ECLI:NL:RBNHO:2023:4667

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 557
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfbelasting en toepassing van het partnertarief bij voormalige ongehuwde partners

In deze zaak gaat het om de erfbelasting die eiseres, als erfgename van haar overleden partner, moet betalen. Eiseres had een samenlevingscontract met de overledene, maar zij stonden niet op hetzelfde adres ingeschreven ten tijde van zijn overlijden. De rechtbank moest beoordelen of eiseres in aanmerking kwam voor het partnertarief van de erfbelasting, dat geldt voor partners. Eiseres stelde dat de samenleving nooit was beëindigd en dat zij recht had op het lagere tarief. De rechtbank oordeelde echter dat, omdat eiseres en haar partner niet op hetzelfde adres stonden ingeschreven, zij niet als partners konden worden aangemerkt volgens de Successiewet. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was, omdat de voorwaarden voor het partnertarief niet waren vervuld. De uitspraak werd gedaan op 21 april 2023 door de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , gevestigd te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: G.J. Schuurman RBc),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres een aanslag erfbelasting opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
Eiseres heeft voor de zitting een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2023 te Haarlem.
Eiseres is verschenen met haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] en [naam 2] .

Overwegingen

Feiten
1. Bij notariële akte van 23 februari 2012 heeft eiseres een samenlevingscontract gesloten met [naam 3] ( [naam 3] ). Bij testament van eveneens 23 februari 2012 heeft [naam 3] eiseres benoemd tot zijn enige erfgename. Volgens het samenlevingscontract ging de samenleving in op 1 maart 2012. Op [datum 1] 2014 is een dochter geboren.
2. [naam 3] stond vanaf 1 oktober 2011 ingeschreven op het adres [adres 1] , vanaf 9 mei 2013 op het adres [adres 2] en vanaf 3 maart 2016 weer op het adres [adres 1] . Eiseres stond vanaf 1 maart 2012 ingeschreven op het adres [adres 3] en vanaf 10 mei 2013 op het adres [adres 2] .
3. [naam 3] is op [datum 2] 2019 overleden. Op 25 maart 2020 heeft eiseres de aangifte erfbelasting ingediend en daarin een zuiver saldo van de nalatenschap aangegeven van € 117.871. Volgens de aangifte ontving de dochter een legaat ter grootte van haar erfdeel van € 58.936.
4. Met dagtekening 12 juni 2020 heeft verweerder eiseres de onderhavige aanslag opgelegd. Daarbij is de verkrijging van de dochter gewaardeerd op € 12.966 en de verkrijging van eiseres op € 104.905 (€ 117.871 -/- € 12.966), hetgeen na toepassing van de vrijstelling van € 2.173 resulteert in een belastbare verkrijging van € 102.732. Omdat eiseres en [naam 3] volgens verweerder op de overlijdensdatum niet op hetzelfde adres stonden ingeschreven, heeft verweerder de aanslag vastgesteld met toepassing van het tarief van 30 percent dat geldt voor anderen dan de partner of de afstammelingen in de rechte lijn (derdentarief). De aanslag is daarom vastgesteld op € 30.819 (30% van € 102.732).
5. Eiseres heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt en zich daarbij op het standpunt gesteld dat zij in aanmerking komt voor toepassing van het tarief van 10 percent dat geldt voor een erfrechtelijke verkrijging door de partner of de afstammelingen in de rechte lijn van de erflater (partnertarief). Het bezwaarschrift is gedagtekend 18 juni 2020 en is op
23 juni 2020 bij verweerder ontvangen. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar afgewezen.

Geschil6. In geschil is of eiseres in aanmerking komt voor toepassing van het partnertarief.

7. Eiseres stelt dat het partnertarief van toepassing en heeft daarvoor aangevoerd dat de relatie tussen eiseres en [naam 3] niet was beëindigd. [naam 3] stond weliswaar ingeschreven op het adres van de woning die hij al in bezit had voordat hij met eiseres ging samenwonen, maar eiseres en [naam 3] hadden de gezamenlijke woning in [woonplaats] aangehouden, ze zorgden samen voor hun dochter en hadden het samenlevingscontract niet opgezegd en het testament niet herroepen. Volgens eiseres kan het partnertarief worden toegepast, waarbij eiseres een beroep doet op onderdeel 2.4. van het Besluit van de minister van Financiën van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M (het Besluit). Verder heeft eiseres aangevoerd dat weliswaar afspraken waren gemaakt over partneralimentatie, maar dat dit was gedaan om eigenwoningrente in aftrek te kunnen brengen en dat er geen kinderalimentatie is betaald.
8. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en, naar de rechtbank begrijpt, tot vermindering van de aanslag tot € 10.273 (10% van € 102.732).
9. Verweerder stelt dat eiser en [naam 3] tot en met het jaar 2016 elkaars fiscale partners waren, maar met ingang van het jaar 2017 niet meer. Vanaf maart 2016 woonden zij niet meer op hetzelfde adres en met ingang van het jaar 2017 betaalde [naam 3] partneralimentatie aan eiseres. Omdat eiseres en [naam 3] geen afspraken hadden gemaakt als bedoeld in onderdeel 2.4., derde alinea, van het Besluit, is het partnertarief niet van toepassing.
10. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
11. Op grond van artikel 1a van de Successiewet 1956 worden twee ongehuwde personen als partners aangemerkt degenen die gedurende zes maanden voorafgaand aan het overlijden meerderjarig zijn, in de basisregistratie personen staat ingeschreven op hetzelfde woonadres, een notarieel samenlevingscontract en wederzijdse zorgplicht hebben, geen bloedverwanten in de rechte lijn zijn en niet met een ander aan genoemde voorwaarden voldoen.
12. Als de belastbare verkrijging niet hoger is dan € 124.727, bedraagt op grond van artikel 24 van de Successiewet 1956 het partnertarief 10 percent en het derdentarief 30 percent.
13. In het Besluit is onder meer bepaald dat bij verkrijging door een voormalige ongehuwde partner de verschuldigde erfbelasting wordt gematigd. De matiging houdt in dat de erfbelasting wordt berekend naar het partnertarief. Onderdeel 2.4. van het Besluit luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“2.4. Voormalige ongehuwde partner

Onder een voormalige ongehuwde partner wordt hier verstaan de persoon met wie op het moment van de verkrijging geen gezamenlijk huishouden meer wordt gevoerd. Op het tijdstip van de beëindiging van hun gezamenlijke huishouding werd echter wel voldaan aan de voorwaarden voor ongehuwde partners als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, van de Successiewet.
(…)
Voor de (fictieve) verkrijging krachtens erfrecht door het overlijden van een expartner geldt de tegemoetkoming voor zover die verkrijging verband houdt met afspraken die zijn gemaakt in het kader van de beëindiging van de gezamenlijke huishouding.
(…)
Voorbeeld 2
In het kader van de beëindiging van de gezamenlijke huishouding krijgen de voormalige ongehuwde partners ieder hun deel van het gezamenlijke vermogen. De voormalige partners preken bij de beëindiging af dat bij het overlijden van één van de partners, zijn deel toekomt aan de ander. Eén van de voormalige ongehuwde partners komt te overlijden. De vermogensbestanddelen die de langstlevende als gevolg hiervan verkrijgt, leiden tot verschuldigdheid van erfbelasting. Deze belasting kan door de goedkeuring worden berekend naar tariefgroep I. De partnervrijstelling is niet van toepassing.”
14. Eiseres heeft aangevoerd dat de samenleving nooit is beëindigd. Als van de juistheid van die stelling wordt uitgegaan, kan aan onderdeel 2.4. van het Besluit niet worden toegekomen omdat dat onderdeel immers gaat over voormalige partners. Ervan uitgaande dat de samenleving nooit is beëindigd is het partnertarief van toepassing als is voldaan aan de voorwaarden van artikel 1a van de Successiewet 1956.
15. Vaststaat dat [naam 3] op [datum 2] 2019 is overleden. Gelet op hetgeen is vermeld in 2 stond [naam 3] vanaf 3 maart 2016 tot zijn overlijden ingeschreven op het adres [adres 1] en stond eiseres vanaf 10 mei 2013 tot heden ingeschreven op het adres [adres 2] . Eiser en [naam 3] stonden gedurende de zes maanden voorafgaand aan het overlijden dus niet ingeschreven op hetzelfde adres. Zij zijn dus geen partners in de zin van artikel 1a van de Successiewet 1956.
16. Het beroep van eiseres op onderdeel 2.4. van het Besluit impliceert dat eiseres en [naam 3] ten tijde van het overlijden van [naam 3] voormalige partners waren. Daarvan uitgaande spitst het geschil zich toe op de vraag of er afspraken zijn gemaakt in de zin van de hierboven geciteerde bepaling in het Besluit.
17. Uit de stukken komt verder naar voren dat [naam 3] met ingang van het jaar 2017 alimentatie betaalde aan eiseres en dit te maken had met het in aftrek kunnen brengen van eigenwoningrente. De rechtbank leidt daaruit af dat eiseres en [naam 3] bij het beëindigen van de samenleving afspraken met elkaar hebben gemaakt, maar de afspraak tot het betalen van alimentatie is geen afspraak die heeft geleid tot de onderhavige erfrechtelijke verkrijging. Die verkrijging was immers het gevolg van het feit dat [naam 3] eiseres bij testament tot zijn enige erfgename had benoemd. Naar aanleiding van hetgeen eiseres heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat een testament, verweerder heeft daar terecht op gewezen, een eenzijdige handeling is die ook eenzijdig kan worden gewijzigd of herroepen, en daarom bezwaarlijk is aan te merken als een afspraak. Het samenlevingscontract, dat evenals het testament in kopie tot de stukken behoort, bevat geen bepalingen met betrekking tot het beëindigen van de samenleving. Ook met hetgeen eiseres dienaangaande verder heeft aangevoerd is, naar het oordeel van de rechtbank, niet aannemelijk geworden dat zij en [naam 3] afspraken hebben gemaakt als bedoeld in onderdeel 4.2. van het Besluit. Het gelijk is daarom aan verweerder.
18. Gelet op het vorenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
19. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van
H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).