ECLI:NL:RBNHO:2023:4783

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
15.287305.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging moord/doodslag en veroordeling voor verboden wapenbezit

De rechtbank Noord-Holland heeft op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord/doodslag en verboden wapenbezit. De verdachte is vrijgesproken van de poging tot moord/doodslag wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk had geschoten op het slachtoffer, ondanks het feit dat er een financieel conflict tussen hen bestond. Getuigenverklaringen en het ontbreken van medische stukken maakten het onmogelijk om de verdachte als schutter aan te wijzen.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan verboden wapenbezit. Het aangetroffen wapen, een revolver, was niet onklaar gemaakt en de verdachte had dit wapen in zijn bezit. De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van een vuurwapen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De verdachte had eerder al een strafblad voor soortgelijke delicten, wat meegewogen werd in de strafmaat.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen revolver en munitie aan het verkeer worden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.287305.20 (P)
Uitspraakdatum: 23 mei 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 mei 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en - plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
thans gedetineerd in P.I. Heerhugowaard.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.M.H.G. Peters, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B. Roodveldt, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 november 2020 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk (al dan niet met voorbedachten rade) van het leven te beroven, (al dan niet na kalm beraad en rustig overleg) met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van de hals/nek/het (achter)hoofd, althans van het (boven)lichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 10 maart 2021 te Zaandam, gemeente Zaanstad, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 impliciet subsidiair (poging tot doodslag) en onder 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit en heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die op het slachtoffer heeft geschoten.
Ook ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Het wapen heeft de verdachte cadeau gekregen van een vriend, die heeft verklaard dat het een oud wapen betrof en niet meer bruikbaar was. Bovendien staat in de bevindingen van de verbalisant die het wapen heeft onderzocht dat het magazijn niet is te openen. Verder onderzoek is niet aan het wapen verricht.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 1Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de verdachte ten tijde van het schietincident een financieel conflict had met het slachtoffer. Op 10 maart 2020 vertrekt de verdachte vanuit Amsterdam naar Zaandam om het slachtoffer, die daar op dat moment aan het werk is, aan te spreken. Er zijn die dag meerdere mensen aan het werk op het terrein. Kort na aankomst van de verdachte is het slachtoffer beschoten en gewond geraakt. Kort na het schietincident verlaat de verdachte het werkterrein.
Geen van de gehoorde getuigen noch het slachtoffer heeft verklaard te hebben gezien dat de verdachte met een wapen heeft geschoten of een wapen bij zich droeg. Vanwege het feit dat het slachtoffer zijn aangifte/verklaring niet heeft willen ondertekenen, zijn er geen medische stukken van het slachtoffer aan het dossier toegevoegd, waardoor onduidelijk is gebleven op welke wijze het slachtoffer gewond is geraakt.
Nu het dossier op essentiële punten informatie mist op grond waarvan met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden geconcludeerd dat de verdachte de schutter is geweest, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit. De zich in het dossier bevindende tapgesprekken en de stukken van de verrichte forensisch onderzoeken leiden niet tot een ander oordeel.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank dat een gecertificeerd verbalisant het wapen heeft onderzocht en heeft geconcludeerd dat het aangetroffen wapen een compleet, voor gebruik beschikbare, revolver betreft. In het dossier ontbreekt een certificaat dat het aangetroffen wapen onklaar is gemaakt. De enkele mededeling daarvan van de vriend die het wapen aan de verdachte cadeau zou hebben gedaan, is hiervoor onvoldoende.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 10 maart 2021 te Zaandam, gemeente Zaanstad, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het onder 2 bewezenverklaarde feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor beide feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de periode dat de verdachte in voorarrest heeft verbleven.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft de rechtbank verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met het blanco strafblad op het gebied van geweldsdelicten, de persoonlijke omstandigheden en de huidige detentie van de verdachte.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Het voorhanden hebben van een vuurwapen vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen.
Het ongecontroleerde bezit van een dergelijk wapen creëert daarnaast het gevaar van gebruik ervan en brengt gevoelens van onveiligheid mee.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte recent voor een Opiumwetdelict en verboden wapenbezit onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 4 jaren.
De op te leggen straf
De rechtbank neemt bij de strafoplegging de oriëntatiepunten zoals deze zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in aanmerking. Deze dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij het onderhavige verboden wapenbezit vier maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verder neemt de rechtbank in aanmerking de aard en omstandigheden waaronder het wapen is aangetroffen en de staat waarin het wapen verkeerde.
Daarnaast is de rechtbank ambtshalve van oordeel dat de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak in eerste aanleg dient te zijn behandeld en geëindigd als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), met ruim twee maanden is overschreden. Gelet op de beperkte omvang van die overschrijding volstaat de rechtbank met de constatering daarvan.
Gelet op al het vorenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven revolver (nr. 2 van de beslaglijst, goednummer: 1242257, zwart) dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 2 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dit voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit van dit vuurwapen is in strijd met de wet.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven munitie (nr. 3 van de beslaglijst, 6 STK, goednummer: 1242262) dient te worden onttrokken aan het verkeer. De munitie behoort de verdachte toe en is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit. Dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten en tevens is het ongecontroleerde bezit van deze munitie in strijd met de wet of het algemeen belang.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht en
artikel 26 en 55 van de Wet wapen en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 2 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
1. STK Revolver (Omschrijving: Goednummer: 1242257, zwart)
6 STK Munitie (Omschrijving: Goednummer: 1242262).
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Ramondt, voorzitter,
mr. C.S. Schoorl en mr. A.M.C. de Haan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 mei 2023.
Mr. M. Ramondt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.