ECLI:NL:RBNHO:2023:4548

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
22/4289
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang onder de Wmo 2015

In deze zaak gaat het om de schorsing van de maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang voor eisers, een gezin dat sinds 27 november 2020 in de gezinsopvang verblijft. De rechtbank Noord-Holland heeft op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eisers tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. De schorsing vond plaats op basis van artikel 2.3.10 van de Wmo 2015, waarin is bepaald dat een maatwerkvoorziening kan worden herzien of ingetrokken indien de cliënt niet voldoet aan de voorwaarden. De rechtbank oordeelt dat de schorsing van twee dagen gerechtvaardigd was, gezien het agressieve gedrag van eiser, dat ook door de politie is bevestigd. De rechtbank stelt vast dat de schorsing geen ontoelaatbare inbreuk op het gezinsleven van eiser heeft betekend, aangezien er alternatieve contactmogelijkheden waren tijdens de schorsing. De rechtbank concludeert dat de schorsing een tijdelijke intrekking is die binnen de kaders van de wet valt, en dat de besluiten van het college om de maatwerkvoorziening te schorsen en later te verlengen, rechtmatig zijn. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en zij krijgen geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/4289

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , destijds te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem

(gemachtigden: mr. B.E. Robbe en mr. S. Eljarouddi).

Inleiding

Met het besluit van 27 november 2020 heeft verweerder eisers op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) met ingang van die datum de maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang en trajectbegeleiding “economisch dakloos gezin” tot 27 mei 2021 toegekend. Eisers verblijven sinds 27 november 2020 met hun dochter in de gezinsopvang aan de [locatie] .
Bij besluit van 20 mei 2021 is de maatwerkvoorziening onder een tweetal extra voorwaarden verlengd tot 27 augustus 2021.
Bij besluit van 26 augustus 2021 is de maatwerkvoorziening onder een drietal extra voorwaarden verlengd tot 27 november 2021.
Met het besluit van 20 november 2021 (het primaire besluit 1) heeft verweerder eiser per gelijke datum voor twee dagen uit de opvang geschorst. Daartegen is bij fax van 28 december 2021 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 16 december 2021 (het primaire besluit 2) is de maatwerkvoorziening onder het drietal extra voorwaarden verlengd tot 27 februari 2022. Daartegen is bij fax van 28 december 2021 bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 21 februari 2022 (het primaire besluit 3) heeft verweerder beslist dat de maatschappelijke opvang van eisers per 27 februari 2022 stopt. Daartegen is bij e-mail van 23 februari 2022 bezwaar gemaakt. Ook is een verzoek om een voorlopige voorziening (vovo) ingediend (HAA 22/4337).
Bij besluit van 22 april 2022 (besluit 4) is, naar aanleiding van de gemaakte afspraken bij de vovo-behandeling op 8 maart 2022, de maatwerkvoorziening verlengd tot 21 april 2022.
Bij besluit van gelijke datum (besluit 5) is de maatwerkvoorziening onder de voorwaarden zoals vastgelegd in het document van 21 april 2022, verlengd tot 21 juli 2022. Voorts is de voorwaarde van medewerking aan het begeleidingstraject van [bedrijf] verbonden. In het document is onder meer opgemerkt dat de betalingsachterstand van de eigen bijdrage van de maatschappelijke opvang van eisers om en nabij € 5865,- bedraagt. Voorts is daarover afgesproken dat er binnen twee weken na 21 april 2022 hierover een passende betalingsafspraak moet zijn. In het document is tot slot opgemerkt dat indien eisers zich niet aan de afspraken houden, de maatschappelijke opvang wordt beëindigd.
Met het bestreden besluit van 12 juli 2022 op de bezwaren van eisers is verweerder bij de primaire besluiten 1,2 en 3 gebleven.
Bij besluit van 13 juli 2022 is de maatwerkvoorziening onder de voorwaarden zoals vastgelegd in het document van 21 april 2022, verlengd tot 21 oktober 2022. Voorts is de voorwaarde van medewerking aan het begeleidingstraject van [bedrijf] verbonden.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit op 23 augustus 2022 beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming besluiten

De primaire besluiten
1.1.
Op 20 november 2021 heeft verweerder het primaire besluit 1 genomen. Verweerder heeft eiser voor twee dagen uit de opvang geschorst, omdat hij zich herhaaldelijk niet aan de quarantainemaatregelen heeft gehouden, zich agressief en bedreigend heeft opgesteld tegenover personeel en beveiliging en hij opruiend is geweest naar andere bewoners. De politie is tot tweemaal toe naar de opvanglocatie gekomen om de situatie tot rust te brengen. Aan eiser is geen time-out bed aangeboden, omdat verweerder sterk het vermoeden had dat eiser zich daar op dezelfde manier zou gedragen.
1.2.
Bij besluit van 16 december 2021 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de maatschappelijke opvang en de trajectbegeleiding verlengd tot 27 februari 2022. Aan deze verlenging zijn, zoals ook aan de voorgaande verlenging, de volgende voorwaarden verbonden: De eigen bijdrage van de verblijfkosten betalen, reageren op woningen in ontspannen woningmarkt en meewerken om zo snel mogelijk weer zelfstandig te gaan leven.
1.3.
Bij besluit van 21 februari 2022 (het primaire besluit 3) heeft verweerder beslist dat de maatschappelijke opvang per 27 februari 2022 stopt. De reden hiervan is dat eisers zich niet houden aan de voorwaarden die in het toekenningsbesluit staan.
De besluiten van 22 april 2022 (besluit 4 en 5)
2.1.
Bij besluit van 22 april 2022 (besluit 4) heeft verweerder beslist dat eisers gebruik kunnen blijven maken van een opvangplek tot 21 april 2022. Deze verlenging is op basis van de afspraken zoals gemaakt bij de behandeling van de vovo bij de rechtbank Noord-Holland op 8 maart 2022.
2.2.
Bij besluit van 22 april 2022 (besluit 5) heeft verweerder beslist dat eisers gebruik kunnen blijven maken van de opvang tot 21 juli 2022. Aan deze verlenging zijn blijkens het document van 21 april 2022 extra voorwaarden verbonden, welke met eisers zijn besproken en die zij voor akkoord hebben getekend.
2.3.
Bij emailbericht van 10 mei 2022 hebben eisers aangegeven dat met de besluiten van 22 april 2022 volledig is tegemoetgekomen aan de bezwaren tegen het primaire besluit 2 van 16 december 2021 (verlenging onder voorwaarden) en het primaire besluit 3 van 21 februari 2022 (beëindiging opvang per 27 februari 2022). Eisers vragen verweerder nog te beslissen op de proceskosten in bezwaar.
Daarnaast komen de besluiten van 22 april 2022 volgens eisers in de plaats van het beëindigingsbesluit van 21 februari 2022. Het bezwaar tegen dat besluit is dan van rechtswege ook tegen de besluiten van 22 april 2022 gericht. Eisers kunnen zich vinden in beide besluiten van 22 april 2022, maar betwisten de hoogte van de betalingsachterstand in het document van 21 april 2022. Eisers trekken hun bezwaar daarom niet in. Zij verzoeken verweerder te bevestigen dat over de hoogte van de betalingsachterstand nog overleg wordt gevoerd met het gezin en cliëntondersteuner.
Het bestreden besluit van 12 juli 2022
3. Verweerder heeft onder verwijzing naar het advies van de Adviescommissie voor bezwaarschriften besloten om de primaire besluiten 1, 2 en 3 in stand te laten en geen vergoeding voor de kosten in bezwaar toe te kennen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de juistheid van het bestreden besluit van 12 juli 2022. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Grondslag schorsing
6.1.
Eisers hebben gesteld dat de schorsing van de maatwerkvoorziening van eiser ten behoeve van opvang zoals bedoeld in artikel 2.3.5, eerste lid, onder b van de Wmo 2015 voor de duur van 2 dagen in strijd komt met het bepaalde in artikel 8 EVRM, nu eiser als gevolg van deze schorsing van eiseres en hun kind wordt gescheiden. Eerst ter zitting is door de gemachtigde van eisers daarbij gewezen op hetgeen in een proces-verbaal van een zitting bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is vastgelegd naar aanleiding van de behandeling van een andere zaak waarbij verweerder partij is, en die ook betrekking heeft op de beoordeling van een schorsing van een opvangvoorziening. De gemachtigde van eisers heeft hierover gesteld dat het Handboek Maatschappelijke Opvang (Handboek) geen grondslag biedt zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 8 van het EVRM en artikel 5:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en je dus aan de belangenafweging niet toekomt. De Wmo 2015 kan een grondslag bieden, maar dan dient een en ander goed in de verordening van verweerder te worden vastgelegd.
6.2.
Partijen hebben het desbetreffende proces-verbaal niet overgelegd. De rechtbank zal het desbetreffende proces-verbaal, haar ambtshalve bekend uit de zaak met nummer HAA 21/6278, waarvan partijen met de inhoud bekend zijn en waarover zij zich op de zitting hebben kunnen uitlaten, met toepassing van artikel 8:69, derde lid van de Awb in deze procedure betrekken.
6.3.
In het proces-verbaal (zaaknummer CRvB 21/1387) is voor zover van belang, het navolgende vermeld:
(….) de Wmo 2015 geen grondslag biedt voor besluiten tot schorsing van de opvang. De Wmo 2015 biedt wel een grondslag voor besluiten tot gedeeltelijke herziening van de maatwerkvoorziening opvang, namelijk artikel 2.3.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wmo 2015. Als de besluiten tot schorsing van de opvang in de verordening worden geplaatst in het kader van een beperkte gedeeltelijke herziening dan biedt de Wmo 2015 wel een grondslag hiervoor.(…).
6.4.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het vorenstaande als volgt.
In artikel 2.3.10, eerste lid, onder d, van de Wmo 2015 is voorzien in de mogelijkheid dat het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 (in dit geval de maatwerkvoorziening van eiser ten behoeve van opvang) kan herzien dan wel intrekken, onder meer indien de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening gebonden voorwaarden. In het tweede lid is opgenomen dat het college in die beslissing het tijdstip bepaalt waarop die beslissing in werking treedt. In de Memorie van Toelichting bij de Wmo 2015 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 841, nr. 3, p. 156-157) is opgemerkt dat dit artikel met specifieke regels met betrekking tot het herzien of intrekken een lex specialis vormt ten opzichte van de artikelen zoals die hieromtrent zijn opgenomen in de Awb.
6.5.
Partijen kunnen worden gevolgd in hun standpunt dat in artikel 2.3.10 de mogelijkheid van “schorsing” niet letterlijk is genoemd.
6.6.
In de Memorie van Toelichting is in de toelichting op artikel 2.3.10 (bij onderdeel e van lid 1) evenwel opgemerkt dat wanneer iemand tijdelijk geen gebruik maakt van een maatwerkvoorziening het praktischer zal zijn de maatwerkvoorziening tijdelijk
op te schorten. De rechtbank begrijpt dit (met Van Dale als leidraad) als (tijdelijk) buiten werking stellen, laten ophouden,
schorsen.
Ten aanzien van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel is opgemerkt dat als een beslissing wordt ingetrokken of herzien, het altijd gaat om cliënten die op dat moment ondersteuning genieten. Voor wat betreft de tijd die een client moet worden gegund om zich voor te bereiden op de gewijzigde situatie is opgemerkt dat die termijn zal afhangen van de reden voor de herziening of intrekking. Afhankelijk van de reden van intrekking, kan er
geendan wel een zeer korte termijn wordt gehanteerd (cursiveringen rechtbank).
6.7.
In de ten tijde in geding van toepassing zijnde Verordening Wmo 2022 (de verordening) is in artikel 12.3 als resultaatsgebied voor de maatschappelijke opvang omschreven: begeleiding naar zelfredzaamheid waarbij de cliënt samen met de trajecthouder een trajectplan opstelt met als doel dat de cliënt zo snel mogelijk kan uitstromen en in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. In artikel 12.6, tweede lid, is bepaald dat het college een beschikking afgeeft voor opvang voor bepaalde tijd, met de mogelijkheid van verlenging van maximaal drie maanden, mits de cliënt aantoonbaar constructief heeft meegewerkt aan het opstellen en uitvoeren van een trajectplan. In artikel 15.3, eerste lid, is onder meer bepaald dat bij
herhaald en/of ernstig wangedragbij het ontvangen van diensten het college -
al dan niet tijdelijk- maatregelen jegens cliënt treft ter bescherming van de medewerker van een aanbieder(cursivering rechtbank). In het tweede lid is onder meer bepaald dat bij een herhaling van dit ernstig wangedrag dit zal leiden tot beëindiging van de toegekende maatwerkvoorziening.
6.8.
In de Uitvoeringsregels maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem zoals die golden tot 1 januari 2023 (de uitvoeringsregels) zijn in artikel 6.1 (Maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang) als voorwaarden voor de opvang onder meer vermeld:
a. de cliënt werkt constructief mee aan de verduidelijking van de ondersteuningsbehoefte;
b. de cliënt werkt constructief mee aan een traject dat is gericht op het zich op eigen kracht handhaven in de samenleving, waaronder het accepteren van: (…)
c. de cliënt is verplicht de van toepassing zijnde eigen bijdrage te betalen zoals opgenomen in het besluit, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn aan te wijzen waarom deze bijdrage niet voldaan kan worden;
d. de cliënt houdt zich aan de algemene huisregels van de opvanglocatie;
6.9.
In artikel 6.1 is ten aanzien van intrekking van de opvang vermeld dat
het gebruikvan de maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang
tijdelijkof in een uiterst geval definitief eenzijdig
kan worden beëindigd, indien de cliënt niet voldoet aan een of meer aan de opvang verbonden voorwaarden. Deze voorwaarden worden in de beschikking vermeld (cursivering rechtbank).
6.10.
In het Handboek (zoals dit gold tot 1 januari 2023) is de schorsing als reactie bij cliënten die grensoverschrijdend gedrag vertonen, nader uitgewerkt, onder meer door middel van een tabel/overzicht met richtlijnen met een viertal gradaties van incidenten (lichte, matige, ernstige en extreme) en bijbehorende reacties daarop. Bij matige incidenten, met verbale en fysieke agressie, is voorzien in een schorsing van maximaal 3 dagen. Ook is voorzien in een regeling voor een time-out bed. Daarbij is opgemerkt dat indien met enige mate van zekerheid gesteld kan worden dat het gedrag (gevaar voor cliënten en personeel) waarvoor degene is geschorst zich zal herhalen op de locatie met een time-out bed, het time-out bed niet beschikbaar is.
6.11
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat voor de schorsing als door verweerder verder ingevuld in artikel 15.3, eerste lid, van zijn verordening, de uitvoeringsregels en het Handboek wel degelijk een grondslag in de Wmo 2015 is gelegen, en dat de plaatsing van de schorsing in de verordening geheel beantwoordt aan het gestelde in de Memorie van Toelichting zoals hiervoor aangehaald. Dat de wetgever de schorsing enkel in de Memorie van Toelichting heeft omschreven staat aan de toepassing niet in de weg, nu van strijdigheid met de wettekst van artikel 2.3.10 geen sprake is. In de omstandigheid dat de wetgever de mogelijkheid van schorsing in de Memorie van Toelichting (enkel) heeft beschreven bij onderdeel e van het eerste lid van dat artikel ziet de rechtbank geen aanleiding het niet bij de onderdelen a tot en met d van het eerste lid toepasbaar te achten. Duidelijk is dat de wetgever bij toepassing van artikel 2.3.10 praktische, op de omstandigheden van het geval toegespitste, invullingen voor ogen heeft gehad. Voorts kan daarbij in aanmerking worden genomen dat een schorsing van de maatwerkvoorziening op deze wijze minder vergaand, en dus minder belastend is dan een intrekking daarvan. De schorsing betreft naar het oordeel van de rechtbank dus een door de wetgever expliciet voorziene, tijdelijke intrekking (voor de in het besluit gemarkeerde periode) zoals bedoeld in artikel 2.3.10, die ook zonder termijn kan worden gehanteerd. En deze schorsing is wel degelijk bij wet voorzien zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 8 van het EVRM, waaruit volgt dat een grondslag voor inmenging van enig openbaar gezag in de uitoefening van het recht op gezins- of privéleven dus, anders dan eisers menen, aanwezig is.
6.12
Voor wat betreft de aan de schorsing van de maatwerkvoorziening ten behoeve van opvang ten grondslag gelegde feiten, welke door eisers niet zijn weersproken, merkt de rechtbank verder op dat de op grond van de Wmo 2015 te bieden opvang (zoals onder meer volgt uit artikel 2.1.2, derde lid, sub b van de Wmo 2015) is gericht op het bieden van een veilige (woon)omgeving, en daarover bij verordening door de gemeenteraad regels worden vastgesteld op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt, en regels worden gesteld ter bestrijding van misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015 (zie artikel 2.1.3 van de Wmo 2015).
6.13.
Op grond van het bepaalde in artikel 2.3.8, derde lid, van de Wmo 2015 is de cliënt aan het college desgevraagd verplicht de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de Wmo.
6.14.
De rechtbank vat aldus samen dat uit het vorenstaande volgt dat tegenover de rechten die voor een cliënt voorvloeien uit de Wmo 2015 ook verplichtingen staan, en in gevallen waarin cliënten niet voldoen aan de aan de maatwerkvoorziening gebonden voorwaarden, niet meewerken aan hetgeen redelijkerwijs van hen kan worden gevergd, de geboden voorziening misbruiken of oneigenlijk gebruiken, en meer concreet zich in een geboden opvang zodanig gedragen dat een veilige (woon)omgeving voor medebewoners en het personeel als gevolg van agressie en andersoortig ongewenst gedrag niet langer kan worden gegarandeerd, de maatwerkvoorziening met het oog op het herstellen van de orde kan worden geschorst of ingetrokken. Verweerder heeft de schorsing onder meer gebaseerd op het agressieve gedrag van eiser. De rechtbank stelt vast dat eiser dat niet heeft weersproken. De rechtbank is van oordeel dat enkel het agressieve gedrag de schorsing kan dragen en laat daarom het geschil tussen partijen over het niet willen meewerken aan de quarantainemaatregelen onbesproken.
Artikel 8 EVRM
7. Naar het oordeel van de rechtbank is er door de schorsing geen sprake van een ontoelaatbare inbreuk op het gezinsleven van eiser geweest. Verweerder heeft bij de afweging van alle belangen en feiten en omstandigheden in dit geval terecht aangenomen dat de opgelegde schorsing van eiser voor de duur van twee dagen als een gerechtvaardigde inmenging in de uitoefening van het recht op gezins- of privéleven kan worden beschouwd. Van belang daarbij is dat niet is gebleken dat eiser in die twee dagen geen contact zou kunnen hebben met zijn gezin. Verder is van belang dat het gaat het om een tijdelijke schorsing van slechts twee dagen. Tegenover de belangen van eiser staan de publieke belangen. In dit geval is dat de veiligheid van de medewerkers en de bewoners van de [locatie] . Op basis van de incidenten op 19 en 20 november 2021 is aannemelijk dat eiser toen een houding heeft aangenomen die als dreigend en agressief is ervaren, waarbij ook de politie is gekomen. Alles tegen elkaar afgezet wegen de publieke belangen zwaarder.
In de stelling van eiser dat door corona tijdens de schorsing geen fysiek contact mogelijk was, ziet de rechtbank geen reden voor een ander oordeel. Gelet op de korte duur van de schorsing kon ook worden voorzien in ander contact, namelijk telefonisch of via facetime.
Time-out bed
8. Eiser stelt dat verweerder hem ten onrechte geen time-out bed heeft aangeboden. Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit paragraaf 5.3.1. van het Handboek volgt dat een time-out bed niet beschikbaar is, indien met enige mate van zekerheid kan worden gesteld dat het gedrag (gevaar voor cliënten en personeel) waarvoor degene is geschorst, zich zal herhalen op de locatie van een time-out bed. De rechtbank kan verweerder volgen dat die verwachting gerechtvaardigd was, gezien het gedrag van eiser zoals beschreven in de cliëntrapportages (intimidatie, verbale en fysieke agressie, bedreiging).
De besluiten van 22 april 2022 (Besluit 4 en 5)
9.1.
Eisers stellen dat de besluiten van 22 april 2022 in de plaats komen van het beëindigingsbesluit van 21 februari 2022 en dat het bezwaar tegen dat besluit daarom op grond van artikel 6:19 van de Awb ook tegen de besluiten van 22 april 2022 is gericht.
9.2.
Deze beroepsgrond slaagt. Met de besluiten van 22 april 2022, waarbij de eerder verleende maatwerkvoorziening alsnog wordt gecontinueerd en in twee stappen wordt verlengd tot 21 juli 2022 wordt (impliciet) teruggekomen op het besluit van 21 februari 2022 (het primaire besluit 3) waarbij verweerder heeft beslist dat de maatschappelijke opvang per 27 februari 2022 wordt beëindigd. Een voortbestaan van een besluit tot gehele beëindiging van de maatwerkvoorziening is immers onverenigbaar met daarna alsnog genomen besluiten waarin de maatwerkvoorziening wordt gecontinueerd, eerst tot 21 april 2022 en daarna tot 21 juli 2022. Kort gezegd: een beëindigingsbesluit kan niet gelijktijdig blijven bestaan met een verlengingsbesluit; de werking ziet wel degelijk op dezelfde periode.
9.3.
Verweerder heeft aldus miskend dat het bezwaar van eisers van rechtswege mede betrekking heeft op de besluiten (4 en 5) van 22 april 2022. De rechtbank zal dit gebrek passeren met artikel 6:22 van de Awb. Eisers zijn hierdoor niet benadeeld, nu verweerder desondanks wel heeft beslist op de daaruit voortvloeiende vraag of de kosten van de bezwaarprocedure dienen te worden vergoed. (Daarover hierna in overweging 11.)
Hoogte betalingsachterstand
10.1.
Eisers weerspreken de hoogte van de betalingsachterstand, zoals vermeld in het document van 21 april 2022 behorende bij het besluit van 22 april 2022 (besluit 5).
10.2.
In dat document van 21 april 2022 is onder meer opgemerkt dat de betalingsachterstand van de eigen bijdrage van de maatschappelijke opvang van eisers om en nabij € 5.865,- bedraagt. Voorts is daarover afgesproken dat er binnen twee weken na 21 april 2022 hierover een passende betalingsafspraak moet zijn. In het document is tot slot opgemerkt dat indien eisers zich niet aan de afspraken houden, de maatschappelijke opvang wordt beëindigd.
10.3.
De rechtbank stelt voorop dat de om en nabij opmerking in het document van 21 april 2022 niet kan worden geduid als een besluitonderdeel waartegen moet worden opgekomen, bij gebreke waarvan het in rechte vast komt te staan. Dat over de eigen bijdragen een betalingsafspraak moet worden gemaakt, volgt reeds uit het feit dat eisers die eigen bijdragen van meet af aan verschuldigd zijn op grond van de maatwerkvoorzieningsbesluiten. Verder is de betwisting van het bedrag op geen enkele wijze onderbouwd, en is ook niet betoogd wat er mis is met de inmiddels gemaakte afspraken over de betalingsregeling.
Verweerder is in het bestreden besluit niet ingegaan op de grond van eisers over de betalingsachterstand. De rechtbank zal dit gebrek passeren met artikel 6:22 van de Awb. Aannemelijk is namelijk dat eisers hierdoor niet zijn benadeeld. Als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met een gelijke uitkomst zijn genomen.
Kosten bezwaarprocedure
11. Voor wat betreft het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in bezwaar moet worden beoordeeld of het terugkomen op het beëindigingsbesluit van 21 februari 2022 en het besluit van 16 december 2021 (verlenging onder voorwaarden) te wijten is aan een onrechtmatigheid van het bestuursorgaan. De rechtbank kan de redenering van verweerder volgen dat dat niet het geval is. Het terugkomen op beide besluiten is te duiden als een laatste kans die eisers is geboden, en niet als het herstellen van een onrechtmatige beëindiging of het ten onrechte eerder verwijtbaar te weinig bieden van begeleiding. Eisers hielden zich namelijk op tal van vlakken niet aan de regels en voorwaarden.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit met een aanvullende motivering in stand kan blijven en eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van
I.M. Wijnker-Duiven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
17 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.