ECLI:NL:RBNHO:2023:4603

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
10289981 \ WM VERZ 23-68
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor stilstaan op het trottoir

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het stilstaan op het trottoir. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 28 februari 2023, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van de betrokkene niet. De officier van justitie handhaafde zijn standpunt en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, het stilstaan op het trottoir, een overtreding van artikel 10 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) inhoudt. De kantonrechter concludeerde dat de feitelijke omstandigheden, zoals de bestrating en inrichting van de straat, erop wijzen dat het gedeelte waar de auto was geparkeerd, uitsluitend bestemd was voor voetgangers en niet als rijbaan kon worden beschouwd. De kantonrechter verwierp het verweer van de betrokkene dat de plek waar de auto was aangetroffen niet als trottoir kon worden aangemerkt, en oordeelde dat de verbalisant de juiste feitcode had gebruikt.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10289981 \ WM VERZ 23-68
CJIB-nummer : 246547731
Uitspraakdatum : 10 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. M. Lagas, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De gemachtigde van betrokkene voert aan dat de plaats waar de auto is aangetroffen niet kan worden aangemerkt als een trottoir. Het weggedeelte wekt de indruk dat het gaat om een op/afrit, welke indruk wordt versterkt door de schuine stoepranden en het grote gedeelte bestrating dat nergens naartoe leidt. Ook de verbalisant geeft aan dat er sprake is van een oprit, aldus gemachtigde.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“…Op zaterdag 13 november 2021, omstreeks 10:32 uur zag ik, verbalisant, in uniform gekleed, tijdens een gehouden controle dat een voertuig voorzien van kenteken 89-SHZ-5, merk Hyundai, kleur grijs, op een oprit aan de Meeuwenplaat te Volendam stond geparkeerd. (…) Het verweer van betrokkene dat andere buren een waarschuwing hadden gekregen zal ik niet bestrijden, echter ik heb geprobeerd om de betrokkene ook in gelegenheid te stellen om zijn/haar voertuig te verwijderen, maar omdat ik de betrokkene niet kon bereiken had ik besloten om een bekeuring op het kenteken te schrijven. Ik heb deze wijze bij alle betrokkenen aangehouden….”.
De kantonrechter overweegt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd een overtreding van art. 10 RVV 1990 inhoudt. Het verbod om met een motorvoertuig op een trottoir stil te staan berust op die algemeen geldende regel en behoeft niet door borden te worden aangegeven. Beslissend is dus of ter plaatse sprake was van een trottoir.
Gelet op de feitelijke omstandigheden, zoals de bestrating en inrichting, de verhoogde ligging ten opzichte van de aangrenzende rijbaan en de duidelijk aangegeven parkeerplaatsen, kan dit gedeelte van de straat naar het oordeel van de kantonrechter onmiskenbaar uitsluitend bestemd zijn voor voetgangers en niet worden beschouwd als een rijbaan in de zin van art. 1 onder ad RVV 1990. De verbalisant heeft zodoende de juiste feitcode gebruikt. Dat de verbalisant het in het aanvullend proces-verbaal over een oprit heeft, vat de kantonrechter op als een verschrijving en doet daar niet aan af.
Betrokkene stelt dat de verbalisant had kunnen volstaan met een waarschuwing, zoals hij ook buurtbewoners heeft gewaarschuwd zonder boete op te leggen.
De kantonrechter overweegt dat een daartoe bevoegde politieambtenaar voor opleggen van een boete in de zin van de WAHV een zekere discretionaire bevoegdheid heeft. De politieambtenaar kan afhankelijk van omstandigheden van het geval afzien van het opleggen van een boete. In dit geval is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de verbalisant had moeten afzien tot het opleggen van de boete. Van schending van het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van de betrokkene zou slechts sprake zijn indien zonder (juridisch) geldige reden ten nadele van de betrokkene zou zijn afgeweken van het geldende beleid. Dat is in dit geval niet aan de orde.
De boete is naar het oordeel van de kantonrechter terecht opgelegd en ziet ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: