ECLI:NL:RBNHO:2023:4893

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
10158958 \ VV EXPL 22-82
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een verstekvonnis in kort geding wegens afgenomen overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis van 29 september 2022, waarbij ontruiming van een huurwoning was toegewezen. De eisende partij in verzet, vertegenwoordigd door de bewindvoerder, had verzocht om vernietiging van het verstekvonnis, omdat de huurder, die eerder overlast veroorzaakte, in de periode na het verstekvonnis aanzienlijk minder overlast had veroorzaakt. De kantonrechter oordeelde dat de huurder, die sinds november 2022 in behandeling is voor psychische klachten, een laatste kans moest krijgen. De rechter concludeerde dat de overlast sinds de terugkeer van de huurder naar de woning in januari 2023 aanzienlijk was afgenomen en dat de behandelingen een positief effect hadden gehad. De kantonrechter vernietigde het eerdere verstekvonnis en wees de oorspronkelijke vordering van de stichting Parteon af, waardoor de huurder de kans kreeg om zich als een goede huurder te gedragen. Tevens werden de proceskosten van de verstekprocedure voor rekening van de bewindvoerder q.q. gesteld, terwijl de kosten van de verzetprocedure voor rekening van Parteon kwamen, omdat zij ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10158958 \ VV EXPL 22-82
Uitspraakdatum: 1 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter in verzet in kort geding in de zaak van
De besloten vennootschap
[bewindvoerder] ., in de hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [eisende partij in verzet]
gevestigd te [vestigingsplaats 1]
eisende partij in het verzet
verder te noemen: de bewindvoerder q.q.
gemachtigde: mr. M. Heikens
tegen
de stichting
Stichting Parteon
gevestigd te [vestigingsplaats 2]
gedaagde partij in het verzet
verder te noemen: Parteon
gemachtigde: mr. Z. Massink
De zaak in het kort
In een eerdere verstekprocedure is ontruiming van een huurwoning toegewezen, omdat de huurder overlast veroorzaakte. In deze procedure wordt vernietiging van dat vonnis gevorderd. Omdat de huurder de afgelopen periode veel minder overlast heeft veroorzaakt dan in de periode voor het verstekvonnis, krijgt zij een laatste kans en wordt het verstekvonnis vernietigd.

1.Het procesverloop

1.1.
Parteon heeft bij inleidende dagvaarding van 8 september 2022 een vordering ingesteld tegen de bewindvoerder q.q.
1.2.
De bewindvoerder q.q. is niet verschenen, waarna de bewindvoerder q.q. bij verstekvonnis van 29 september 2022 is veroordeeld.
1.3.
Bij dagvaarding van 27 oktober 2022 is de bewindvoerder q.q. in verzet gekomen van dat verstekvonnis.
1.4.
Op 11 mei 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Parteon heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft de bewindvoerder q.q. bij e-mails van 9 en 10 mei 2023 nog stukken toegezonden. Parteon heeft bij brief van 9 mei 2023 stukken toegezonden.
2.
De feiten
2.1.
[eisende partij in verzet] (hierna te noemen: ‘ [eisende partij in verzet] ’) huurt vanaf 1 mei 2018 van Parteon een woning aan de [adres] (hierna: de woning).
2.2.
Sinds september 2021 heeft Parteon van buurbewoners van [eisende partij in verzet] diverse overlastmeldingen ontvangen. Deze overlast bestond met name uit geluidsoverlast, het onheus en onbeschoft bejegenen van omwonenden, het veroorzaken van incidenten waarbij de politie en/of andere hulpverleners te plaatse moesten komen en stankoverlast door het achterlaten van vuilniszakken op de galerij.
2.3.
[eisende partij in verzet] is op 21 november 2022 met psychotische klachten opgenomen in de dubbele diagnose kliniek van Parnassia in Castricum. Tevens is [eisende partij in verzet] sinds november 2022 in behandeling bij Brijder en is zij begeleid door Leviaan.
2.4.
Vanaf eind januari 2023 verblijft [eisende partij in verzet] weer in haar woning.
2.5.
Op 19 maart 2023 is de politie, naar aanleiding van een melding van een buurtbewoner, bij [eisende partij in verzet] langs geweest. In het door de politie opgestelde proces-verbaal is, voor zover van belang, het volgende opgenomen.
‘Rapps (…) ontvingen op zondag 19 maart 202, omstreeks 10:07 uur een melding van geluidsoverlast van de boven buurvrouw. Er zou al zes uur lang geschreeuwd worden. Ook zou er met spullen worden gegooid. Het zou gaan om [eisende partij in verzet] . [eisende partij in verzet] is bekend met psychische problemen. [eisende partij in verzet] is reeds terug uit Dijk en Duin.
(…)
Binnen troffen we [eisende partij in verzet] huilend op de bank aan. (…)’

3.De vordering en het verweer

3.1.
Parteon heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd dat de bewindvoerder q.q. de woning ontruimt en ter vrije beschikking van Parteon stelt, op verval van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat de bewindvoerder q.q. daarmee in gebreke blijft. De kantonrechter heeft deze vordering bij verstek toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom is gematigd tot € 100,00 per dag en is gemaximeerd op € 10.000,00.
3.2.
De bewindvoerder q.q. vordert, in de verzetdagvaarding, ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de oorspronkelijke vordering. Daartoe voert de bewindvoerder q.q. aan dat rekening gehouden moet worden met de persoonlijke situatie van [eisende partij in verzet] en het woonbelang van [eisende partij in verzet] daarom dient te prevaleren boven het belang van Parteon.

4.De beoordeling

4.1.
Onbetwist staat vast dat de bewindvoerder q.q. op tijd in verzet is gekomen, zodat de zaak opnieuw moet worden beoordeeld.
4.2.
Een vordering tot ontruiming van een woning is toewijsbaar in kort geding als met een grote mate van waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat in een bodemprocedure een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen en er sprake is van een spoedeisend belang bij ontruiming vooruitlopend op de uitkomst van de bodemprocedure.
4.3.
Uitgangspunt is dat iedere tekortkoming de wederpartij de bevoegdheid geeft om een overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, ontbinding met de gevolgen daarvan niet rechtvaardigt. [1] Volgens vaste jurisprudentie geeft alleen een tekortkoming van voldoende gewicht recht op ontbinding van een overeenkomst. Bij de beoordeling daarvan kunnen naast de bijzondere aard of de geringe betekenis van de tekortkoming ook alle overige omstandigheden van het geval van belang zijn. [2]
4.4.
Niet weersproken is dat [eisende partij in verzet] in het verleden overlast heeft veroorzaakt. Daarmee staat vast dat [eisende partij in verzet] tekort is geschoten in haar verplichting om zich als een goed huurder te gedragen. Deze tekortkoming levert in beginsel een grond voor ontbinding van de huurovereenkomst op. [eisende partij in verzet] beroept zich echter op de tenzij-bepaling en voert aan dat haar belang om de woning te behouden zwaarder weegt dan het belang van Parteon bij ontruiming van het gehuurde.
4.5.
Vast staat dat Parteon er belang bij heeft dat een huurder geen overlast veroorzaakt vanuit de van haar gehuurde woning. Dit omdat Parteon ook richting buurtbewoners, die eveneens van Parteon huren, moet zorgen voor een veilige en ongestoorde leefomgeving. Daartegenover staat dat het duidelijk is dat een ontbinding en ontruiming voor [eisende partij in verzet] ingrijpende gevolgen heeft. Gezien haar persoonlijke situatie en de huidige woningmarkt zal het voor haar vermoedelijk erg lastig worden om een andere woning te vinden. Het belang om de woning te behouden is op zichzelf echter onvoldoende om ontbinding van de huurovereenkomst wegens tekortschieten te voorkomen.
4.6.
In dit geval oordeelt de kantonrechter echter dat het onvoldoende aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een eventueel op deze procedure volgende bodemprocedure zal worden ontbonden. Daarvoor is van belang dat de overlast vooral werd veroorzaakt door de psychische toestand waarin [eisende partij in verzet] verkeerde. Daarvoor is zij echter tijdelijk opgenomen geweest en behandeld. Nadat [eisende partij in verzet] eind januari 2023 is teruggekeerd naar haar woning, is er slechts één overlastmelding geweest. Hoewel de kantonrechter de ernst van dat incident niet onderschat, moet wel worden vastgesteld dat het aantal overlastmeldingen sinds [eisende partij in verzet] terug is van haar opname flink is afgenomen. Van het structureel veroorzaken van overlast is op dit moment geen sprake meer. Het lijkt er dan ook op dat de behandelingen die [eisende partij in verzet] heeft gehad, een positief effect hebben gehad op haar gedrag. Dat het beter gaat met [eisende partij in verzet] volgt ook uit de omstandigheid dat haar zorgmachtiging voortijdig is ingetrokken. Hoewel begrijpelijk is dat Intermaris bang is dat [eisende partij in verzet] terugvalt in haar oude gedrag en opnieuw overlast zal gaan veroorzaken, is die vrees alleen onvoldoende om de eerdere veroordeling in stand te houden. Dit geldt temeer nu [eisende partij in verzet] nog altijd wordt begeleid door Brijder. Uit de verklaring van een medewerkster van Brijder blijkt weliswaar dat [eisende partij in verzet] gemaakte afspraken niet altijd correct nakomt of deze verzet, maar ondanks dat blijft zij wel contact houden met haar regiebehandelaar en haar coördinerend behandelaar. Aangezien eerdere hulp die [eisende partij in verzet] heeft gehad een positief effect gehad lijkt te hebben, acht de kantonrechter de kans op een terugval op dit moment niet direct aanwezig.
4.7.
Op basis van het voorgaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat onvoldoende aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden. Dit brengt met zich mee dat de oorspronkelijke vordering van Parteon alsnog afgewezen wordt. Het verstekvonnis van 29 september 2022 zal daarom worden vernietigd. [eisende partij in verzet] krijgt hiermee nog een kans om te laten zien dat zij zich wel als een goed huurster kan gedragen. En volgende wanprestatie leidt er (mogelijk) wel toe dat [eisende partij in verzet] het gehuurde zal moeten verlaten.
4.8.
Aangezien de structurele overlast die [eisende partij in verzet] veroorzaakte pas is afgenomen nadat Parteon de bewindvoerder q.q. had gedagvaard, kan niet gezegd worden dat Parteon de bewindvoerder q.q. ten onrechte in rechte heeft betrokken. Daar komt bij dat de bewindvoerder q.q. op de zitting heeft verklaard dat zij door een interne fout niet in de eerdere procedure is verschenen. De bewindvoerder q.q. is in verstek dan ook terecht veroordeeld. De kosten van de verstekprocedure dienen daarom voor rekening van de bewindvoerder q.q. te blijven en de kantonrechter zal de bewindvoerder q.q., aangezien het verstekvonnis wordt vernietigd, in deze procedure opnieuw veroordelen tot betaling van die kosten. Deze kosten van de verstekprocedure zijn uit:
  • dagvaarding € 125,03
  • griffierecht € 128,00
  • salaris gemachtigde € 498,00
totaal € 751,03
4.9.
De kosten van de verzetprocedure komen voor rekening van Parteon, omdat zij daarin ongelijk krijgt. De kosten voor het uitbrengen van de verzetdagvaarding komen op grond van het bepaalde in artikel 141 Rv voor rekening van de bewindvoerder q.q., omdat deze kosten het gevolg zijn van het feit dat de bewindvoerder q.q. in eerste instantie niet is verschenen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 22 september 2022;
5.2.
wijst de oorspronkelijke vordering alsnog af;
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. tot betaling van de proceskosten van de verstekprocedure, die tot toe en met vandaag voor Parteon worden vastgesteld op € 751,03;
5.4.
veroordeelt Parteon tot betaling van de proceskosten van de verzetprocedure, die tot en met vandaag voor de bewindvoerder q.q. worden vastgesteld op een bedrag van € 529,00 aan salaris van de gemachtigde van de bewindvoerder q.q.;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. P. J . Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.artikel 6:265 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW)