Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
,
,
1.De procedure
- de dagvaarding, met bijlagen 1 t/m 4, van 19 december 2022,
- bijlagen 1 t/m 6 van de advocaat van de man, van 3 januari 2023.
2.De feiten
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , en
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.Het geschil in conventie
- dat de zorgregeling wordt opgeschort, en
- dat de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) wordt gelast een beschermingsonderzoek te doen naar de minderjarigen.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ervaren veel stress wanneer ze naar de vader gaan. Dit uit zich onder meer
in buikpijn en stotteren. De kinderen zijn bang voor de vader en hebben nachtmerries over hem. Na omgang zijn ze onhandelbaar en driftig. Ze weigeren dan naar haar te luisteren, omdat dit van de vader niet hoeft. De moeder heeft van de kinderen gehoord en ook zelf gezien dat de vader naar [de minderjarige 2] liep en de opmerking maakte: “Even voelen of je pikkie nog zo klein is” en dat hij de kinderen aan hun geslachtsdeel heeft gevoeld. De moeder heeft hiervan een melding gemaakt bij Veilig Thuis en ze heeft aangifte tegen de vader gedaan.
4.Het geschil in reconventie
Dat kost hem veel tijd en geld en het is niet in het belang van de kinderen.
5.De beoordeling in conventie en in reconventie
Uitgangspunt is dat de door partijen overeengekomen zorgregeling heeft te gelden,
tenzij bijzondere omstandigheden de niet-nakoming, dan wel gedeeltelijke of gewijzigde nakoming rechtvaardigen. Verder ontzegt de rechter (op grond van artikel 1:377a lid 3 Burgerlijk Wetboek) het recht op omgang alléén, indien omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of indien omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Die klachten worden inderdaad bij de kinderen gezien, maar door de deskundigen niet aangemerkt als contra-indicatie voor omgang met de vader. Eerder als een gevolg van de spanningen en de verstoorde communicatie tussen de ouders, waardoor de kinderen bij
hen in twee totaal verschillende werelden leven.
Volgens de school zijn de kinderen ontspannen in aanwezigheid van de vader en blij hem op het schoolplein te zien. Het standpunt van de moeder dat de kinderen bang zijn voor de vader, wordt - na observaties - door het Jeugdteam, Altra noch de school gedeeld.
De vader ontkent dat sprake is geweest van seksueel misbruik en heeft vernomen dat het OM hem niet zal vervolgen naar aanleiding van de aangifte van de moeder. Hij heeft [de minderjarige 2] alleen in z’n billen geknepen - waar de moeder bij was - en toen iets tegen hem gezegd als: ‘Wat heb je lekkere kadetjes’. Volgens de vader is deze beschuldiging een zoveelste valse melding van de moeder, om hem uit het leven van de kinderen te weren.
In het licht van het vermoeden van het Jeugdteam dat de moeder véél in de strijd gooit
om de kinderen bij de vader weg te houden, en gelet op de gemaakte veiligheidsafspraken, ziet de voorzieningenrechter in de beschuldiging van de moeder geen aanleiding de zorg-regeling op te schorten.
De vader heeft dit weersproken. De moeder heeft deze stelling vervolgens niet nader onderbouwd, zodat deze zal worden gepasseerd.
Door de deskundigen wordt wel als zorg benoemd dat beide ouders niet positief over elkaar spreken als ze met hun kinderen praten.
De gedachte daarachter is dat de afwikkeling van een familierechtelijke procedure tussen
de (voormalige) partners, dikwijls met vele persoonlijke en interrelationele moeilijkheden gepaard gaat. De redelijkheid en billijkheid brengen mee dat niet te snel tot een kosten-veroordeling ten laste van een der partijen wordt overgegaan. Hierbij speelt mee dat een kostenveroordeling ten laste van de een en ten gunste van de ander, de verdere relatie tussen partijen kan belasten, omdat deze veroordeling als prestigewinst kan worden opgevat.