ECLI:NL:RBNHO:2023:4504

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
HAA 21/3351
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep inzake uitkering op grond van de Wet WIA

Op 8 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R.J. Hoogeveen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door M. van der Plas. De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep dat verzoekster had ingesteld tegen een besluit van het UWV. In het primaire besluit van 11 december 2020 werd verzoekster een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 80 tot 100% werd vastgesteld. Echter, in het bestreden besluit van 30 juni 2021 werd het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard, met een nieuwe vaststelling van de arbeidsongeschiktheid op 63,11%.

Naar aanleiding van een wijziging van het bestreden besluit op 14 april 2023, waarbij het UWV verzoekster een IVA-uitkering toekende, heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop het UWV heeft aangegeven bereid te zijn de gemaakte proceskosten te vergoeden.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 837,-, en het UWV is veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast is het UWV verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3351

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. R.J. Hoogeveen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: M. van der Plas).

Procesverloop

Met het besluit van 11 december 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV verzoekster een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 80 tot 100%.
Met het besluit van 30 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 63,11%.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met het besluit van 14 april 2023 heeft het UWV het bestreden besluit opnieuw gewijzigd en aan verzoekster een IVA [1] -uitkering toegekend, omdat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Het UWV heeft de rechtbank medegedeeld bereid te zijn om de forfaitaire proceskosten die gemaakt zijn in de beroepsprocedure te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het UWV tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten voor rechtsbijstand door een gemachtigde met toepassing van het Bpb vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
5. Het totaalbedrag van de te vergoeden kosten bedraagt daarmee € 837,-.
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor tot het UWV moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.IVA = Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.