In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 17 mei 2023, is een zorgregeling vastgesteld voor de minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De ouders, de vader en de moeder, zijn betrokken in een langdurige procedure die is gekenmerkt door conflicten en spanningen, wat een negatieve impact heeft op de kinderen. De rechtbank heeft eerder een aanhouding van de zaak bevolen om de ouders de kans te geven om met de gecertificeerde instelling (GI) in gesprek te gaan over een hulpverleningstraject en uitbreiding van de zorgregeling. Echter, deze aanhouding heeft niet geleid tot de gewenste resultaten, en de ouders zijn er niet in geslaagd om hun conflicten op te lossen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling, waarbij de kinderen om de week een weekend bij de vader verblijven, de hoogst haalbare oplossing is onder de huidige omstandigheden. De rechtbank benadrukt het belang van hulpverlening voor beide ouders om de strijd te verminderen en de kinderen onbelast contact met beide ouders te laten hebben. De vader heeft verzocht om een wijziging in de bewaring van de identiteitsbewijzen van de kinderen, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ouder bij wie de kinderen zijn ingeschreven, de beschikking heeft over de identiteitsbewijzen. De kosten van de procedure worden door beide partijen zelf gedragen.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.