In deze zaak gaat het om een beroep tegen een administratieve sanctie die is opgelegd aan betrokkene voor het parkeren op een plaats die bestemd is voor onmiddellijk laden en lossen van goederen. De zaak is behandeld op 7 maart 2023 in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad. Betrokkene had een boete ontvangen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig en handhaafde de beslissing.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen activiteiten zijn waargenomen die duiden op het onmiddellijk laden of lossen van goederen, wat een voorwaarde is voor het parkeren op de betreffende plaats. De betrokkene stelde dat hij bezig was met het lossen van goederen, maar de kantonrechter oordeelde dat de door de verbalisant opgemaakte rapportage voldoende bewijs bood dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, daadwerkelijk had plaatsgevonden. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om deze te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskosten werd afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door kantonrechter A.P. Ploeger en in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.