ECLI:NL:RBNHO:2023:451

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
9978925 \ CV EXPL 22-2420
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na verlaten van parkeergarage door middel van 'treintje rijden'

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die de parkeergarage heeft verlaten door middel van 'treintje rijden'. De kantonrechter heeft op 26 januari 2023 geoordeeld dat de gedaagde het tarief voor een verloren kaart en een aanvullende schadevergoeding aan Q-Park moet betalen. De gedaagde had op 19 maart 2022 zijn auto geparkeerd in de parkeergarage en heeft deze op onrechtmatige wijze verlaten zonder de verschuldigde parkeerkosten te betalen. Q-Park heeft voldoende bewijs geleverd dat de gedaagde de parkeerkosten niet heeft voldaan en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de algemene voorwaarden van Q-Park. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de parkeerkosten heeft betaald en dat hij niet heeft aangetoond dat hij hulp heeft gezocht bij Q-Park. De vordering van Q-Park is toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de aanvullende schadevergoeding niet onredelijk bezwarend is en dat de gedaagde niet in aanmerking komt voor matiging van deze schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9978925 \ CV EXPL 22-2420
Uitspraakdatum: 26 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Q-Park Operations Netherlands B.V.
gevestigd te Maastricht
eiseres
verder te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak om de vraag of gedaagde het tarief “verloren kaart” en een schadevergoeding aan eiseres moet betalen, omdat hij de parkeergarage door middel van zogenaamd “treintje rijden” heeft verlaten. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres toe, omdat gedaagde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de parkeerkosten heeft betaald en eiseres voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat zij als gevolg van het “treintje rijden” schade heeft geleden.

1.Het procesverloop

1.1.
Q-Park heeft bij dagvaarding van 1 juli 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord en daarbij schriftelijke stukken overgelegd.
1.2.
Q-Park heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven. Tot slot heeft Q-Park nog een schriftelijke reactie gegeven.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert onder meer de parkeergarage Hermitage in Zaandam (hierna: de parkeergarage).
2.2.
Bezoekers die hun auto in de parkeergarage parkeren, rijden langs een informatiebord. Hierop staat onder meer het maximale dagtarief van € 19,00. Vermeld is “Bij verlies inrijkaart geldt 3x dagtarief.” Ook is de toepasselijkheid van de “Algemene Voorwaarden Parkeren” (hierna: de algemene voorwaarden) van Q-Park op het bord vermeld.
2.3.
Voor het gebruik van de parkeergarage is een parkeervergoeding verschuldigd. Betaling hiervan vindt plaats op het moment dat de bezoeker de parkeergarage verlaat.
2.4.
In de algemene voorwaarden is, voor zover van belang, bepaald:
“5.5 Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan.
5.6.
In geval van verlies of ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde “tarief verloren kaart” verschuldigd (…)
5.7.
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
5.8
Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in artikel 5.5 of 5.7 van deze Voorwaarden constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgesteld tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 325,52- (incl. BTW prijspeil 2021). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijke geleden (gevolg)schade te vorderen. (…).”
2.5.
Op 19 maart 2022 is de auto met kenteken [kenteken] , waarvan [gedaagde] kentekenhouder is (hierna: de auto), geparkeerd in de parkeergarage. [gedaagde] is die dag de parkeergarage uitgereden door het zogenaamde “treintje rijden”. Dit is vastgelegd door één van de in de parkeergarage aanwezige camera’s.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Q-Park vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 439,90, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.
3.2.
Q-Park legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan treintje rijden en dat hij daardoor tekortgeschoten is in de nakoming van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. Subsidiair stelt Q-Park dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. [gedaagde] moet daarom het ‘tarief verloren kaart’ van € 57,00 en de op basis van de algemene voorwaarden verschuldigde schadevergoeding van € 325,52 aan Q-Park betalen. Omdat [gedaagde] deze bedragen niet aan Q-Park heeft voldaan is hij tevens buitengerechtelijke kosten van € 57,38 verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] erkent dat hij de parkeergarage op 19 maart 2022 middels ‘treintje rijden’ heeft verlaten. Hij voert echter aan dat hij dit heeft gedaan, omdat hij zijn parkeerkaart, nadat hij had afgerekend, niet terugkreeg uit de parkeerautomaat en er in de parkeergarage niemand van Q-Park aanwezig was die hij om hulp kon vragen. [gedaagde] betwist dat Q-Park als gevolg van zijn gedraging schade heeft geleden.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat [gedaagde] op 19 maart 2022 zijn auto in de parkeergarage van Q-Park heeft geparkeerd en dat [gedaagde] daarmee een overeenkomst met Q-Park is aangegaan. Vast staat ook dat [gedaagde] de parkeergarage op die dag door middel van ‘treintje rijden’ heeft verlaten en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5.5, 5.6, 5.7 en 5.8 van de algemene voorwaarden. Volgens Q-Park is [gedaagde] hierdoor naast het ‘tarief verloren kaart’ een aanvullende schadevergoeding van € 325,52 verschuldigd.
4.2.
Voor zover [gedaagde] met zijn verweer heeft bedoeld dat de omstandigheid dat hij de parkeergarage door middel ‘treintje rijden’ heeft verlaten hem niet kan worden toegerekend, omdat er in de parkeergarage niemand van Q-Park aanwezig was die hij om hulp kon vragen, faalt dit verweer. Q-Park heeft uitvoerig toegelicht welke mogelijkheden [gedaagde] had om in contact te komen met Q-Park, maar dat [gedaagde] dat heeft nagelaten. Zo had [gedaagde] via de verschillende helpknoppen in de parkeergarage in contact kunnen komen met Q-Park en hij had, via het nummer wat vermeld staat op de informatieborden, de klantenservice van Q-Park kunnen bellen. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat hij via een helpknop heeft geprobeerd om in contact te komen met Q-Park, maar aan dat verweer gaat de kantonrechter voorbij. Q-Park heeft met loggegevens onderbouwd dat niet is gebleken dat [gedaagde] gebruik heeft gemaakt van de helpknoppen. In het licht hiervan had het op de weg van [gedaagde] gelegen zijn stelling dat hij via de helpknop wel heeft geprobeerd om contact te krijgen nader te onderbouwen. Dit heeft hij nagelaten, zodat dit verweer als onvoldoende onderbouwd wordt gepasseerd.
4.3.
Al met al is de kantonrechter van oordeel dat er voldoende mogelijkheden voor [gedaagde] zijn geweest om hulp te krijgen voordat hij de parkeergarage uitreed. Daarbij weegt de kantonrechter ook mee dat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] de volgende dag, of in elk geval kort na 19 maart 2022, alsnog contact heeft opgenomen met (de klantenservice van) Q-Park om toe te lichten waarom hij de parkeergarage door middel van ‘treintje rijden’ had verlaten. De gedraging kan [gedaagde] dan ook worden toegerekend en zal hij de schade die Q-Park heeft geleden moeten vergoeden.
‘Tarief verloren kaart’
4.4.
Ten aanzien van het door Q-Park gevorderde ‘tarief verloren kaart’ voert [gedaagde] aan dat hij, voorafgaande aan het verlaten van de parkeergarage, de parkeerkosten heeft afgerekend. Hij stelt echter dat hij zijn parkeerkaart niet terug kreeg uit de automaat waardoor hij die niet kon gebruiken om uit te rijden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [gedaagde] een betaalbewijs overgelegd waaruit blijkt dat hij op 19 maart 2022 om 10:03 uur € 1,20 heeft betaald aan Q Park.
4.5.
Q-Park betwist dat [gedaagde] het verschuldigde parkeergeld heeft voldaan. Volgens Q-park blijkt uit de camerabeelden dat [gedaagde] de parkeergarage op 19 maart 2022 om 14:06 uur heeft verlaten. Voor zover hij de parkeergarage na zijn betaling van 10:03 uur niet heeft verlaten, of later is teruggekomen, had hij opnieuw parkeergeld moeten betalen, aldus Q-Park.
4.6.
Op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is het aan [gedaagde] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij het verschuldigde parkeertarief heeft voldaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is hij hierin niet geslaagd. Uit het door [gedaagde] overgelegde betaalbewijs blijkt weliswaar dat hij op 19 maart 2021 parkeerkosten aan Q-Park heeft voldaan, maar gezien het tijdsverloop tussen de betaling en het uitrijden van de parkeergarage acht de kantonrechter het onvoldoende aannemelijk dat die betaling betrekking had op de parkeeractie die uiteindelijk heeft geleid tot het ‘treintje rijden’. Niet uit te sluiten is dat [gedaagde] , nadat hij ’s morgens in de parkeergarage had geparkeerd, ’s middags opnieuw in de parkeergarage heeft geparkeerd en toen heeft nagelaten om parkeerkosten af te rekenen. In het licht hiervan had het daarom op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn stelling dat hij parkeerkosten heeft betaald nader te onderbouwen. Dit heeft hij onvoldoende gedaan. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [gedaagde] de parkeerkosten niet heeft betaald en [gedaagde] is daarom het ‘tarief verloren kaart’ aan Q-Park verschuldigd.
Aanvullende schadevergoeding
4.7.
Q-Park baseert haar vordering tot betaling van aanvullende schadevergoeding op haar algemene voorwaarden.
4.8.
De bedingen uit de algemene voorwaarden waarop Q-Park zich beroept, zijn opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. Omdat [gedaagde] een consument is, moet de kantonrechter op grond van rechtspraak van het Europees Hof van Justitie en de Hoge Raad ambtshalve beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is in de zin van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn). Q-Park heeft gesteld dat het beding niet oneerlijk is in de zin van de Richtlijn. Het beding beoogt volgens Q-Park primair treintje rijden te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is nodig dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. [gedaagde] heeft er bewust voor gekozen om de parkeergarage via treintje rijden te verlaten. Het treintje rijden leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage. Ook leidt Q-Park door deze gedraging schade. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude, aldus Q-Park.
4.9.
Gelet op wat Q-Park heeft gesteld over de aard en de achtergrond van de gevorderde aanvullende schadevergoeding is de kantonrechter van oordeel dat de in het geding zijnde vergoeding in een redelijke verhouding staat tot de (te verwachten) schade door de gedraging waarop de vergoeding is gebaseerd, en als prikkel tot nakoming in een redelijke verhouding staat tot het belang van Q-Park dat met nakoming van de verplichting is gediend, namelijk het voorkomen van verkeersonveilige gedragingen door het financieel onaantrekkelijk maken van treintje rijden. Het beding is daarom niet oneerlijk in de zin van de Richtlijn. [gedaagde] is dus aan het beding gebonden en is de door Q-Park gevorderde boete in beginsel verschuldigd.
4.10.
[gedaagde] lijkt de kantonrechter echter te verzoeken, gezien zijn financiële situatie, de aanvullende schadevergoeding te matigen. De in artikel 6:94 lid 1 BW opgenomen maatstaf dat voor matiging slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een beding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt en noopt de rechter aldus tot terughoudendheid. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden die maken dat inroeping van het beding tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Met de enkele stelling dat [gedaagde] moet rond komen van AOW en een klein pensioen, heeft hij onvoldoende bijzondere omstandigheden aangevoerd om het beroep op matiging te honoreren. De aanvullende schadevergoeding van € 325,52 wordt dan ook toegewezen.
Conclusie
4.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 382,52. De wettelijke rente over de toe te wijzen hoofdsom is toewijsbaar vanaf de datum van verzuim. Omdat Q-Park [gedaagde] op 8 april 2022 heeft gesommeerd om de vordering binnen 16 dagen te voldoen en betaling binnen die termijn is uitgebleven, is het verzuim ingetreden op 25 april 2022.
4.12.
Q-Park vordert verder een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
De vordering dient te worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Omdat de aanmaning die Q-Park [gedaagde] op 8 april 2022 heeft toegestuurd, voldoet aan de eisen die artikel 6:96 lid 6 BW daaraan stelt en betaling binnen de in die brief gestelde termijn is uitgebleven, is [gedaagde] de door Q-Park gevorderde buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat Q-Park in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.13.
[gedaagde] zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Q-Park te betalen een bedrag van € 439,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2022 over € 382,50 en over € 57,38 vanaf 1 juli 2022, beide tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Q-Park tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 107,22
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 150,00 ;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter