ECLI:NL:RBNHO:2023:4504
Rechtbank Noord-Holland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep inzake uitkering op grond van de Wet WIA
Op 8 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R.J. Hoogeveen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door M. van der Plas. De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep dat verzoekster had ingesteld tegen een besluit van het UWV. In het primaire besluit van 11 december 2020 werd verzoekster een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 80 tot 100% werd vastgesteld. Echter, in het bestreden besluit van 30 juni 2021 werd het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard, met een nieuwe vaststelling van de arbeidsongeschiktheid op 63,11%.
Naar aanleiding van een wijziging van het bestreden besluit op 14 april 2023, waarbij het UWV verzoekster een IVA-uitkering toekende, heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop het UWV heeft aangegeven bereid te zijn de gemaakte proceskosten te vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 837,-, en het UWV is veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast is het UWV verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.