ECLI:NL:RBNHO:2023:4997

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
C/15/338465 / JU RK 23-527
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 april 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige, ingediend door de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers. Het verzoek was gebaseerd op zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die bij haar moeder woont. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en haar advocaat, mr. E.J. Coxon, aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de GI.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder belast is met het ouderlijk gezag en dat de minderjarige onder toezicht is gesteld. De GI verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing voor vier maanden, maar de kinderrechter oordeelde dat het verzoek onvoldoende onderbouwd was. Er zijn zorgen over de thuissituatie, maar deze zijn niet zo ernstig dat uithuisplaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter benadrukte dat er nog andere mogelijkheden zijn om de stabiliteit in de thuissituatie te verbeteren en dat het in het belang van de minderjarige is om hulpverlening in te zetten.

De kinderrechter heeft het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat er onvoldoende informatie was om deze ingrijpende maatregel te rechtvaardigen. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, maar dat er binnen drie maanden hoger beroep kan worden ingesteld. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat het van belang is om de komende periode te benutten voor het inzetten van hulpverlening in de thuissituatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/338465 / JU RK 23-527
Datum uitspraak: 20 april 2023
Beschikking over een afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Alkmaar, hierna te noemen de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. E.J. Coxon, kantoorhoudende te Utrecht.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 7 april 2023, ingekomen bij de griffie op 11 april 2023.
1.2.
Op 13 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.J. Coxon;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 16 juli 2020 [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 30 juni 2022 tot 16 juli 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor de duur van vier maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht.
De GI maakt zich grote zorgen om de ontwikkeling van [de minderjarige] . De interactie tussen de moeder en [de minderjarige] is dusdanig slecht dat de GI heeft geregeld dat [de minderjarige] meer dan de helft van de week bij de [zorgboerderij] kan verblijven. Ondanks deze maatregel, gaan de overige momenten thuis niet goed. [de minderjarige] scheldt haar moeder uit en schopt en slaat haar. Andersom schreeuwt en scheldt de moeder ook terug waardoor het thuis steeds heftiger wordt. De andere kinderen zijn hierbij aanwezig, waarbij zij een angstige indruk maken en onderdeel zijn van de voortdurende strijd en het huiselijk geweld. [de minderjarige] heeft een grote behoefte aan structuur. Deze wordt thuis niet geboden aan de kinderen. [de minderjarige] en haar broertje en zusje komen met regelmaat te laat op school en eten en slapen op onregelmatige tijden. Ook worden de kinderen voortdurend blootgesteld aan de wisselende stemmingen en persoonlijke problematiek van de moeder. De GI is voortdurend bezig met het begrenzen van de moeder, zodat zij niet voortdurend iedereen blijft bellen en benaderen en aandacht afdwingt. [de minderjarige] reageert heftig op de gedragingen van de moeder, omdat zij behoefte heeft aan rust en voorspelbaarheid.
3.3.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd. De betrokken jeugdbeschermer was wegens ziekte niet in staat de zitting bij te wonen. De vervangers hebben - desgevraagd - de zorgen niet kunnen concretiseren, maar stellen dat de zorgen worden geuit door verschillende betrokken instanties en de grootouders. Het is nog niet duidelijk waar [de minderjarige] geplaatst kan worden, in het geval dat de uithuisplaatsing wordt uitgesproken.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder is het niet eens met het verzochte. Ter zitting is door en namens de moeder het volgende naar voren gebracht. De advocaat van de moeder verzoekt de kinderrechter het verzoek van de GI af te wijzen. Hij stelt dat er geen sprake is van een noodzaak tot uithuisplaatsing, omdat er nog voorliggende maatregelen kunnen worden toegepast. Daarnaast is het verzoek van de GI onvoldoende onderbouwd. Op dit moment ontvangt de moeder hulpverlening van een medisch maatschappelijk werker, de praktijkondersteuner van de huisarts en de Omring. In mei zal de moeder starten met gesprekken bij een psychiater. Daarnaast is de moeder begonnen met het NIKA traject van NiCare waarbij haar interacties met [de minderjarige] gefilmd worden. Wanneer [de minderjarige] en de moeder tijd met zijn tweeën doorbrengen, verlopen de interacties goed. Als [de minderjarige] last heeft van prikkels en spanningen kan zij heftig reageren. De moeder erkent dat zij het lastig vindt om rustig te reageren wanneer zij wordt uitgescholden en heeft daarom baat bij deze begeleiding. De moeder zou graag meer opvoedondersteuning thuis ontvangen. Ook zou [de minderjarige] individuele behandeling moeten ontvangen, zodat duidelijk wordt waar haar boosheid vandaan komt. Wellicht moet ook onderzocht worden of [de minderjarige] wel de juiste medicatie en de juiste dosering hiervan neemt.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat niet wordt voldaan aan de vereisten uit artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek en het verzoek van de GI moet worden afgewezen. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.2.
Hoewel uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er weldegelijk zorgen bestaan rondom de thuissituatie van [de minderjarige] bij de moeder, zijn deze zorgen op dit moment niet dusdanig ernstig dat een uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is. Een uithuisplaatsing is een uiterst middel dat alleen ingezet mag worden als andere oplossingen om een kind in de thuissituatie te houden geen uitkomst meer bieden. De kinderrechter meent dat er nog verschillende mogelijkheden zijn om de stabiliteit in de thuissituatie te verstevigen, omdat er niet onderzocht is welke hulpverlening verder kan worden ingezet. Het is de kinderrechter gebleken dat [de minderjarige] grote behoefte heeft aan structuur en aandacht, en dat zij bij een gebrek hieraan heftig kan reageren. Ter zitting heeft de moeder erkend dat zij zelf ook een rol speelt bij de heftige interacties tussen haar en [de minderjarige] . De kinderrechter vindt het positief dat de moeder dit kan aangeven omdat dit toont dat de moeder leerbaar is. De moeder staat open staat voor hulpverlening en wil graag meer opvoedondersteuning ontvangen. Het is niet in het belang van [de minderjarige] om haar uit huis te plaatsen nu nog niet onderzocht is wat de moeder nodig heeft om de opvoeding beter te laten verlopen. Bovendien is er nog geen individuele hulpverlening voor [de minderjarige] ingezet. De kinderrechter stelt vast dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] loopt tot 16 juli 2023. Het is van groot belang dat de komende periode wordt benut om (meer) hulpverlening in de thuissituatie bij de moeder in te zetten, zodat zij wordt ondersteund bij de opvoeding van de kinderen. [de minderjarige] gaat vijf dagen per week naar het [zorgboerderij] , waarbij zij drie dagen gebruik maakt van de dagbesteding en twee nachten van de logeeropvang. Het broertje en zusje van [de minderjarige] maken gebruik van de logeeropvang bij een andere zorgboerderij. Er dient door de GI en betrokken hulpverleners gekeken te worden of het mogelijk is dat er meer momenten kunnen komen waarbij de moeder alleen thuis is met [de minderjarige] , dan wel alleen thuis is met de twee kleinere kinderen, om zo de spanningen weg te nemen.
5.3.
De kinderrechter is het eens met de advocaat dat het verzoekschrift van de GI onvoldoende informatie bevat om een ingrijpende maatregel als een uithuisplaatsing te rechtvaardigen. Daarbij klemt zeer dat niet bekend is waar [de minderjarige] naar toe gaat in het geval van een uithuisplaatsing. Op de concrete vragen die leefden over [de minderjarige] en de thuissituatie kon helaas geen antwoord worden gegeven nu de betrokken jeugdbeschermer wegens ziekte niet aanwezig kon zijn op de zitting.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst af het verzoek tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2023 door mr. G.A.M. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Kuvel, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 10 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.