ECLI:NL:RBNHO:2023:4737

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
15.286249.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot moord met machete in Alkmaar

Op 23 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, een vonnis gewezen in de zaak tegen een verdachte die op 19 oktober 2021 in Alkmaar een poging tot moord heeft gepleegd. De verdachte heeft met voorbedachten rade het slachtoffer, met wie hij eerder oogcontact had, met een machete aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op dat moment kalm en doelbewust handelde, wat leidde tot ernstige verwondingen bij het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding aan het slachtoffer, die aanzienlijke medische kosten en immateriële schade heeft geleden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot een totaalbedrag van € 16.533,65 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij gijzeling kan worden toegepast indien de verdachte niet betaalt. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.286249.21 (P)
Uitspraakdatum: 23 mei 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 mei 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.M.H.G. Peters, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.G. Roethof, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 2021 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] , van het leven te beroven, met dat
opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, - (met kracht) zwaaiende en/of slaande beweging(en) heeft gemaakt met een machete en/of een(kap)mes, althans een scherp voorwerp, in de richting van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een machete en/of een (kap)mes, althans een scherp voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/of de keel/hals/nek en/of de borst(streek), althans meerdere ander(e) de(e)l(en) van het
lichaam heeft gesneden en/of gestoken en/of heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2021 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (open) buikwond/borstwond en/of ontsierend(e) litteken(s) , heeft toegebracht door deze
, een of meermalen (met kracht) te steken en/of te slaan, met een machete en/of een kapmes, althans een scherp voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/of de keel/hals/nek en/of de borst(streek), althans het lichaam;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2021 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door , een of meermalen (met kracht) te steken en/of te slaan met een machete en/of een kapmes, althans een scherp voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/of de keel/hals/nek en/of de borst(streek), althans het lichaam, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een (open) buikwond/borstwond en/of ontsierend(e) litteken(s) ten gevolge heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde feit, te weten de poging tot moord op [slachtoffer] .
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het impliciet primair ten laste gelegde feit, wegens het ontbreken van voorbedachte raad. Ten aanzien van de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging doodslag heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde feit, te weten de poging tot moord, op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Voorbedachte raad
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte met voorbedachten raad heeft gehandeld. De verdachte reed op 19 oktober 2021 op zijn scooter op de Laat in Alkmaar en had een machete bij zich in een tas, welke tas tussen het zadel en stuur stond. Kort daarvoor werd de verdachte door het slachtoffer in een auto ingehaald, waarbij oogcontact heeft plaatsgevonden tussen hen. Vervolgens heeft het slachtoffer zijn auto geparkeerd op de Laat ter hoogte van coffeeshop [naam 1] . De verdachte passeerde op de scooter de geparkeerde auto van het slachtoffer. Het slachtoffer is uitgestapt en bij de coffeeschop naar binnen gegaan. Enige tijd later is de verdachte omgekeerd en teruggereden naar coffeeshop [naam 1] . Daar is hij afgestapt en heeft zijn scooter op de standaard gezet.
Op het moment dat het slachtoffer weer naar buiten kwam vanuit de coffeeshop en richting zijn auto liep, keek de verdachte naar het slachtoffer, pakte zijn machete uit de tas en liep achter het slachtoffer aan waarna hij, zonder dat er nog enige interactie tussen hen beiden had plaatsgevonden, het slachtoffer meermaals en kennelijk doelbewust sloeg dan wel stak met de machete in de richting van de nek en de borststreek en het slachtoffer daarbij ook meermaals raakte. Na enkele rake klappen is de verdachte nog achter het slachtoffer aangegaan met de machete, waarna het slachtoffer zich in veiligheid heeft gebracht door weg te rennen en bij coffeeshop [naam 2] naar binnen te gaan. Vervolgens is de verdachte, na een moment in de auto van het slachtoffer te hebben gezeten, weer op de scooter vertrokken. Bovenstaande opeenvolgende handelingen ogen rustig en gedecideerd.
Uit deze omstandigheden blijkt dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad, bij het omkeren en terugrijden, als ook tijdens de uitvoering daarvan, op het moment dat hij de machete uit zijn tas pakte en tussen de klappen met de machete door, voldoende gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap te geven. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte in een vlaag van hevige drift in een opwelling heeft gehandeld. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 19 oktober 2021 te Alkmaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg (met kracht) zwaaiende en slaande bewegingen heeft gemaakt met een machete in de richting van die [slachtoffer] en vervolgens
die [slachtoffer] meermalen (met kracht) met een machete tegen de nek en de borststreek heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot moord.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de periode dat de verdachte in voorarrest heeft verbleven.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen hogere gevangenisstraf dan zes jaren op te leggen en rekening te houden met de gevolgen van de gewijzigde regels van de voorlopige invrijheidsstelling.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord op het slachtoffer [slachtoffer] . Hij heeft met voorbedachte raad en doelbewust het slachtoffer onverhoeds en van achteren geslagen dan wel gestoken met een machete. Dit heeft geleid tot een steekverwonding van ongeveer 16 tot 20 cm aan de linkerzijde van de borstkas van [slachtoffer] , waarbij alle huidlagen en delen van het onderliggende spierweefsel zijn beschadigd. Dat het slachtoffer daarbij niet is overleden, is niet aan het handelen van de verdachte te danken geweest. De verdachte heeft dan ook de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op ernstige wijze geschonden. De impact hiervan op het slachtoffer is tot op de dag van vandaag enorm, zo blijkt uit de ter terechtzitting namens hem voorgelezen slachtofferverklaring. Zo lijdt hij aan fysieke en psychische problemen, waaronder angstgevoelens. Daarnaast heeft hij een blijvend en ontsierend litteken onder zijn oksel waardoor hij zichtbaar en blijvend met het feit wordt geconfronteerd. Daarnaast zijn ook omstanders getuige geweest van deze grove geweldpleging in de openbare ruimte op klaarlichte dag in een winkelstraat in de binnenstad van Alkmaar, wat ook bij hen gevoelens van onveiligheid heeft teweeggebracht.
De rechtbank is van oordeel dat met name gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde poging tot moord, uit het oogpunt van normhandhaving en vergelding een onvoorwaardelijke gevangenisstaf van langere duur op zijn plaats is.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor van een geweldsdelict onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. De verdachte heeft zich gedurende het strafrechtelijk onderzoek en de behandeling ter zitting op zijn  hem toekomende  zwijgrecht beroepen. Dat heeft tot gevolg dat de rechtbank een beperkt inzicht heeft op de persoon van de verdachte, waardoor bij de strafmaat geen rekening kan worden gehouden met eventuele aanwezige en van belang zijnde persoonlijke omstandigheden.
Op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar moet worden opgelegd. Dit is een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank de specifieke omstandigheden van dit geval net anders weegt.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De vorderingDe benadeelde partij [slachtoffer] heeft, door tussenkomst van mr. F. Sobzcak als zijn gemachtigde, een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 58.664,02) en immateriële schade (€ 50.000,00) die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Daarnaast is verzocht om vergoeding van de proceskosten overeenkomstig het liquidatietarief.
De gestelde schade bestaat uit:
Schade aan jas, t-shirt, schoenen en broek € 500,00
Kosten opname ziekenhuis e.d. € 62,00
Medische kosten + eigen risico € 217,15
Mobiliteitschade € 40,00
Verlies van arbeidsvermogen € 43.545,60
Verlies zelfwerkzaamheid € 419,00
Huishoudelijke hulp € 5.570,50
Verzorgingskosten € 2.100,00
Hotelovernachtingen € 427,00
Vliegtickets € 1.782,77
Dubbele huurkosten € 4.000,00
Immateriële schade
€ 50.000,00
Totaal € 108.664,02
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een bedrag van € 8808,65 (post a: matigen tot € 400,00, posten b, c, d, e, f, g, h toewijzen) en voor het overige tot niet-ontvankelijkverklaring. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00. Op basis hiervan concludeert de officier van justitie tot toewijzing van in totaal € 18.808,65, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de materiële schade onvoldoende is onderbouwd en daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman verzocht om matiging van het toe te wijzen bedrag tot een bedrag van € 5.000,00 .
Oordeel van de rechtbank
A. Materiële schadeVoor vergoeding komt geheel in aanmerking:b. Kosten opname ziekenhuis e.d. (€ 62,00)
c. Medische kosten + eigen risico (€ 217,15)
f. Verlies zelfwerkzaamheid (€ 419,00)
g. Huishoudelijke hulp (€ 5.570,50)
De rechtbank is van oordeel dat deze kosten, die opgeteld € 6.268,65 bedragen, voldoende onderbouwd en niet onredelijk zijn. Daarnaast vloeien de kosten rechtstreeks voort uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van deze kosten zal dan ook worden toegewezen.
Voor vergoeding komt gedeeltelijk in aanmerking:a. Schade aan jas, t-shirt, schoenen en broek (€ 250,00)
De rechtbank overweegt dat uit het dossier voldoende naar voren komt dat het slachtoffer ten gevolgen van het bewezenverklaarde feit schade aan de kleding heeft opgelopen. De hoogte van die schade acht de rechtbank echter onvoldoende onderbouwd. Zo zijn geen bonnen of betalingsbewijzen overgelegd en evenmin is duidelijk wanneer de kleding is aangeschaft, terwijl namens de benadeelde partij ter zitting is medegedeeld dat bij de bepaling van het schadebedrag is uitgegaan van de nieuwprijs. Bij deze stand van zaken zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de hoogte van het schadebedrag bepalen op € 250,00. De vordering ten aanzien van de kleding zal voor het overige worden afgewezen.
d. Mobiliteitsschade (€ 15,00)
De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat het slachtoffer reis- en parkeerkosten heeft gemaakt ten behoeve van een medische (na)behandeling die direct verband houdt met het bewezen verklaarde feit. Ook hiervoor geldt dat de hoogte van de schade niet met bonnen of betalingsbewijzen is onderbouwd, terwijl uit de vordering wel is gebleken dat deze post deels is opgevoerd in verband met niet voor vergoeding in aanmerking komende door de familie gemaakte kosten. Daarom zal de rechtbank ook voor deze schadepost gebruik maken van de schattingsbevoegdheid en het schadebedrag bepalen op € 15,00. Voor het overige wordt de vordering ten aanzien van deze post afgewezen.
Voor vergoeding komt niet in aanmerking:
e. Verlies van arbeidsvermogen (€ 43.545,60)
h. Verzorgingskosten (€ 2.100,00)
De benadeelde partij zal in deze onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk verklaard worden, omdat deze posten onvoldoende onderbouwd zijn en bovendien – mede in het licht van de gevoerde verweren – onderzoek naar de gegrondheid ervan en het rechtstreeks verband nader debat vergt, waarvoor in het kader van het strafproces geen plaats is.
i. Hotelovernachtingen (€ 427,00)
j. Vliegtickets (€ 1.782,77)
k. Dubbele huurkosten (€ 4.000,00)
De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in een te ver verwijderd verband staan tot het strafbare feit. De vordering wordt ten aanzien van deze posten dan ook afgewezen.
Het totale wegens materiële schade toe te wijzen bedrag komt daarmee op € 6.533,65
(€ 6.268,65 + € 250,- + € 15).
B. Immateriële schadeToewijzing van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag ter grootte van € 10.000,00 als vergoeding voor die schade acht de rechtbank, gelet op de aard en ernst van de normschending billijk, rekening houdend met de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend. De vordering wordt voor het overige afgewezen.
C. Totaal toegewezen vordering
De vordering zal gelet op het vorenstaande in zoverre worden toegewezen tot een bedrag van € 16.533,,65 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
D. Proceskosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Voor de toewijzing van de proceskosten zal de rechtbank aanknopen bij het forfaitaire liquidatietarief rechtbanken, zoals dat in civielrechtelijke zaken wordt toegepast, gekoppeld aan het toegewezen bedrag. In dit geval is dat tarief vastgesteld op € 598,- per punt.
Voor de verrichte werkzaamheden worden twee punten toegekend, namelijk 1 punt voor het opstellen en indienen van de vordering en 1 punt voor het bijwonen van de behandeling ter zitting, zodat de rechtbank als proceskosten zal toewijzen een bedrag van € 1.196,-.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot moord] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 289 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 16.533,65, (zegge: zestienduizend vijfhonderddrieëndertig euro en vijfenzestig cent) bestaande uit € 6.533,65 als vergoeding voor de materiële en € 10.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2021 tot aan de dag van algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op
€ 1.196,00(zegge: elfhonderd zesennegentig euro) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de schadeposten ‘verlies van arbeidsvermogen’ en ‘verzorgingskosten’ niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van €16.533,65, (zegge: zestienduizend vijfhonderddrieëndertig euro en vijfenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rechte over dit bedrag vanaf 19 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 117 (honderdzeventien) dagen indien volledig verhaal als gevolg van betalingsonwil niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.C. de Haan, voorzitter,
mr. C.S. Schoorl en mr. M. Ramondt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 mei 2023.
mrs. C.S. Schoorl en M. Ramondt zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.