In deze zaak, die zich afspeelt in het faillissement van de besloten vennootschap [bedrijf 1], heeft de curator, Rocco Mulder Q.Q., geconstateerd dat gedaagde zijn verplichtingen uit hoofde van een geldleningsovereenkomst en een huurovereenkomst niet is nagekomen. De curator vordert in conventie de betaling van achterstallige huurpenningen en het bedrag dat gedaagde uit hoofde van de geldlening verschuldigd is. Gedaagde erkent de vorderingen, maar beroept zich op verrekening met een tegenvordering op [bedrijf 1]. De rechtbank honoreert het beroep op verrekening niet en verklaart gedaagde voor het overige niet-ontvankelijk.
De procedure begon met een dagvaarding op 10 oktober 2022, gevolgd door verschillende conclusies en een mondelinge behandeling op 15 maart 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde in het verleden een bedrag van € 45.000,-- heeft geleend van [bedrijf 1] en dat hij zijn betalingsverplichtingen niet adequaat is nagekomen. Ondanks een betalingsregeling heeft gedaagde slechts een deel van zijn verplichtingen voldaan.
De rechtbank heeft de vorderingen van de curator toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten. Gedaagde is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering in reconventie, omdat deze niet op de juiste wijze was ingediend. De proceskosten zijn voor gedaagde, die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.H. Gisolf op 26 april 2023.