In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis van 29 september 2022, waarbij ontruiming van een huurwoning was toegewezen. De eisende partij in verzet, vertegenwoordigd door de bewindvoerder, had verzocht om vernietiging van het verstekvonnis, omdat de huurder, die eerder overlast veroorzaakte, in de periode na het verstekvonnis aanzienlijk minder overlast had veroorzaakt. De kantonrechter oordeelde dat de huurder, die sinds november 2022 in behandeling is voor psychische klachten, een laatste kans moest krijgen. De rechter concludeerde dat de overlast sinds de terugkeer van de huurder naar de woning in januari 2023 aanzienlijk was afgenomen en dat de behandelingen een positief effect hadden gehad. De kantonrechter vernietigde het eerdere verstekvonnis en wees de oorspronkelijke vordering van de stichting Parteon af, waardoor de huurder de kans kreeg om zich als een goede huurder te gedragen. Tevens werden de proceskosten van de verstekprocedure voor rekening van de bewindvoerder q.q. gesteld, terwijl de kosten van de verzetprocedure voor rekening van Parteon kwamen, omdat zij ongelijk kreeg.