ECLI:NL:RBNHO:2023:4864

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
C/15/332003
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en perspectiefbesluit voor minderjarigen na beëindiging gezinsopname

Op 25 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [de minderjarige 1], [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3]. De zaak is behandeld door de meervoudige kamer en betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 16 oktober 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder van de kinderen, na een gezinsopname bij de GGZ, niet in staat is om zelfstandig voor haar kinderen te zorgen. De opname is vroegtijdig beëindigd vanwege signalen van onveiligheid en een negatief ouderschapsadvies van de GGZ. De kinderen vertonen zorgelijk gedrag en hebben speciale zorgbehoeften, waarvoor uitgebreide hulpverlening en een veilige omgeving noodzakelijk zijn.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is dat zij niet terugkeren naar de moeder, maar opgroeien in een gezinshuis waar zij de benodigde zorg en structuur ontvangen. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd en het opvoedbesluit van de GI bekrachtigd, waarbij is vastgesteld dat het perspectief van de kinderen niet bij de moeder ligt. De moeder heeft zich verzet tegen deze beslissing, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de zorgen over haar opvoedcapaciteiten gerechtvaardigd zijn, gezien de eerdere incidenten en de huidige situatie van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/332003 / JU RK 22-1423
Datum uitspraak: 25 april 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 3] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 30 september 2022 van deze rechtbank en de stukken waarnaar in die beschikking is verwezen;
- het schrijven van de GI van 10 maart 2023, met bijlagen, ingekomen op de griffie op 23 maart 2023;
- de beschikking van deze rechtbank van 29 maart 2023;
- de e-mailberichten, met bijlagen, van de moeder van 24 april 2023 en 25 april 2023.
1.2.
Op 25 april 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. De vader heeft ter zitting een briefje overgelegd met de standpunten zoals hij die ter zitting naar voren heeft gebracht.
1.3.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
[de minderjarige 1] is voorafgaand aan de zitting via een videoverbinding gehoord.

2.De feiten

2.1.
De moeder heeft vier kinderen, te weten [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] en daarnaast [de minderjarige 4] , geboren op
[geboortedatum] te [plaats] (hierna: [de minderjarige 4] ).
2.2.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] zijn door de vader erkend.
2.3.
De moeder is van rechtswege belast met het eenhoofdig gezag over de vier kinderen.
2.4.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] zijn bij beschikking van 16 oktober 2020 onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling, die steeds is verlengd, is in deze procedure bij beschikking van 30 september 2022 verlengd tot 16 oktober 2023. [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] zijn bij beschikking van 24 juni 2021 met spoed uit huis geplaatst. De machtiging tot uithuisplaatsing, die eveneens steeds is verlengd, is in deze procedure bij beschikking van 30 september verlengd tot 16 april 2023 en bij beschikking van 29 maart 2023 verlengd tot 28 april 2023, onder aanhouding van het meer verzochte.
2.5.
Bij beschikking van 30 september 2022 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 4] verlengd tot 16 oktober 2023 en bij beschikking van 25 januari 2023 is de machtiging uithuisplaatsing ten aanzien van [de minderjarige 4] verlengd tot 16 oktober 2023.
2.6.
Bij beschikking van 25 januari 2023 heeft de rechtbank de GI belast met het gezag over de vier kinderen met betrekking tot het geven van toestemming voor een medische behandeling tot 16 oktober 2023.
2.7.
Bij beschikking van 14 februari 2023 heeft de rechtbank de schriftelijke aanwijzingen van de GI van 9 december 2022 en 12 december 2022 betreffende de verzorging en opvoeding van de vier kinderen, bekrachtigd.

3.De behandeling en beoordeling van de zaak.

3.1.
De rechtbank neemt over hetgeen is overwogen en beslist in de beschikkingen in deze procedure van 30 september 2022 en 29 maart 2023 en overweegt en beslist in aanvulling daarop als volgt.
3.2.
Aan de rechtbank ligt thans nog voor het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (gezinshuis) te verlengen (voor het resterende deel) tot 16 oktober 2023, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Op 10 maart 2023 heeft de GI voorts verzocht om het door de GI op 6 december 2022 genomen besluit dat het opvoedperspectief van de minderjarigen in het gezinshuis ligt, te bekrachtigen.
standpunt van de GI
3.3.
De GI heeft in aanvulling op het standpunt, zoals weergegeven in de beschikking van 30 september 2022, in een brief van 10 maart 2023 onder meer -samengevat- het volgende naar voren gebracht.
3.4.
De moeder is op 26 september 2022 met alle vier haar kinderen voor de duur van vier weken klinisch opgenomen bij de GGZ in [plaats] . Ondanks de voorafgaande zorgen heeft de GI in overleg met de GGZ voor gezinsopname gekozen om tot een ouderschapsbeoordeling te kunnen komen. De GGZ heeft echter besloten om de plaatsing op 14 oktober 2022 vroegtijdig te beëindigen, omdat de kinderen veel signalen van onveiligheid lieten zien. De kinderen hebben door de gezinsopname grote schade opgelopen. Er zijn verschillende incidenten geweest tijdens deze opname. De GGZ heeft vervolgens een negatief ouderschapsadvies gegeven ten aanzien van het zorgen van de moeder voor vier kinderen.
Voordat de kinderen (inclusief [de minderjarige 4] ) konden worden teruggeplaatst in het gezinshuis, is de moeder met [de minderjarige 4] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] gevlucht, en heeft zij [de minderjarige 1] achtergelaten in [plaats] . De moeder is vervolgens in aanwezigheid van de kinderen door de politie aangehouden. De kinderen zijn daarna in een gezinshuis geplaatst. Bij [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] is sprake van een grote vertrouwensbreuk met de moeder. Zij laten zorgelijk gedrag zien, welke signalen de moeder niet herkent en ontkent. Ook laten zij veel signalen van onveiligheid zien.
De GI heeft aangifte gedaan tegen de moeder wegens onttrekking aan een rechterlijke machtiging. De GI ondervindt sindsdien problemen om met de moeder in contact te komen. Omdat de omgang niet goed verloopt heeft de GI de moeder twee schriftelijke aanwijzingen gegeven, die door de kinderrechter zijn bekrachtigd. De GI heeft nog geen omgang vastgesteld, omdat nu eerst duidelijk moet worden wat in het belang van de kinderen is. De kinderen hebben tweewekelijks een videobelmoment met de moeder.
Sinds de gezinsopname is er een terugval te zien in de ontwikkeling van de kinderen. Dit is ook zichtbaar op school. Zo mag [de minderjarige 2] niet meer met de taxi mee naar school vanwege zijn gedrag en doet hij dermate zorgwekkende uitspraken dat de huisarts hem heeft doorverwezen naar een kinderpsychiater. [de minderjarige 1] is boos en teleurgesteld, met name richting zijn moeder. [de minderjarige 3] is op dit moment een angstig meisje dat vrijwel geen contact maakt, constant op haar hoede is, grote paniek kan laten zien en in gillen kan uitbarsten.
Het gezinshuis is hard bezig om de ontwikkeling weer terug te krijgen op het niveau van voor de gezinsopname. [de minderjarige 4] verblijft inmiddels ook in het gezinshuis bij haar broers en zus, waar de oudste drie kinderen blij mee zijn. De GI heeft veel vertrouwen in de plek waar de kinderen nu wonen en ziet dat de kinderen weer tot ontwikkeling komen, ondanks de nog steeds bestaande noodzaak tot diagnostiek en (medische) behandelingen.
Nu de gezinsopname in [plaats] is geëindigd in een negatieve beoordeling, is de GI van mening dat het perspectief van de kinderen niet meer bij de moeder ligt en dat er niet meer toegewerkt dient te worden naar een thuisplaatsing. De GI acht het in het belang van de kinderen dat zij opgroeien in het gezinshuis, waar zij de zorg, ondersteuning en veiligheid krijgen die ze nodig hebben. De opvoedbehoefte van de kinderen is door alle gebeurtenissen en de kindeigen problematiek bovengemiddeld. Zij zijn aangewezen op professionele opvoeders.
De GI verzoekt zodoende de machtiging uithuisplaatsing te verlengen en het perspectief van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] in het gezinshuis te bekrachtigen. Voor [de minderjarige 4] is reeds bepaald dat zij zal opgroeien in het gezinshuis. Het is voor de kinderen van belang dat zij weten dat zij in het gezinshuis zullen blijven, om daarmee hopelijk de angst weg te nemen dat de moeder hen opnieuw meeneemt, aldus de GI.
De GI heeft bij de Raad voor de Kinderbescherming een verzoek ingediend om te laten onderzoeken of het gezag van de moeder moet worden beëindigd. Dit onderzoek zal nog enige tijd op zich laten wachten.
De GI heeft ter onderbouwing van het standpunt ook het ouderschapsadvies van de GGZ in [plaats] van 21 december 2022 verstrekt. Hierin wordt onder meer vermeld dat tijdens de gezinsopname is gezien dat de moeder zeer beïnvloedbaar is als er sprake is van interne onrust en paniek en onvoldoende in staat is keuzes te maken in het belang van de kinderen. De moeder kan vanwege haar beperkingen onvoldoende aansluiten bij de behoeften van de kinderen en kan niet voorzien in basale verzorging, structuur, voorspelbaarheid en veiligheid. Een ouder-kind huis of een holding environment kan de bestaande zorgen niet wegnemen, aangezien op deze plekken geen 24/7 toezicht kan worden geboden.
Ter zitting heeft de GI aangegeven dat [de minderjarige 2] inmiddels onder behandeling is bij een psychiater en anti-psychotische medicatie krijgt. Hij is aangemeld bij Inter-Psy voor verdere diagnostiek en behandeling. Er zal door middel van onder andere een IQ-onderzoek worden onderzocht of er bij hem sprake is van TOS (taalontwikkelingsstoornis). Daarnaast zal er een genetisch onderzoek plaatsvinden en diagnostiek voor een behandelplan. Ten aanzien van [de minderjarige 1] is het van belang dat er een breder beeld komt van de signalen die hij laat zien. Daarvoor is ook nader onderzoek nodig. [de minderjarige 3] gaat naar het speciaal onderwijs. Bij haar is onderzoek nodig naar haar leervermogen en zal een IQ-onderzoek volgen. De omgang met de moeder wordt met ingang van 1 mei 2023 weer opgestart, voor de duur van anderhalf uur per week in het gezinshuis. De GI ondervindt nog steeds problemen in de communicatie met de moeder, waarbij veel sturing en aandacht nodig is. Alleen met inmenging van de steunpersoon van de moeder, [steunpersoon] , lukt het om in contact te komen met de moeder. De GI vindt de rol van de moeder in het leven van de kinderen heel erg belangrijk en blijft dan ook inzetten op verbetering van het contact tussen de GI en de moeder. De omgang van de minderjarigen met de vader is onverminderd in stand gebleven.
standpunt van de vader
3.5.
De vader is van mening dat de kinderen beter verzorgd werden toen zij nog bij de moeder woonden. De kinderen deden het goed op school en waren gek op hun moeder. De moeder stond altijd klaar voor de kinderen. [de minderjarige 2] was altijd een vrolijke jongen die geen problemen gaf. Sinds hij uit huis is geplaatst, is hij vaak boos en heeft hij rare gedachten. [de minderjarige 1] is wisselend in zijn wens om wel of niet thuis te wonen. Hij kan in de weekenden wel bij de vader zijn, maar omdat de vader in een kleine woning woont, kan [de minderjarige 1] niet bij hem wonen. [de minderjarige 3] ging naar het reguliere onderwijs en had vriendinnen. Het is niet nodig dat zij op speciaal onderwijs zit. De hulpverlening die is ingezet vóór de uithuisplaatsing was ontoereikend. De kinderen zijn de dupe geworden van de uithuisplaatsing.
standpunt van de moeder
3.6.
De moeder heeft kort voor de zitting een bericht aan de rechtbank gestuurd met daarbij onder andere haar aantekeningen voor de zitting, e-mailberichten met de GI, een brief voor de rechtbank en de gezinsvoogden en een lijst met jurisprudentie en wetteksten waar de moeder naar verwijst.
De moeder heeft ter zitting -samengevat- onder meer naar voren gebracht dat zij van mening is dat de GI zich niet houdt aan de wettelijke regels en de (Europese) jurisprudentie. Artikel 3.3. van de Jeugdwet wordt niet nageleefd, omdat er niet volledig en niet naar waarheid door de GI wordt gerapporteerd. De moeder heeft aangegeven dat zij er op dit moment mee instemt dat de kinderen in het gezinshuis verblijven, maar zij verzet zich tegen het nu reeds bepalen van het perspectief van de kinderen. De moeder is het ook niet eens met de conclusies van de GGZ in [plaats] . Zij stelt dat de behandelaars niet BIG-geregistreerd zijn en dat de conclusies zijn gebaseerd op een vervuild dossier dat niet op waarheid is getoetst. Dat er tijdens de gezinsopname ook veel goed is gegaan, wordt volgens de moeder niet vermeld. De moeder kan naar eigen zeggen goed aansluiten bij de kinderen en is in staat om voor hen te zorgen. De gezinsopname is zonder enige opbouw gestart, zodat de moeder geen reële kans heeft gekregen te laten zien wat zij kan. Toen de moeder in [plaats] van de GGZ zelf aan de kinderen moest vertellen dat zij niet bij haar kunnen opgroeien, heeft de moeder dat als een gemene en bizarre opdracht ervaren. Dat heeft ertoe geleid dat zij met de kinderen is vertrokken. Hoewel de moeder die actie achteraf niet verstandig vindt, is zij van mening dat haar geen andere keus werd gelaten om haar kinderen te beschermen. De moeder heeft naar haar zeggen geen grote problemen ervaren in de opvoeding van de kinderen. De kinderen hadden geen grote mond en toonden respect naar anderen. De moeder weet hoe zij de kinderen rustig kan krijgen als ze boos of verdrietig zijn. Pas sinds de uithuisplaatsing zijn er kindsignalen zichtbaar, die volgens de moeder dan ook zijn veroorzaakt door die uithuisplaatsing. De moeder begrijpt dat van haar wordt verwacht dat zij in het belang van de kinderen samenwerkt met de GI. De moeder vindt dat het doel van de GI moet zijn om de kinderen weer bij haar op te laten groeien. De moeder heeft daartoe ter zitting een voorstel gedaan tot systeemtherapie ter verwerking van de gevolgen van de uithuisplaatsingen. Zij heeft gezocht naar ondersteuning voor in de thuissituatie, zowel vanuit haar netwerk als vanuit professionele hulpverlening. De ondersteuning staat volgens haar klaar om te helpen als de kinderen thuis komen. De moeder acht zichzelf na systeemtherapie in staat de verantwoordelijkheid voor de kinderen te dragen. Zo lukt het haar thans ook om op de kinderen van anderen te passen en een kindergroep te begeleiden met activiteiten.
machtiging uithuisplaatsing
3.7.
Op basis van de stukken, waaronder ook het ter zitting overgelegde stuk van de vader en de vooraf door de moeder ingediende stukken, en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b juncto 1:265c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe tot deze beslissing is gekomen.
3.8.
Afgelopen periode is voor [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] zeer ingrijpend geweest. De gezinsopname van de kinderen met de moeder in [plaats] moest vroegtijdig worden beëindigd, omdat bleek dat de moeder niet in staat was de verantwoordelijkheid voor de kinderen te dragen. De GGZ in [plaats] heeft zodoende een negatief ouderschapsadvies gegeven. De moeder heeft [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] vervolgens met haar vlucht uit [plaats] in onveiligheid gebracht en heeft [de minderjarige 1] achtergelaten. Dat is voor hen allen zeer beschadigend geweest, getuige het zorgelijke gedrag dat de kinderen daarna hebben laten zien. Vervolgens is de moeder langere periode onbereikbaar geweest voor de GI en was zij niet bereid te voldoen aan de voorwaarden om aan herstel van het vertrouwen en contact met de kinderen te werken. De moeder is nu weliswaar weer in contact met de GI, maar blijft zich verzetten tegen de visie van de GI en zij blijft noodzakelijke hulp in het belang van de kinderen belemmeren. De moeder heeft er geen blijk van gegeven de impact van haar handelen op de kinderen in te zien. Integendeel, zij en de vader wijten het zorgelijke gedrag van de kinderen aan de uithuisplaatsing.
Het is gelet op al het voorgaande voor de rechtbank evident dat de minderjarigen op dit moment niet terug naar huis kunnen. De Raad voor de Kinderbescherming is op verzoek van de GI inmiddels een onderzoek gestart naar de wenselijkheid van een gezagsbeëindigende maatregel. De rechtbank gaat ervan uit dat dit onderzoek binnen de verlengde termijn van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zal zijn afgerond. De rechtbank zal dan ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] verlengen voor de (resterende duur) zoals verzocht, te weten tot 16 oktober 2023.
opvoedbesluit
3.9.
De GI heeft op 6 december 2022 een besluit genomen over waar het opgroeiperspectief van de kinderen moet komen te liggen: het zogeheten opvoedbesluit of perspectiefbesluit.
De GI heeft in dat besluit aangegeven dat [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] niet bij de moeder kunnen opgroeien en dat er niet meer wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing.
De GI heeft de rechtbank verzocht dat besluit te bekrachtigen.
3.10.
De moeder en de vader hebben zich hiertegen verzet en zijn van mening dat er nog wel mogelijkheden zijn waardoor kan worden toegewerkt naar een thuisplaatsing. De moeder heeft daartoe hetgeen onder 3.6 vermeld staat aangevoerd en voorgesteld om systeemtherapie te volgen, waarna de kinderen weer bij haar thuis kunnen wonen.
3.11.
De rechtbank overweegt als volgt.
De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst vanwege een instabiele en verwaarlozende opvoedsituatie, waarbij de moeder, mede door persoonlijke problematiek, onvoldoende leerbaar leek. Na jarenlange inzet van hulpverlening en ondersteuning was een gezinsopname bij de GGZ in [plaats] de laatst resterende mogelijkheid om de verzorging en opvoeding van de kinderen door de moeder op verantwoorde wijze vorm te geven. De GGZ in [plaats] betreft gezinspsychiatrie bedoeld voor complexe situaties, en is ook een beoordelingstraject. De gezinsopname is, in tegenstelling tot wat de moeder betoogt, zorgvuldig voorbereid en het verloop van de opname is uitgebreid gedocumenteerd in het rapport van 21 december 2022. Uit het rapport blijkt dat de GGZ zich intensief heeft ingezet om de moeder te begeleiden en in de gelegenheid te stellen te laten zien dat zij in staat is om voor haar kinderen te zorgen. Zoals reeds is vermeld is de opname vroegtijdig beëindigd. De GGZ heeft in het rapport geconcludeerd dat de moeder niet in staat kan worden geacht om zelfstandig voor haar kinderen te zorgen en heeft geconcludeerd dat het perspectief van de kinderen elders moeten komen te liggen. Het betreft naar het oordeel van de rechtbank een gedegen rapport met een conclusie die met vele concrete voorbeelden is onderbouwd. De conclusie ten aanzien van het ouderschap is door de GGZ reeds getrokken voordat de moeder is gevlucht met de kinderen. De basis van het opvoedbesluit ligt dan ook niet in die vlucht besloten. Er waren reeds grote twijfels over de vermogens en de leerbaarheid van de moeder, in combinatie met de opvoedvraag van de minderjarigen. Alle kinderen hebben een speciale zorgbehoefte. Het traject in [plaats] heeft de juistheid van deze twijfels bevestigd. Met de keuze van de moeder om met drie kinderen te vluchten en [de minderjarige 1] achter te laten heeft de moeder echter nogmaals laten zien dat zij niet de juiste keuzes kan maken.
De toename van de persoonlijke problematiek van de kinderen na de gezinsopname is nog steeds zichtbaar. Er is daarom uitgebreide en gespecialiseerde hulpverlening, diagnostiek en behandeling vereist, naast een opvoeder die kan aansluiten bij de behoefte van de kinderen. De systeemtherapie ter verwerking van de gevolgen van de uithuisplaatsingen, zoals de moeder die voorstaat, volstaat daarom niet om de kinderen weer thuis te plaatsen. Bovendien geeft de moeder met het voorstel daartoe er blijk van niet in te zien wat het doel van de gezinsopname in [plaats] is geweest en evenmin welke gevolgen haar handelen voor de kinderen heeft gehad.
Het gezinshuis waar de kinderen nu verblijven biedt de benodigde speciale zorg, structuur en veiligheid die de kinderen blijvend nodig zullen hebben. De rechtbank staat daarom achter het genomen opvoedbesluit en is met de GI van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij niet terugkeren naar de moeder maar dat zij opgroeien in het gezinshuis.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [de minderjarigen] :
[de minderjarige 1] , geboren [geboortedatum] te [plaats] ,
[de minderjarige 2] , geboren [geboortedatum] te [plaats] en
[de minderjarige 3] , geboren [geboortedatum] te [plaats] ,
in een gezinshuis tot 16 oktober 2023;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, voorzitter, mr. A.S. van Leeuwen en mr. C. Maat, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2023, in aanwezigheid van H.M. Zonneveld als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing heeft plaatsgevonden op 23 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.