ECLI:NL:RBNHO:2023:4539

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
HAA 22/247
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op Wajong-uitkering na afwijzing aanvraag door UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering. Eiseres had op 4 februari 2021 een aanvraag ingediend, die op 7 juni 2021 door het UWV werd afgewezen. De rechtbank constateert dat de afwijzing niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de verzekeringsarts onvoldoende recente medische informatie heeft opgevraagd en de situatie van eiseres niet adequaat heeft beoordeeld. Eiseres, geboren in 2001, heeft zich op 5 maart 2020 ziekgemeld vanwege psychische klachten. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat eiseres in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen, en concludeert dat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is. De rechtbank herroept het besluit van het UWV en bepaalt dat eiseres met ingang van haar achttiende verjaardag recht heeft op een Wajong-uitkering. Tevens wordt het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/247

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Spijer),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: S. Gootjes).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering. Bij besluit van 7 juni 2021 is haar aanvraag voor een Wajong-uitkering afgewezen.
Met het bestreden besluit van 20 december 2021 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder is bij de beslissing gebleven dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering.
Eiseres heeft beroep aangetekend. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (bijgestaan door haar vader en haar vriend), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt de vraag of eiseres recht heeft op een Wajong-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Wat er aan vooraf ging

1. Eiseres, geboren op [geboortedatum] 2001, heeft zich op 5 maart 2020 ziekgemeld wegens psychische klachten en mentaal-emotionele beperkingen. De verzekeringsarts heeft op
17 februari 2021 gerapporteerd in het kader van de Eerste Ziektewetjaar-beoordeling en geconcludeerd dat sprake is van voorlopig geen benutbare mogelijkheden (GBM). Verweerder heeft in de beslissing van 24 februari 2021 geoordeeld dat de Ziektewet uitkering ongewijzigd blijft.
2. Eiseres heeft op 4 februari 2021 een aanvraag voor een Wajonguitkering ingediend.
In het kader van deze aanvraag is eiseres door een andere verzekeringsarts beoordeeld. Deze verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, de medische stukken beoordeeld en eiseres telefonisch gesproken. In het rapport van 25 mei 2021 is geconcludeerd dat eiseres niet voldoet aan de criteria van GBM. De verzekeringsarts vermeldt onder ‘Diagnose’ het volgende: Kenmerken van autisme gepaard gaande met angstklachten en depressieve klachten bij overvraging/ kenmerken van ADHD / Trekken van emotionele instabiele/borderline persoonlijkheid / Verwerkingsproblematiek aangaande in de jeugd gelegen trauma’s / Dyslexie en beperkte rekenvaardigheden.
De verzekeringsarts overweegt daarbij dat het gezien het profiel niet ondenkbaar is dat eiseres zich op grond van haar verbale presentatie gemakkelijk overschat ziet. Het betreft complexe meervoudige problematiek waarbij er trekken van borderline en mogelijk ook theatrale persoonlijkheidsproblematiek naast kenmerken van ADHD en ASS spelen. Verwerkingsproblemen leidden tot het optreden van nachtmerries, echter niet tot het optreden van herbelevingen en/of een verhoogde arousal. Hiermee lijkt de invloed van verwerkingsproblemen op het dagelijks functioneren niet in grote bepalende mate aan de orde. Voor zover sprake is van ADHD blijkt dit het volgen van opleidingen en verrichten van werkzaamheden niet in de weg te hebben gestaan. Voorts overweegt de verzekeringsarts dat tijdens het onderzoek geen blijk is van dermate aandachtsproblemen zodanig dat eiseres niet in staat kan worden geacht een uur aaneengesloten te kunnen werken.
Er zijn weliswaar significante problemen in het persoonlijk en sociaal functioneren, maar dit is niet van dien mate dat er gesproken kan worden van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op zowel micro, meso als macro. Eiseres wordt in staat geacht aaneengesloten gedurende tenminste een uur te werken en wordt 4 uur per dag belastbaar geacht. Daarbij is aangegeven dat eiseres nog jong is waarbij verdere ontwikkeling van bekwaamheden en enige verbetering van het beeld gepaard gaande met globale afname van beperkingen op termijn niet geheel kan worden uitgesloten.
De arbeidsdeskundige heeft in het rapport van 4 juni 2021 vastgesteld dat eiseres arbeidsvermogen heeft.
Vervolgens heeft verweerder op 7 juni 2021 het primaire besluit tot afwijzing genomen.
3. Eiseres heeft bezwaar aangetekend tegen dit besluit. In de bezwaarfase heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) gerapporteerd 10 december 2021 en heeft de arbeidsdeskundige b&b gerapporteerd op 17 december 2021.
Verweerder heeft de rapportage van de verzekeringsarts b&b en die van de arbeidsdeskundige b&b aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.
4. Uit het rapport van 10 december 2021 blijkt dat de verzekeringsarts b&b het dossier heeft bestudeerd, waaronder de verkregen informatie van Triversum van 11 april 2016 en dat de verzekeringsarts b&b eiseres heeft gesproken op de hoorzitting van 10 december 2021. Onder ‘Diagnose’ vermeldt hij: Emotioneel instabiele/borderline persoonlijkheidsstoornis.
De verzekeringsarts b&b concludeert dat er medisch argumenten zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel. De aandacht van eiseres is voldoende te trekken en te behouden tijdens de hoorzitting, waardoor geen aanleiding is een beperking aan te nemen op het aandachtspunt. Veeleer lijkt het gedrag voort te komen uit een neiging tot dissociatie, die weer in relatie kan worden gezien met traumata uit het verleden, en die geluxeerd wordt door contacten met derden. Daar lijkt dan ook de kern van de problematiek gelegen. Vervolgens benoemt de verzekeringsarts b&b beperkingen: Eigen gevoelens uiten, Tolerantie van gedrag in relaties tonen en beantwoorden, Omgaan met kritiek, Zich sociaal passend gedragen, Omgaan met bekenden.
In dit rapport is voorts een Addendum gedateerd 16 december 2021 opgenomen, nadat uit het arbeidskundig onderzoek naar voren is gekomen dat eiseres thans geen arbeidsvermogen heeft, omdat zij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. De vraag is of zij dit nog wel kan ontwikkelen. In het Addendum is door de verzekeringsarts b&b vermeld: “Er is geen sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of een zodanig ernstige aandoening dat geen enkele toename van de bekwaamheden kan worden verwacht. Zoals uit het schrijven van GGZ NHN d.d. 13-11-2020 worden nog behandelopties geïnventariseerd, welke door Corona nog niet volledig zijn uitgekristaliseerd. Met betrekking tot de ADHD zou medicamenteuze behandeling in overweging kunnen worden genomen, voor de borderline schematherapie en voor de PTSS EMDR.”
5. De arbeidsdeskundige b&b is in het rapport van 17 december 2021 afgeweken van het standpunt van de arbeidsdeskundige smz en heeft geconcludeerd dat eiseres niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. Daaruit volgt dat zij op 4 februari 2021 niet beschikt over arbeidsvermogen, aldus de arbeidsdeskundige b&b. Dit oordeel is toegelicht in het rapport. Daarin wordt verder vermeld dat in samenspraak met de verzekeringsarts b&b is vastgesteld dat niet uitgesloten kan worden dat er ontwikkelingsmogelijkheden zijn en mogelijkheden tot toename van de bekwaamheden.
De conclusie is dat er geen sprake is van een situatie dat het arbeidsvermogen duurzaam ontbreekt.
Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
6. Naar aanleiding van de beroepsgronden heeft verweerder in het verweerschrift verwezen naar de reacties van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b van 18 en 28 maart 2022.
Aanvullend heeft eiseres nog een stuk van psychiater [naam 2] van GGZ gedateerd 26 oktober 2022 ingezonden, betreffende de behandeling van medio juni 2020 tot medio juni 2022. Daarin zijn onder andere de diagnoses ASS, ADHD en een traumastoornis bevestigd. De psychiater vermeldt onder meer dat bij het afsluiten de emotionele problemen goed onder controle waren, echter autisme en ADHD zijn ontwikkelingsstoornissen, welke al vanaf geboorte aanwezig zijn en levenslang kwetsbaarheid (kunnen) geven op verschillende gebieden (emotieregulatie, stemming, prikkelverwerking, aandacht en concentratie). Dit zal een proces van vallen en opstaan worden, waarbij thema’s als grenzen bewaken ten behoeve van eventuele overprikkeling belangrijk blijven. Hij doet geen uitspraak over mogelijkheid duurzaam arbeidsvermogen kunnen ontwikkelen, maar vermeldt dat genoemde stoornissen chronisch van aard zijn. Eiseres is inmiddels verhuisd en uitgeschreven.
7. Door de verzekeringsarts b&b is hierop gereageerd op 24 november 2022 en daarbij is aangegeven dat eiseres ook bekend is met stemmingswisselingen en depressies die wel behandelbaar zijn en die in juli grotendeels in remissie waren. De stemmingswisselingen vormden de belangrijkste beperkingen, uitsluitend de ADHD en de autistische stoornis behoeven niet te impliceren dat eiseres blijvend niet beschikt over arbeidsvermogen. Hij ziet geen aanleiding om op medische gronden een andere beslissing te nemen.
Standpunt eiseres
8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, niet gedurende 4 uur per dag belastbaar is en niet in staat is om ten minste een uur aaneen te werken. Er valt geen verbetering te verwachten en zij zal geen arbeidsvermogen kunnen ontwikkelen. Haar verleden heeft dat nu juist geleerd. Eiseres wijst erop dat de verzekeringsarts b&b behandelmogelijkheden suggereert en daarom geen stabiel ziektebeeld aanneemt, maar dat die conclusie is niet gebaseerd op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiseres aan de orde zijn. Uit het rapport moet volgen hoe en op welke wijze het arbeidsvermogen van eiseres zich door die behandeling kan ontwikkelen. De verzekeringsarts b&b benoemt slechts een aantal algemene behandelwijzen. Het is te weinig specifiek en een medische onderbouwing voor de individuele situatie van eiseres ontbreekt. Ook blijkt dat de meest recent gebruikte informatie die is gebruikt van GGZ is en dateert van 13 november 2020, dat is te oud. Er is geen nieuwe informatie opgevraagd. Eiseres wijst er verder op dat de bedrijfsarts in maart 2021 ook concludeert dat zij niet in staat is tot een duurzame en structurele arbeidsrelatie in welke betaalde vorm dan ook. Er sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
Eiseres stelt dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en niet goed is onderbouwd.
Standpunt verweerder9. Verweerder stelt zich, onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, op het standpunt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op Wajong-uitkering.

Beoordeling door de rechtbank

10. Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Op grond van het vierde lid wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
11. Niet in geschil is dat eiseres op haar achttiende verjaardag geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) had en ook thans nog niet heeft. Partijen zijn verdeeld over de vraag of het ontbreken van arbeidsvermogen op dat moment duurzaam was.
Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of verweerder voldoende heeft onderzocht en gemotiveerd dat niet uitgesloten is dat eiseres in de toekomst basale werknemersvaardigheden kan ontwikkelen.
12. Bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat het om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van de betrokkene op de datum in geding. In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene (zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018).
13.
De rechtbank is van oordeel dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts b&b heeft weliswaar kennisgenomen van het rapport van de primaire verzekeringsarts, heeft dossierstudie verricht en heeft eiseres gesproken, maar de medische informatie van de behandelend sector die hij bij de beoordeling heeft betrokken betrof informatie van Triversum uit 2016 (eiseres kwam bij Triversum na automutilatieproblemen) en informatie van GGZ van 13 november 2020. Het is niet duidelijk geworden waarom geen recentere informatie is opgevraagd, terwijl daar alle aanleiding voor was gezien het daarin aangekondigde onderzoek naar mogelijke ADHD en ASS, het oordeel van de arbeidsdeskundige b&b en de nadien ontvangen aanvullende informatie van GGZ.
14.
De arbeidsdeskundige b&b oordeelt in zijn rapport van 17 december 2021 – anders dan de primaire arbeidsdeskundige – dat eiseres geen basale werknemersvaardigheden heeft. In de toelichting verwoordt de arbeidsdeskundige b&b (samengevat) de ‘beperking in de activiteit tolerantie van gedrag in relaties tonen en beantwoorden’, die het werken in een arbeidsorganisatie in de weg staat en beantwoord, alsook het in ruime zin niet kunnen voldoen aan afspraken die gelden binnen arbeidsorganisaties, ook in beschut werk, waarbij is meegenomen dat eiseres weliswaar jarenlang in een bakkerij heeft gewerkt maar dit volhield louter door de begeleiding van haar moeder die een ‘potje kon breken bij werkgever’ (het wordt feitelijk een ‘witte ravenbaan’ genoemd), waarbij het toch misging. Ook in andere dienstverbanden heeft eiseres, aldus de arbeidsdeskundige b&b, niet op een acceptabele manier kunnen functioneren. De conclusie is dat zij geen arbeidsvermogen heeft.
Vervolgens vindt overleg met de verzekeringsarts b&b plaats en in samenspraak wordt geoordeeld dat niet uitgesloten kan worden dat er ontwikkelingsmogelijkheden zijn en mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Dit laatste wordt gemotiveerd door dat zij behandelingen kan ondergaan om begrip te leren hebben voor het gedrag van anderen en zij kan leren omgaan met kritiek. De conclusie is dat zij vaardigheden kan opdoen in het zich sociaal passend gedragen en onder begeleiding van een jobcoach of leidinggevende al dan niet in beschut werk kan werken.
15. Naar het oordeel van de rechtbank had de verzekeringsarts b&b hierin aanleiding moeten zien om recentere en meer specifieke informatie bij de behandelend sector op te vragen en niet te volstaan met de tamelijk algemene conclusie dat er geen sprake is van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of een zodanig ernstige aandoening dat geen enkele toename van de bekwaamheden kan worden verwacht. Temeer ook nu de psychiater van GGZ in 2022 aangeeft dat de stoornissen levenslange kwetsbaarheid (kunnen) geven op gebieden als emotieregulatie, stemming, prikkelverwerking, aandacht en concentratie.
Het staat niet ter discussie dat eiseres thans geen arbeidsvermogen heeft. De vraag is derhalve of en zo ja, hoe zij die zou kunnen ontwikkelen. De arbeidsdeskundige b&b verwijst na overleg met de verzekeringsarts b&b naar ‘opleidingen die zij heeft kunnen afronden en bekwaamheden die ze heeft kunnen verwerven’ en ook dat zij een baan heeft kunnen verwerven met voortdurende begeleiding van haar moeder. Dit lijkt in tegenspraak te zijn met, althans volgt niet zondermeer uit, hetgeen hiervoor onder r.o. 14 is verwoord. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt niet te begrijpen waarom bij eiseres - na jarenlange behandeltrajecten, opleiding en werken met haar moeder - geen arbeidsvermogen wordt geconstateerd, en vervolgens toch wordt geconcludeerd dat zij vaardigheden kan opdoen in het zich sociaal passend gedragen en onder begeleiding van een jobcoach of leidinggevende al dan niet in beschut werk.
De vereiste onderbouwing, zoals verwoord door de CRvB, ontbreekt. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat de arbeidsdeskundige b&b spreekt over “indien” zij basale werknemersvaardigheden heeft ontwikkeld.
16. In het rapport van de verzekeringsarts b&b noch de nadere reactie wordt een voldoende onderbouwing van de mogelijkheid tot ontwikkeling, berustend op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden gegeven.
De vermelding dat met betrekking tot “ADHD medicamenteuze behandeling in overweging kan worden genomen, voor de borderline schematherapie en voor de PTSS EMDR” is niet gebaseerd op informatie van de behandelaars. Eiseres heeft al een EMDR behandeling ondergaan (in gedingstuk 21 ‘Medische kaart’ staat dat deze niet is aangeslagen) en heeft desgevraagd aangegeven dat zij van haar behandelaars juist geen ADHD-medicatie (Ritalin) voorgeschreven kreeg vanwege haar problematiek. In hoeverre schematherapie voor haar tot een mogelijk resultaat en op welk vlak zal leiden, is niet toegelicht.
Uit het rapport kan ook niet worden afgeleid in hoeverre in het oordeel is meegewogen waarom de diverse behandeltrajecten (waaronder genoemde EMDR en bij GGZ) die eiseres sedert haar 12e jaar al heeft doorlopen niet hebben geleid tot het ontwikkelen van basale werknemersvaardigheden. Uit de aanwezige medische informatie volgt veeleer dat gewerkt wordt aan ‘acceptatie’ (zo wordt gesproken over ‘meer zicht gekregen’) dan dat haar behandelaars een verbetering, in de zin van basale werknemersvaardigheden, hebben behaald. Dit geldt evenzeer voor de opleiding en werkervaring. Ook de in 2020 door GGZ ingezette traumabehandeling met ‘gunstige resultaten’ kan niet, zonder toelichting, leiden tot een conclusie dat daar een verbetering valt te verwachten van de ontbrekende basale werknemersvaardigheden. De GGZ psychiater spreekt zich in die zin niet uit.
Zo is ook onduidelijk gebleven of bij eiseres rekening gehouden is met een onvermogen om zich open te stellen voor behandeling.
In het Compendium Participatiewet, dat door verweerder bij Wajong-beoordelingen als werkinstructie wordt gehanteerd, is op dit punt vermeld:
‘Als van de persoonlijke omstandigheden of de persoonlijkheid van cliënt een blokkerende werking uitgaat bij de ontwikkeling van arbeidsvermogen, wordt hiermee bij de weging geen rekening gehouden, tenzij het ziekteproces of de handicap zelf daartoe aanleiding geven. De gedachte hierachter is dat cliënt er alles aan moet doen om arbeidsvermogen te ontwikkelen, ook als het gaat om het aanpassen van zijn persoonlijke gedragingen of omstandigheden.’Zoals door de CRvB is overwogen (zie ECLI:NL:CRVB:2022:966) volgt hieruit dat met een uit de handicap voortkomend onvermogen tot het volgen van een behandeling bij de beoordeling van de duurzaamheid rekening dient te worden gehouden. Uit de diverse behandeltrajecten blijkt genoegzaam dat een onvermogen van eiseres niet berust op een vrije keuze (onwil), maar veeleer verband lijkt te houden de bij haar aanwezige aandoeningen.
Dat eiseres nog jong is en zich dus nog kan ontwikkelen, is te algemeen gesteld.
17. De rechtbank komt tot de conclusie dat geen sprake is geweest van een oordeel dat berust op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de situatie van eiseres op datum in geding aan de orde zijn. Daarmee is onvoldoende onderbouwd dat behandeling ook in de specifieke situatie van eiseres een reële mogelijkheid is om haar mogelijkheden tot arbeidsparticipatie te verbeteren.
18.
Nu verweerder het standpunt dat het arbeidsvermogen bij eiseres niet duurzaam ontbreekt ook desgevraagd niet heeft kunnen onderbouwen, gaat de rechtbank er vanuit dat het ontbreken van arbeidsvermogen in het geval van eiseres duurzaam is te achten. Daarmee voldoet eiseres aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong.
Dit betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit moet worden vernietigd.
De rechtbank ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb het besluit van 7 juni 2021 te herroepen en te bepalen dat eiseres met ingang van [geboortedatum] 2019 (achttienjarige leeftijd) recht heeft op een Wajong-uitkering.
19.
Nu het beroep gegrond is, is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres van € 2.271,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 597,- en een wegingsfactor 1, en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond.
- vernietigt het bestreden besluit van 20 december 2021;
- herroept het primaire besluit van 7 juni 2021 en bepaalt dat eiseres met ingang van [geboortedatum] 2019 recht heeft op een Wajong-uitkering en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 20 december 2021;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.271,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Boomsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.