ECLI:NL:RBNHO:2023:4466

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
15.314173.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen ISD maatregel voor een reeks van feiten met verwerping van het verweer van de verdediging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die meerdere vermogensdelicten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte, die gedetineerd is in de penitentiaire inrichting Ter Apel, geconfronteerd met een reeks van tenlasteleggingen, waaronder diefstal, mishandeling en lokaalvredebreuk. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stelen van een fiets, een telefoon en kipfilet, en heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan bedreiging met een mes. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte de ISD-maatregel opgelegd krijgt, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor enkele tenlastegelegde feiten en heeft betoogd dat de ISD-maatregel niet opportuun is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte, gezien zijn strafblad en de aard van de feiten, een ISD-maatregel van twee jaar moet ondergaan. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de diefstal van haar telefoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet in aanmerking komt voor vrijspraak voor de meeste feiten en heeft hem veroordeeld tot de ISD-maatregel, waarbij de veiligheid van de samenleving voorop staat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.314173.22 (zaak A), 15.097426.21 (zaak B ttz gev.), 15.075096.21 (zaak C ttz gev.) en 15.132341.21 (zaak D ttz gev.) (P)
Uitspraakdatum: 9 mei 2023
Tegenspraak ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering (gemachtigd raadsman)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 april 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
nu gedetineerd in de penitentiaire inrichting Ter Apel, HvB, Ter Apelervenen 10, 9561 MC Ter Apel.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.E. Bauduin en van wat de raadsman van de verdachte, mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, samengevat, onder vier verschillende parketnummers het volgende ten laste gelegd:
Parketnummer 15.314173.22 (zaak A):
diefstal van een fiets op 25 november 2022 in Alkmaar (subsidiair heling daarvan);
diefstal van een portemonnee op 23 september 2022 in Alkmaar van [benadeelde 1];
diefstal van €29,96 op dezelfde dag en locatie door te pinnen met een bankpas van [benadeelde 1];
diefstal van vlees op 29 november 2022 van Albert Heijn in Alkmaar;

Parketnummer 15.097426.21 (zaak B):

het op 10 april 2021 als vreemdeling in Nederland verblijven terwijl een inreisverbod was uitgevaardigd;
het op dezelfde dag plegen van lokaalvredebreuk in de Deen in Alkmaar;

Parketnummer 15.075096.21 (zaak C):

een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde 2] op 12 februari 2021 in Alkmaar (subsidiair ten laste gelegd als mishandeling);
het op dezelfde dag en locatie vernielen van een ruit in een deur;
het tussen 29 januari en 1 maart 2021 plegen van lokaalvredebreuk bij de Albert Heijn in Alkmaar;
diefstal van een telefoon van [benadeelde 3] op 12 februari 2021, vergezeld van geweld, en/of bedreiging met een mes;

Parketnummer 15-132341-21 (zaak D):

1. diefstal van kipfilet op 19 mei 2021 van de Jumbo in Alkmaar.
De volledige tenlastelegging luidt, na wijziging van de tenlastelegging in zaak C, dat:
Parketnummer 15.314173.22 (zaak A):
1.
hij op of omstreeks 25 november 2022 te Alkmaar, in elk geval in Nederland een fiets (merk Batavus, type Transporter), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2022 tot en met 30 november 2022 te Alkmaar, een fiets (merk Batavus, type Transporter), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 23 september 2022 te Alkmaar, in elk geval in Nederland een portemonnee met inhoud en/of een pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 23 september 2022 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, een geldbedrag van in totaal €29,96, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1], heeft weggenoemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een niet voor het gebruik door verdachte bestemde bankpas en/of pincode);
4.
hij op of omstreeks 29 november 2022 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, (diverse verpakkingen) vlees, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

15.097426.21 (zaak B):

1.
hij op of omstreeks 10 april 2021 te Alkmaar, althans in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000;
2.
hij op of omstreeks 10 april 2021 te Alkmaar in het besloten lokaal gelegen aan Europaboulevard 463 bij het winkelbedrijf Deen, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 26 augustus 2020 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 12 maanden;
15.075096.21 (zaak C):
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2021 te Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes in de richting van die [benadeelde 2] heeft geslagen en/of met een mes het gezicht van die [benadeelde 2] heeft geschampt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2021 te Alkmaar [benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 2] met een mes tegen zijn gezicht te slaan en/of met een mes langs het gezicht van die [benadeelde 2] te schampen;
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2021 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van een deur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 5] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2021 tot en met 1 maart 2021 te Alkmaar in het besloten lokaal aan de Europaboulevard 26 bij Albert Heijn, althans bij een ander dan verdachte in gebruik, meermalen althans eenmaal, wederrechtelijk is binnengedrongen,
immers was hem, verdachte, met ingang van 26 augustus 2020 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 12 maanden;
4.
hij op of omstreeks 12 februari 2021 te Alkmaar een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3],
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-- die [benadeelde 3] op de grond te gooien en/of
-- een mes op de keel van die [benadeelde 3] te zetten en/of
- - vervolgens de telefoon van de tafel te pakken;
en/of
hij op of omstreeks 12 februari 2021 te Alkmaar [benadeelde 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes op de keel van die [benadeelde 3] te zetten;
15-132341-21 (zaak D)hij op of omstreeks 19 mei 2021 te Alkmaar kipfilet, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo Supermarkt, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2.Voorvragen

De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van het in
zaak B onder 1ten laste gelegde feit. De verdachte is al sinds zijn achtste levensjaar in Nederland en kan niet uit Nederland worden verwijderd, waardoor een “patstelling” is ontstaan, zo heeft de raadsman ter onderbouwing aangevoerd.
De rechtbank stelt vast dat de raadsman niet de rechtsregel of rechtsnorm heeft aangeduid die in dit geval niet zou zijn nageleefd respectievelijk geschonden. Kennelijk moet het standpunt van de raadsman zo worden opgevat dat de enkele omstandigheid dat de terugkeerprocedure er niet toe heeft geleid dat de verdachte naar Marokko kon worden uitgezet het recht op vervolging heeft doen vervallen.
In deze opvatting kan de raadsman niet worden gevolgd. Op de verdachte rust, nu hij geen rechtmatig verblijf heeft, een vertrekplicht. Uit de processtukken blijkt dat hij die plicht niet nakomt. Gesteld noch gebleken is dat hij daartoe de mogelijkheden niet heeft. Reeds daarom bestaat er geen vervolgingsbeletsel.
Overigens merkt de rechtbank nog op dat een verweer dat een patstelling, als bedoeld door de raadsman, bestaat, ook bij honorering ervan in beginsel niet kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging. Doorgaans leidt dit tot consequenties bij beantwoording van de derde of vierde hoofdvraag van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ook overigens ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de in zaak A onder 1 primair, 2, 3 en 4, zaak B onder 1 en 2, zaak C onder 1 primair, 2, 3 en 4 (in de vorm van niet gekwalificeerde diefstal en bedreiging) ten laste gelegde feiten en het in zaak D ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Zaak A
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de onder 1 ten laste gelegde diefstal van de fiets en de subsidiair ten laste gelegde heling. De herkenningen door verbalisanten van de verdachte op de beelden waarvan zich stills in het dossier bevinden zijn onvoldoende om tot bewezenverklaring van de diefstal van de fiets te komen. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat ook verbalisanten zich kunnen vergissen. Zij hebben de verdachte al eens eerder “herkend” op beelden, terwijl hij in detentie verbleef. Ten aanzien van de heling heeft de raadsman naar voren gebracht dat niet vast staat dat de fiets waarop de verdachte is aangetroffen, de weggenomen fiets betrof.
De raadsman heeft voorts vrijspraak bepleit voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde, nu hiervoor het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De raadsman stelt zich daarbij op het standpunt dat de aangeefster niet heeft gezien wie haar portemonnee heeft gestolen. Ook zijn hiervan geen camerabeelden beschikbaar. De raadsman zet daarbij vraagtekens bij de herkenning van verbalisanten van de persoon op de beelden van de pintransactie met de gestolen pinpas van de aangeefster.
Zaak B
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van deze feiten, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Zaak C
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan wettig en overtuigend bewijs ontbreekt om te komen tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat de verdachte weliswaar met een mes heeft gezwaaid, maar daarbij niet het opzet, ook niet in de voorwaardelijke variant, had op enige mishandeling van de aangever [benadeelde 2].
Ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 (in de vorm van niet gekwalificeerde diefstal en bedreiging) ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Zaak D
De raadsman heeft zich ten aanzien van het tenlastegelegde in zaak D gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte in zaak A onder 2 (diefstal van een portemonnee op 23 september 2022 van [benadeelde 1]) en in zaak C onder 1 primair (poging toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan . [benadeelde 2] op 12 februari 2021) ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het in zaak C onder 1 primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat op grond van de stukken in het dossier onvoldoende kan worden vastgesteld over de aard van de gedragingen en de handelingen van de verdachte met het mes in de richting van [benadeelde 2].
Partiële vrijspraak (diefstal met geweld van telefoon [benadeelde 3])
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat in zaak C onder feit 4 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de ten laste gelegde geweldshandelingen hebben plaatsgevonden met het oog op het plegen van een diefstal van de telefoon. De rechtbank zal de verdachte hiervan partieel vrijspreken.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat tot de volgende bewezenverklaringen:
  • zaak A: feiten 1 primair, 3 en 4;
  • zaak B: feiten 1 en 2;
  • zaak C: feiten 1 subsidiair, 2, 3 en 4; en
  • zaak D: het ten laste gelegde. .
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in zaak A onder 1 primair, 3 en 4, in zaak B onder 1 en 2, in zaak C onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 en de in zaak D ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
parketnummer 15.314173.22 (zaak A):
1. primair.
hij op 25 november 2022 te Alkmaar, een fiets (merk Batavus, type Transporter), die aan
[benadeelde 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 23 september 2022 te Alkmaar, een geldbedrag van in totaal € 29,96, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een niet voor het gebruik door verdachte bestemde bankpas en/of pincode);
4.
hij op 29 november 2022 te Alkmaar, diverse verpakkingen vlees, die aan Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 15.097426.21 (zaak B):
1.
hij op 10 april 2021 te Alkmaar, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000;
2.
hij op 10 april 2021 te Alkmaar in het besloten lokaal gelegen aan Europaboulevard 463, bij het winkelbedrijf Deen in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 26 augustus 2020 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 12 maanden;
parketnummer 15.075096.21 (zaak C):
1. subsidiair.
hij op 12 februari 2021 te Alkmaar [benadeelde 2] heeft mishandeld door met een mes langs het gezicht van die [benadeelde 2] te schampen;
2.
hij op 12 februari 2021 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van een deur, die aan een ander, te weten aan [benadeelde 5], toebehoorde, heeft vernield;
3.
hij op 29 januari 2021 te Alkmaar in het besloten lokaal aan de Europaboulevard 26, bij Albert Heijn in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 26 augustus 2020 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 12 maanden;
4.
hij op 12 februari 2021 te Alkmaar een telefoon, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en
hij op 12 februari 2021 te Alkmaar [benadeelde 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door een mes op de keel van die [benadeelde 3] te zetten;
parketnummer 15-132341-21 (zaak D)hij op 19 mei 2021 te Alkmaar kipfilet, die aan Jumbo Supermarkt toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A onder 1 primair en 4 en zaak D,telkens:
Diefstal.
Zaak A onder 3:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Zaak B onder 1:
Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Zaak B onder 2 en zaak C onder 3, telkens:
Lokaalvredebreuk.
Zaak C onder 1:
Mishandeling.
Zaak C onder 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Zaak C onder 4:
Diefstal
en
bedreiging met zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar zal opleggen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen ISD-maatregel op te leggen. Daargelaten dat volgens de raadsman maar net aan de criteria voor het opleggen van de maatregel is voldaan, stelt hij zich op het standpunt dat het opleggen van de ISD-maatregel niet opportuun is en bovendien een veel te zware maatregel is voor de bewezen verklaarde feiten. De verdachte heeft eerder de ISD-maatregel opgelegd gekregen. Deze maatregel heeft niet tot de gewenste gedragsverandering geleid. Bovendien is de verdachte ongewenst vreemdeling. Hij is niet welkom in zijn thuisland Marokko. Aansturen op een vertrek naar Marokko in het kader van de ISD-maatregel heeft dan ook geen enkel effect. Bovendien is tijdens de eerdere maatregel gebleken dat helemaal niets wordt gedaan aan terugkeer naar het land van herkomst. Bij gebrek aan opportuniteit voor het opleggen van de ISD-maatregel verzoekt de raadsman de rechtbank, gelet op de geringe ernst van de feiten. een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich, terwijl voor hem een inreisverbod in Nederland geldt, schuldig gemaakt aan meerdere vermogensdelicten. Tegen de verdachte zijn meerdere winkelverboden uitgevaardigd, maar hij heeft zich desondanks weer schuldig gemaakt aan diefstallen uit die winkels. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een fiets en een telefoon. Voorts heeft de verdachte gepind met een gestolen pinpas en heeft hij zich schuldig gemaakt aan vernieling en aan bedreiging.
Dit zijn allemaal hinderlijke en overlast gevende feiten, die naast de nodige ergernis, schade veroorzaken voor de gedupeerden. Ten aanzien van de bedreiging geldt dat de verdachte het slachtoffer een mes op de keel heeft gezet terwijl zij op de grond lag. Hiermee heeft de verdachte een voor het slachtoffer zeer beangstigende situatie doen ontstaan.
Uit de toelichting op haar vordering tot schadevergoeding en uit haar slachtofferverklaring blijkt dat zij nog dagelijks de psychische gevolgen hiervan ondervindt.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op zijn omvangrijke strafblad, gedateerd 18 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte, al vele malen eerder onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen en tot de ISD-maatregel is veroordeeld, voornamelijk wegens vermogensdelicten.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 2 december 2022, van [reclasseringswerker], werkzaam bij GGZ Fivoor Haarlem. Hierin wordt geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Dit advies heeft getuige [getuige], eveneens werkzaam bij GGZ Fivoor, toegelicht.
Het advies wordt – zakelijk weergegeven – als volgt onderbouwd.
De heer [verdachte] kent een omvangrijk uittreksel justitiële documentatie en een bijna even lange geschiedenis bij de reclassering. Zowel voorwaardelijke als onvoorwaardelijke straffen lijken geen indruk te maken dan wel te motiveren tot een gedragsverandering. Vanwege het uitblijven van een legale verblijfsstatus en de zorgmijdende houding van betrokkene kan de reclassering geen rol spelen in het voorkomen van recidive en het verbeteren van zijn maatschappelijke omstandigheden. De reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan te adviseren de heer [verdachte] in aanmerking te laten komen voor vreemdelingen-ISD.De invulling van de maatregel is afhankelijk van de verblijfsstatus van de heer [verdachte]. Zeer actieve veelplegers die een ISD-maatregel opgelegd krijgen, kunnen gedurende een periode van maximaal twee jaar worden gedetineerd in een ISD-inrichting, op een daartoe speciaal ingerichte afdeling van een penitentiaire inrichting (PI). De ISD-inrichting van de PI Veenhuizen is aangewezen als centrale locatie waar de ISD-maatregel voor de illegale vreemdelingen ten uitvoer wordt gelegd.
De op te leggen maatregel
De rechtbank kan zich vinden in het advies van de reclassering en neemt deze over. In het verleden is vele malen verplicht reclasseringstoezicht gestart en zijn hulpverleningstrajecten ingezet, maar zonder resultaat.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren moet worden opgelegd. Voldaan wordt aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt, immers:
  • de door de verdachte begane feiten betreffen, met uitzondering van de in zaak B onder 2 en zaak C onder 3 bewezen verklaarde lokaalvredebreuk, misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • de verdachte is in de afgelopen vijf jaren ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen;
  • de onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen;
  • gelet op het reclasseringsadvies van de reclassering en het strafblad van verdachte moet er ernstig rekening mee gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan; en
  • de veiligheid van goederen en personen eist het opleggen van de maatregel.
Het feit dat de verdachte geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en dat er tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd brengt geen verandering in deze beoordeling. De ISD-maatregel dient op de eerste plaats ter beveiliging van de samenleving. Ook als ondersteuning bij vrijwillig vertrek door de Dienst Terugkeer en Vertrek of uitzetting van de verdachte door de IND geen resultaat zullen of kunnen opleveren, zijn deze omstandigheden gelet op de aard van de maatregel geen relevante contra-indicaties voor de oplegging van de ISD-maatregel.
Om de beëindiging van de recidive van de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, en de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd moet worden en dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht.
Voor de feiten waarvoor de maatregel niet kan worden opgelegd zal de rechtbank bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft, via haar advocaat J.A. van der Lem, een vordering tot schadevergoeding van € 1.676,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de in zaak C onder 4 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade (€ 176,-) bestaat uit kosten voor haar telefoon en het hoesje.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade stelt de raadsman zich op het standpunt dat deze moet worden gematigd tot een bedrag tussen de € 250,- en € 500,-.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de in zaak C onder 4 bewezen verklaarde diefstal, zodat deze schade zal worden toegewezen.
Toewijzing van een bedrag ter grootte van € 750,- als vergoeding voor immateriële schade acht de rechtbank, gelet op aard en ernst van de normschending billijk, rekening houdend met de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 februari 2021 tot aan de dag van algehele voldoening. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor het overige onvoldoende is onderbouwd en dat de gelegenheid bieden aan de benadeelde partij om tot een nadere onderbouwing te komen een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zodat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes in zaak C onder 4 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal en bedreiging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 38m, 38n, 138, 197, 285, 300, 310, 311, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte in zaak A onder 2 en in zaak C onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de in zaak A onder 1 primair, 3 en 4, in zaak B onder 1 en 2, in zaak C onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 en de in zaak D ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde in zaak B onder 2 en in zaak C onder 3:
Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde in zaak A onder 1 primair, 3 en 4, in zaak B onder 1, in zaak C onder 1 subsidiair, 2 en 4 en in zaak D:
Legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 926,- (negenhonderd zesentwintig euro), bestaande uit € 176,- als vergoeding voor de materiële en € 750,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 926,- (negenhonderd zesentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. E.G. van Roest en mr. I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 mei 2023.