022 onder 3.5 niet wordt geschorst, dat partijen worden veroordeeld hun medewerking te verlenen aan verkoop van de echtelijke woning door tussenkomst van een onafhankelijke makelaar, aan te wijzen door de reeds ingeschakelde makelaars van de man en de vrouw, dan wel aan te wijzen door de voorzieningenrechter, tegen een verkoopprijs zoals de makelaar die in de huidige markt juist acht en te bepalen dat van de verkoopopbrengst van de echtelijke woning zullen worden voldaan:
- de hypothecaire geldlening bij Nationale Nederlanden van € 327.500,-;
- de hypothecaire geldlening bij dhr. R. van Buuren van € 32.942,74 te vermeerderen met de rente van 4% vanaf 19 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening van deze lening;
- de verkoopkosten PM;
- het vergoedingsrecht van € 28.700,-· aan de man, althans dat dit bedrag in depot bij de notaris blijft totdat in de bodemprocedure daarover is beslist,
waarna het restant van de (netto) verkoopopbrengst door partijen bij helfte zal worden gedeeld, een en ander met veroordeling van de vrouw in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten en wettelijke rente.
4.2.
De man legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de vrouw de rechtbank in de echtscheidingsprocedure onvolledig heeft geïnformeerd. Hij stelt dat de rechtbank hierdoor slechts een partiële verdeling heeft uitgesproken en bovendien over het 33% eigendomsaandeel in de Iordensstraat 4 een beslissing heeft genomen die zij niet zou hebben genomen als zij juist zou zijn geïnformeerd. Hij wijst er op dat hij dit eigendomsaandeel onder een uitsluitingsclausule heeft verkregen uit de nalatenschap zijn opa, zodat dit geen gemeenschappelijk vermogen is.
Verder voert de man aan dat hij er belang bij heeft dat de verdeling van de woning voor 3 jaar wordt uitgesteld. Hij stelt dat er grote zorgen zijn over het welzijn van de dochters van partijen en dat het in hun belang is dat de huidige situatie, waarbij de man het uitsluitend gebruik van de woning heeft, in stand blijft.
Hij stelt dat hij er om deze redenen in ieder geval belang bij heeft dat de tenuitvoerlegging van de beschikking van 9 maart 2022 wordt geschorst, in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure.
4.3.
De vrouw voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op de grote samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze gezamenlijk worden beoordeeld en beslist. De voorzieningenrechter ziet aanleiding eerst de vordering van de man tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking - als meest verstrekkend - te beoordelen en beslissen.
Schorsing van de tenuitvoerlegging
5.2.
De meest verstrekkende vordering van de man is dat de tenuitvoerlegging van de beschikking van 9 maart 2022 wordt geschorst in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure. De man heeft gesteld dat de beslissingen onder 3.4 t/m 3.6 in strijd met het dwingend recht tot stand zijn gekomen, onder meer omdat de rechtbank in strijd met de bestaande jurisprudentie is overgegaan tot een partiële verdeling en de beslissingen heeft gebaseerd op onjuist informatie. Hij heeft verklaard dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat het eigendomsaandeel in de woning aan de Iordenstraat aan partijen gemeenschappelijk toekomt, terwijl hij dit eigendomsaandeel onder uitsluiting heeft verkregen uit de nalatenschap van zijn opa. Tot slot heeft hij verklaard dat de kinderalimentatie niet juist is vastgesteld, namelijk zonder dat de vrouw inzage heeft gegeven in haar inkomensgegevens of zonder dat een alimentatieberekening is gemaakt.
5.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen grond bestaat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking van 9 maart 2022. Daarbij wordt het volgende in overweging genomen.
5.4.
Schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking kan slechts worden bevolen als de vrouw - mede gelet op de belangen aan de zijde van de man die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft om tot tenuitvoerlegging van de beschikking over te gaan. Dit kan het geval zijn als de te executeren beschikking klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de executie op grond van na de beschikking voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de man een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor onverwijlde tenuitvoerlegging van de beschikking niet kan worden aanvaard.
5.5.
Vooropgesteld wordt dat de man er voor heeft gekozen geen verweer te voeren in de echtscheidingsprocedure en ook niet tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van 9 maart 2022 zodat deze beschikking in kracht van gewijsde is.
5.6.
De man heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de beschikking klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag. Anders dan de man heeft aangevoerd is in de beschikking geen partiële verdeling uitgesproken. De rechtbank heeft uitsluitend de wijze van de verdeling vastgesteld met betrekking tot de aan haar voorgelegde vermogensbestanddelen, te weten de woning en het eigendomsaandeel in de woning aan de Iordenstraat. Dat de man nu in een bodemprocedure onder meer de beslissing over dit eigendomsaandeel alsnog wil aanvechten, maakt nog niet dat er grond bestaat om de tenuitvoerlegging van de beschikking op dit moment te schorsen. In Nederland bestaat een rechtsstelsel waarbij het mogelijk is om, als men het niet eens is met een beslissing van een rechter, bij een hogere instantie in beroep te gaan tegen die beslissing. Dit moet echter wel gebeuren binnen de termijnen die de wet daaraan verbindt. Vaststaat dat de man de termijn voor hoger beroep na de beschikking van 9 maart 2022 ongebruikt voorbij heeft laten gaan, waardoor die beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. Dit betekent dat het aanvechten van de beslissingen in de beschikking in beginsel niet meer mogelijk is en dat deze beslissingen tussen partijen vaststaan.
5.7.
Ook het beroep van de man op het ontstaan van een noodtoestand voor hem en de kinderen als de vrouw de verkoop van de woning kan doorzetten, omdat zij dan op straat zullen staan, kan hem niet helpen. Er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die na het wijzen van de beschikking bekend geworden zijn en de omstandigheid dat de man de woning bij verkoop daarvan zal moeten verlaten, is inherent aan de beslissing dat de woning verkocht moet worden en is bij het nemen van die beslissing door de rechtbank al meegewogen. Dat de kinderen op straat zullen komen te staan acht de voorzieningenrechter vooralsnog onvoldoende aannemelijk. Het zijn ook de kinderen van de vrouw, zeker gelet op de eerder door partijen gehanteerde birdnesting-regeling en op de omstandigheid dat [B.] ook nu al haar feitelijk verblijfplaats bij de vrouw heeft wordt dan ook aannemelijk geacht dat de vrouw de kinderen zal opvangen, vooralsnog in de woning.
5.8.
Ook ten aanzien van de beslissing omtrent de kinderalimentatie heeft de man geen feiten of omstandigheden aangevoerd die maken dat er grond bestaat om de tenuitvoerlegging van dit deel van de beslissing te schorsen. Ook hiervoor geldt immers dat aannemelijk moet worden gemaakt dat de beschikking klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, maar de man heeft in dit verband niet inhoudelijk aangevoerd waarom het vastgestelde bedrag niet juist is.
Woning [adres]
5.9.
Omdat de beschikking van 9 maart 2022 in kracht van gewijsde is, staat tussen partijen vast dat deze woning moet worden verkocht op de wijze zoals door de rechtbank in die beschikking is bepaald.
5.10.
De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de man onvoldoende medewerking verleent aan het verkoopklaar maken van de woning en dat de dwangsom, die de rechtbank in de beschikking had verbonden aan die benodigde medewerking van de man, onvoldoende prikkel vormt voor hem om daadwerkelijk mee te werken.
5.11.
Weliswaar heeft de man heeft ter zitting verklaard dat hij (inmiddels) ook van mening is dat de woning moet worden verkocht, maar gelet op zijn vordering in reconventie die er op is gericht om de verdeling van de woning met drie jaar uit te stellen, is de verwachting gerechtvaardigd dat de man zich feitelijk verder tegen de verkoop op korte termijn zal (blijven) verzetten.
5.12.
Om die reden bestaat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende grond voor het oordeel dat uitvoering geven aan dit deel van de beschikking van de rechtbank alleen dan goed mogelijk is als de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning heeft. De vrouw heeft aangegeven dat zij alleen in die situatie de woning voor de verkoop kan opknappen en de man heeft ter zitting verklaard dat hij het fijn vindt als de vrouw dat gaat doen.
De vordering van de vrouw om te bepalen dat het uitsluitend gebruik van deze woning en de inboedel aan haar toekomt voor de duur van 12 maanden na betekening van het vonnis zal dan ook worden toegewezen, onder de verplichting om volledige medewerking te verlenen aan een voortvarende verkoop en de adviezen van de makelaar op te volgen, een en ander op de wijze als hierna onder ‘de beslissing’ wordt vermeld.
5.13.
De voorzieningenrechter zal de termijn waarbinnen de man de woning moet hebben verlaten vaststellen op één maand na betekening van dit vonnis en aan deze verplichting een dwangsom verbinden als prikkel tot nakoming.
5.14.
Uit hetgeen is overwogen en beslist in r.o. 5.9 volgt dat het door de man gevorderde uitstel van de verdeling van de woning voor de duur van drie jaar wordt afgewezen.
5.15.
Het gevorderde verbod aan de man op straffe van een dwangsom om de woning gedurende de periode dat het uitsluitend gebruik aan de vrouw toekomt te betreden, zal worden toegewezen, mede gelet op hetgeen hiervoor in r.o. 5.10 en 5.11 is overwogen.
5.16.
Uit hetgeen is overwogen en beslist in r.o. 5.12 volgt dat de spiegelbeeldige vordering van de man, dat hij gerechtigd zal zijn de woning met uitsluiting van de vrouw te gebruiken, wordt afgewezen, evenals zijn daarmee samenhangende vordering tot meebetalen aan de gebruikerslasten door de vrouw.
5.17.
De door de vrouw gevorderde bijdrage van de man aan de gebruikerslasten van de woning wordt eveneens afgewezen. De gebruikerslasten komen gedurende de periode dat zij de woning met uitsluiting van de man mag gebruiken (en daar ook feitelijk gebruik van kan maken) geheel voor haar rekening.
5.18.
De gevorderde bepaling dat de man moet bijdragen in de helft van de eigenaarslasten van de woning wordt wel toegewezen. Partijen zijn immers gezamenlijk eigenaar van de woning. Hieruit volgt dat partijen ieder de helft van de eigenaarslasten moeten dragen. Omdat dit deel van de vordering van de vrouw wordt toegewezen, heeft de man bij afzonderlijke toewijzing van zijn spiegelbeeldige vordering geen belang.
5.19.
Omdat uit hetgeen hiervoor in r.o. 5.3 en volgende is overwogen en beslist volgt dat de voorwaarde waaronder de man zijn voorwaardelijke vorderingen heeft ingesteld is vervuld, zullen deze inhoudelijk worden behandeld.
5.20.
De vordering van de man om te bepalen dat de woning verkocht moet worden door tussenkomst van een makelaar die door de afzonderlijk door partijen reeds ingeschakelde makelaars wordt aangewezen wordt afgewezen. De voorzieningenrechter ziet geen reden om af te wijken van het oordeel van de rechtbank in de beschikking dat de vrouw de makelaar mag bepalen.
5.21.
De door de man gevorderde wijze van verdeling van de netto verkoopopbrengst van de woning wordt afgewezen. De verdeling van die opbrengst dient aan de orde te komen bij de feitelijke verdeling. Niet is gesteld dat de man een spoedeisend belang heeft bij een voorlopige voorziening op dit punt. Daarbij merkt de voorzieningenrechter ook op dat de aflossing van de hypotheek uit de verkoopopbrengst in ieder geval niet in geschil is tussen partijen en dit sowieso nodig zal zijn om de woning hypotheekvrij te kunnen leveren aan de koper.
Eigendomsaandeel [adres]
5.22.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat op grond van de beschikking van 9 maart 2022, die in kracht van gewijsde is, ter zake van het eigendomsdeel in de woning aan de Iordensstraat 4 tussen partijen onherroepelijk vaststaat dat dit eigendomsaandeel tot de gemeenschap behoort. Ook de wijze van verdeling van dit eigendomsaandeel is in de beschikking vastgesteld. Door de man is betoogd dat dit eigendomsaandeel onder een testamentaire uitsluitingsclausule valt, maar in dit betoog wordt hij niet gevolgd. In het testament heeft zijn grootvader laten opnemen dat al hetgeen
zijn kinderen(onderstreping voorzieningenrechter)uit zijn nalatenschap zullen verkrijgen en de daarvan komende revenuen niet zullen vallen in enige gemeenschap van goederen, waarin zij zijn gehuwd of te eniger tijd zullen huwen en dat zij daarover de volle beschikking zullen hebben, zodat het nog maar de vraag is of deze clausule op de man van toepassing kan worden geacht, omdat het testament spreekt van “kinderen” en de man geen kind was van de erflater, maar een kleinkind. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan, anders dan door de man is betoogd, niet worden geoordeeld dat de beschikking van de rechtbank op dit punt nietig is.
5.23.
De primaire vordering van de vrouw om de man te veroordelen ter zake van de verdeling van dit eigendomsaandeel aan haar een bedrag te betalen van € 250.000,- wordt afgewezen, omdat de gestelde waarde niet is onderbouwd.
5.24.
Ten aanzien van de subsidiaire vordering van de vrouw omtrent dit aandeel wordt overwogen dat de wijze van verdeling zoals vermeld in de beschikking moet worden uitgevoerd. Toedeling van het gemeenschappelijk aandeel aan de man zal moeten gebeuren bij notariële akte en de man hoeft pas ter gelegenheid van die toedeling af te rekenen met de vrouw. Voordat de verdeling van dit aandeel kan plaatsvinden dient het aandeel echter wel te worden getaxeerd naar de datum van de beschikking, te weten 9 maart 2022, omdat in de beschikking is bepaald dat de man aan de vrouw de helft van ‘de huidige taxatiewaarde’ moet vergoeden. Omdat de man tot nu toe niet zijn medewerking heeft willen verlenen aan de tenuitvoerlegging van deze beslissing, heeft de vrouw er belang bij dat een termijn wordt bepaald voor het laten uitvoeren van de benodigde taxatie, op straffe van een dwangsom. Aan deze dwangsom zal een maximum worden verbonden.
5.25.
De voorwaarde waaronder het voorwaardelijke deel van de vordering van de vrouw is ingesteld is niet in vervulling gegaan, zodat dit deel geen nadere bespreking behoeft.
Proceskosten
5.26.
Partijen vorderen over en weer een proceskostenveroordeling. Omdat partijen voormalig echtelieden zijn zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
stelt de termijn waarbinnen de man de woning aan de [adres] uiterlijk moet verlaten vast op één maand na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat de man na ommekomst van genoemde termijn de woning niet heeft verlaten, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 20.000,00;
6.2.
bepaalt dat aan de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning en de inboedel van de onder r.o. 6.1 genoemde woning toekomt voor een periode van twaalf maanden vanaf een maand na betekening van dit vonnis, onder de verplichting om de woning binnen twee maanden nadat zij de woning heeft betrokken verkoop-klaar te maken en aansluitend te koop te zetten en de adviezen van de door haar ingeschakelde makelaar ten aanzien van de vraagprijs en de uiteindelijke verkoopprijs op te volgen en de woning in overleg met de makelaar open te stellen voor bezichtigingen en/of taxatie en/of bouwkundige keuring, zo vaak als dat volgens de makelaar noodzakelijk is;
6.3.
bepaalt dat de man de woning gedurende de periode dat aan de vrouw het uitsluitend gebruik daarvan toekomt niet mag betreden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per overtreding met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 20.000,00;
6.4.
bepaalt dat de man tot aan de verkoop en levering van de woning aan een derde gehouden is om voor de helft bij te dragen in de eigenaarslasten van de woning;
6.5.
veroordeelt de man om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het eigendomsaandeel in de [adres] overeenkomstig de beschikking te laten taxeren tegen de waarde op 9 maart 2022, op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 per dag dat hij na ommekomst van genoemde termijn hieraan niet voldoet, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 20.000,00;
6.6.
bepaalt duidelijkheidshalve dat het totaal aan te verbeuren dwangsommen niet hoger kan zijn dan € 20.000,00;
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.9.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
6.10.
wijst het gevorderde af;
6.11.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 31 mei 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1155