ECLI:NL:RBNHO:2023:4488

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
C/15/338325 / KG ZA 23-168
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van curator door gebrek aan machtiging van de kantonrechter

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2023, is de curator van de besloten vennootschap Bonnerman en Partners B.V. als eiser opgetreden in een kort geding. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. Th.C. Visser, heeft een vordering ingediend tegen de gedaagden, die niet verschenen zijn. De procedure is gestart met een dagvaarding op 4 mei 2023, waarbij verschillende producties zijn overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 mei 2023 is gebleken dat de wettelijk vereiste machtiging van de kantonrechter voor de curator ontbreekt. Dit is in strijd met artikel 1:386 jo 1:349 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een curator voor het instellen van een rechtsvordering een machtiging van de kantonrechter nodig heeft. Aangezien deze machtiging niet is verkregen, heeft de voorzieningenrechter de curator niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De eiseres is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, maar omdat de gedaagden niet zijn verschenen, zijn deze kosten begroot op nihil. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/338325 / KG ZA 23-168
Vonnis in kort geding van 12 mei 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BONNERMAN EN PARTNERS B.V, in de hoedanigheid van curator van
[A.], wonende te [woonplaats],
gevestigd te Naarden,
eiseres,
advocaat mr. Th.C. Visser te Rotterdam,
tegen
ZIJ DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF EEN GEDEELTE DAARVAN,
te [woonplaats],
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de uitgebrachte dagvaarding van 4 mei 2023 met 7 producties (1-7)
  • de e-mail van 9 mei 2023 van [B.] met verzoek om de vordering af te wijzen, bericht van verhindering en overlegging productie (huurovereenkomst)
  • de e-mail van 11 mei 2023 van de griffie van deze rechtbank aan [B.] met de mededeling dat indien gedaagde niet ter zitting verschijnt geen acht kan worden geslagen op stukken die zijn gemaild en een verstekvonnis zal worden gewezen
  • de e-mail zijdens eiseres van 11 mei 2023 houdende akte aanvullende producties (8 en 9)
  • de e-mail van 11 mei 2023 van [B.] met een inhoudelijk reactie op de akte aanvullende producties
  • de e-mail van 11 mei 2023 zijdens eiseres met de mededeling dat het kort geding wat haar betreft doorgang vindt
  • de mondelinge behandeling van 12 mei 2023
  • het tijdens de behandeling tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • [C.], bestuurder van eiseres
  • mr. Visser voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Voor de vorderingen en de daaraan ten grondslag gelegde feiten wordt verwezen naar de dagvaarding met producties, die in afschrift aan het griffie-exemplaar van dit vonnis is gehecht.

3.De beoordeling

3.1.
Eiseres procedeert blijkens de uitgebrachte dagvaarding in hoedanigheid van curator van [A.].
3.2.
Op grond van artikel 1:386 jo 1:349 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voor een curator als eiser in rechte optreden machtiging van de kantonrechter nodig, bij gebreke waarvan de curator niet-ontvankelijk wordt verklaard. Desgevraagd is gebleken dat deze wettelijk vereiste machtiging van de kantonrechter (nog) niet is verkregen. Dat leidt ertoe dat eiseres niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.
3.3.
Eiseres (pro se en niet in hoedanigheid) zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Nu gedaagden echter niet in het geding zijn verschenen, zullen de kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op nihil.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verklaart eiseres niet-ontvankelijk in haar vordering,
4.2.
veroordeelt Bonnerman en Partners BV in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.M.P. Langeveld op 12 mei 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 936