ECLI:NL:RBNHO:2023:4505

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
HAA 22/3844
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in een Ziektewet uitkeringszaak tegen het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een Ziektewet (ZW) uitkering. Verzoeker had aanvankelijk een ZW-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze op 15 maart 2022, omdat verzoeker geschikt werd geacht voor een van de functies die in het kader van de WIA-beoordeling waren aangeduid. Na een bezwaarprocedure, waarin het UWV het bezwaar ongegrond verklaarde, heeft verzoeker beroep ingesteld. Tijdens de procedure heeft het UWV na heronderzoek op 13 maart 2023 besloten om verzoeker alsnog een ZW-uitkering toe te kennen.

Naar aanleiding van deze wijziging heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Het UWV heeft ingestemd met de veroordeling tot vergoeding van de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, en met stilzwijgende toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden veroordeeld in de proceskosten, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,- voor rechtsbijstand door een gemachtigde, en heeft het UWV tevens verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3844

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.I. Bal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: R. Roos).

Procesverloop

Met het besluit van 15 maart 2022 (het primaire besluit) heeft het UWV geweigerd verzoeker per 25 januari 2022 een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen, omdat verzoeker geschikt is voor ten minste een van de in het kader van de WIA [1] -beoordeling geduide functies.
Met het besluit van 10 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Naar aanleiding van een vraag van de rechtbank heeft het UWV na heronderzoek een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Met het besluit van 13 maart 2023 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en (de rechtbank begrijpt) verzoeker alsnog een ZW-uitkering toegekend.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Het UWV heeft de rechtbank medegedeeld akkoord te gaan met een veroordeling tot vergoeding van proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het UWV tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
3. Verzoeker verzoekt om vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten voor rechtsbijstand door een gemachtigde met toepassing van het Bpb vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
5. De rechtbank wijst erop dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor tot het UWV moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan op 10 mei 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.