ECLI:NL:RBNHO:2023:4600

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
10279427 \ WM VERZ 23-46
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens overtreding van geslotenverklaring voor motorvoertuigen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De zaak betreft een overtreding van een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen, zoals aangegeven door bord C 6 in bijlage I van het RVV 1990. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 28 februari 2023 heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. A. Khadri, aangevoerd dat betrokkene na het ontvangen van de boete een ontheffing heeft aangevraagd bij de Gemeente Oostzaan, welke ontheffing ook is verleend. Betrokkene heeft erkend de gedraging te hebben gepleegd, maar doet een beroep op de omstandigheden van het geval, waaronder het feit dat hij zijn kleindochter naar school bracht en niet op de hoogte was van de geslotenverklaring.

De kantonrechter heeft overwogen dat uit de door betrokkene overgelegde e-mail van de gemeente blijkt dat de aanvraag voor de ontheffing pas na de overtreding is bevestigd. De overtreding vond plaats op 27 januari 2022, terwijl de bevestiging van de aanvraag dateert van 15 februari 2022. De kantonrechter concludeert dat betrokkene op het moment van de gedraging niet in het bezit was van een ontheffing en de geslotenverklaring niet had mogen negeren. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskosten afgewezen, omdat het beroep ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10279427 \ WM VERZ 23-46
CJIB-nummer : 247345244
Uitspraakdatum : 10 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. A. Khadri, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen ism een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C 6 bijlage I RVV 1990.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene erkent de gedraging, zodat deze vast staat, maar doet een beroep op de omstandigheden van het geval. Betrokkene stelt dat hij na het ontvangen van de boete een ontheffing heeft aangevraagd bij de Gemeente Oostzaan en deze ook heeft gekregen.
Ter zitting stelt de gemachtigde van betrokkene aanvullend dat betrokkene zijn kleindochter naar school bracht en niet op de hoogte was van de geslotenverklaring. De gemachtigde verzoekt de kantonrechter het boetebedrag in ieder geval te matigen tot de helft.
De kantonrechter overweegt dat uit de door betrokkene overgelegde e-mail van de gemeente Oostzaan blijkt dat de gemeente Oostzaan op 15 februari 2022 de ontvangst van de aanvraag voor de ontheffing heeft bevestigd. De overtreding dateert van 27 januari 2022, zodat vast staat dat betrokkene op dat moment niet in het bezit was van een ontheffing en daarom de geslotenverklaring niet had mogen negeren.
Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene zich had moeten vergewissen of er een bord stond en dat de omstandigheid dat betrokkene dit heeft nagelaten, voor rekening en risico van betrokkene komt.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: