ECLI:NL:RBNHO:2023:4601

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
10290028 \ WM VERZ 23-76
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens geslotenverklaring en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene, die als kentekenhouder was bekeurd voor het negeren van een geslotenverklaring. De boete was opgelegd op basis van artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 28 februari 2023 heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie aangegeven de beslissing niet te handhaven en verzocht om het beroep gegrond te verklaren. De kantonrechter heeft deze verzoeken gevolgd en geoordeeld dat de verklaring van de verbalisant over de staandehouding te summier was, waardoor de boete ten onrechte was opgelegd. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de proceskosten van betrokkene vastgesteld op € 447,75, die door de officier van justitie vergoed moeten worden. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10290028 \ WM VERZ 23-76
CJIB-nummer : 245814427
Uitspraakdatum : 10 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. A. Khadri, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt niet te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep gegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2 van het RVV 1990. een-richtingverkeer).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie. De gemachtigde van betrokkene heeft in het beroepschrift aangevoerd dat de verbalisant betrokkene had moeten staande houden, zodat ten onrecht op kenteken is bekeurd en de beschikking daarom dient te worden vernietigd.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“Op 12 november 2021, op of omstreeks 17:48 uur, was ik samen met mijn collega aan het controleren op de Prinsenstraat ter hoogte van de Sint Cathrijnstraat te Zaandam. Daar aangekomen zag ik het voertuig met kenteken RB-909-P door een geslotenverklaring rijden, aangeduid middels bord C2. Ik zag dat betrokkene bord C2 daadwerkelijk negeerde. Dit bord staat op de Prinsenstraat ter hoogte van de Sint Cathrijnstraat en op de Prinsenstraat ter hoogte van de DekaMarkt.
Er heeft geen staandehouding plaatsgevonden en de verbalisanten hebben geen foto’s kunnen maken omdat het voertuig rijdend was.”
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft zich ter zitting – naar aanleiding van het verweer van betrokkene – op het standpunt gesteld dat de verklaring van de verbalisant met betrekking tot de staandehouding te summier is en de boete dus ten onrechte met toepassing van artikel 5 WAHV is opgelegd aan betrokkene als kentekenhouder. De kantonrechter volgt de vertegenwoordiger van de officier van justitie en bepaalt daarom dat het beroep gegrond is en de beslissing van officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd zullen worden vernietigd.
De gemachtigde heeft een kostenveroordeling gevraagd wegens een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van de betrokkene heeft in de fase van het administratief beroep de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een beroepschrift men de hoorzitting. De waarde per punt bedraagt € 597,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 447,75 (1,5 x € 597,00 x 0,5).
Nu de kantonrechter onderhavige zaak als samenhangend beschouwd met de andere ter zitting behandelde zaak met kenmerk 10279326 WM VERZ 23-34, behoeft op het verzoek tot proceskostenvergoeding in de fase van het beroep bij de kantonrechter niet meer te worden beslist.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 447,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: