De moeder is op 26 september 2022 met alle vier haar kinderen voor de duur van vier weken klinisch opgenomen bij de GGZ in [plaats] . Ondanks de voorafgaande zorgen heeft de GI in overleg met de GGZ voor gezinsopname gekozen om tot een ouderschapsbeoordeling te kunnen komen. De GGZ heeft echter besloten om de plaatsing op 14 oktober 2022 vroegtijdig te beëindigen, omdat de kinderen veel signalen van onveiligheid lieten zien. De kinderen hebben door de gezinsopname grote schade opgelopen. Er zijn verschillende incidenten geweest tijdens deze opname. De GGZ heeft vervolgens een negatief ouderschapsadvies gegeven ten aanzien van het zorgen van de moeder voor vier kinderen.
Voordat de kinderen (inclusief [de minderjarige 4] ) konden worden teruggeplaatst in het gezinshuis, is de moeder met [de minderjarige 4] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] gevlucht, en heeft zij [de minderjarige 1] achtergelaten in [plaats] . De moeder is vervolgens in aanwezigheid van de kinderen door de politie aangehouden. De kinderen zijn daarna in een gezinshuis geplaatst. Bij [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] is sprake van een grote vertrouwensbreuk met de moeder. Zij laten zorgelijk gedrag zien, welke signalen de moeder niet herkent en ontkent. Ook laten zij veel signalen van onveiligheid zien.
De GI heeft aangifte gedaan tegen de moeder wegens onttrekking aan een rechterlijke machtiging. De GI ondervindt sindsdien problemen om met de moeder in contact te komen. Omdat de omgang niet goed verloopt heeft de GI de moeder twee schriftelijke aanwijzingen gegeven, die door de kinderrechter zijn bekrachtigd. De GI heeft nog geen omgang vastgesteld, omdat nu eerst duidelijk moet worden wat in het belang van de kinderen is. De kinderen hebben tweewekelijks een videobelmoment met de moeder.
Sinds de gezinsopname is er een terugval te zien in de ontwikkeling van de kinderen. Dit is ook zichtbaar op school. Zo mag [de minderjarige 2] niet meer met de taxi mee naar school vanwege zijn gedrag en doet hij dermate zorgwekkende uitspraken dat de huisarts hem heeft doorverwezen naar een kinderpsychiater. [de minderjarige 1] is boos en teleurgesteld, met name richting zijn moeder. [de minderjarige 3] is op dit moment een angstig meisje dat vrijwel geen contact maakt, constant op haar hoede is, grote paniek kan laten zien en in gillen kan uitbarsten.
Het gezinshuis is hard bezig om de ontwikkeling weer terug te krijgen op het niveau van voor de gezinsopname. [de minderjarige 4] verblijft inmiddels ook in het gezinshuis bij haar broers en zus, waar de oudste drie kinderen blij mee zijn. De GI heeft veel vertrouwen in de plek waar de kinderen nu wonen en ziet dat de kinderen weer tot ontwikkeling komen, ondanks de nog steeds bestaande noodzaak tot diagnostiek en (medische) behandelingen.
Nu de gezinsopname in [plaats] is geëindigd in een negatieve beoordeling, is de GI van mening dat het perspectief van de kinderen niet meer bij de moeder ligt en dat er niet meer toegewerkt dient te worden naar een thuisplaatsing. De GI acht het in het belang van de kinderen dat zij opgroeien in het gezinshuis, waar zij de zorg, ondersteuning en veiligheid krijgen die ze nodig hebben. De opvoedbehoefte van de kinderen is door alle gebeurtenissen en de kindeigen problematiek bovengemiddeld. Zij zijn aangewezen op professionele opvoeders.
De GI verzoekt zodoende de machtiging uithuisplaatsing te verlengen en het perspectief van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] in het gezinshuis te bekrachtigen. Voor [de minderjarige 4] is reeds bepaald dat zij zal opgroeien in het gezinshuis. Het is voor de kinderen van belang dat zij weten dat zij in het gezinshuis zullen blijven, om daarmee hopelijk de angst weg te nemen dat de moeder hen opnieuw meeneemt, aldus de GI.
De GI heeft bij de Raad voor de Kinderbescherming een verzoek ingediend om te laten onderzoeken of het gezag van de moeder moet worden beëindigd. Dit onderzoek zal nog enige tijd op zich laten wachten.
De GI heeft ter onderbouwing van het standpunt ook het ouderschapsadvies van de GGZ in [plaats] van 21 december 2022 verstrekt. Hierin wordt onder meer vermeld dat tijdens de gezinsopname is gezien dat de moeder zeer beïnvloedbaar is als er sprake is van interne onrust en paniek en onvoldoende in staat is keuzes te maken in het belang van de kinderen. De moeder kan vanwege haar beperkingen onvoldoende aansluiten bij de behoeften van de kinderen en kan niet voorzien in basale verzorging, structuur, voorspelbaarheid en veiligheid. Een ouder-kind huis of een holding environment kan de bestaande zorgen niet wegnemen, aangezien op deze plekken geen 24/7 toezicht kan worden geboden.
Ter zitting heeft de GI aangegeven dat [de minderjarige 2] inmiddels onder behandeling is bij een psychiater en anti-psychotische medicatie krijgt. Hij is aangemeld bij Inter-Psy voor verdere diagnostiek en behandeling. Er zal door middel van onder andere een IQ-onderzoek worden onderzocht of er bij hem sprake is van TOS (taalontwikkelingsstoornis). Daarnaast zal er een genetisch onderzoek plaatsvinden en diagnostiek voor een behandelplan. Ten aanzien van [de minderjarige 1] is het van belang dat er een breder beeld komt van de signalen die hij laat zien. Daarvoor is ook nader onderzoek nodig. [de minderjarige 3] gaat naar het speciaal onderwijs. Bij haar is onderzoek nodig naar haar leervermogen en zal een IQ-onderzoek volgen. De omgang met de moeder wordt met ingang van 1 mei 2023 weer opgestart, voor de duur van anderhalf uur per week in het gezinshuis. De GI ondervindt nog steeds problemen in de communicatie met de moeder, waarbij veel sturing en aandacht nodig is. Alleen met inmenging van de steunpersoon van de moeder, [steunpersoon] , lukt het om in contact te komen met de moeder. De GI vindt de rol van de moeder in het leven van de kinderen heel erg belangrijk en blijft dan ook inzetten op verbetering van het contact tussen de GI en de moeder. De omgang van de minderjarigen met de vader is onverminderd in stand gebleven.