ECLI:NL:RBNHO:2023:4433

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
15/155174-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en veroordeling voor poging zware mishandeling met TBS-maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 1 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 22 juni 2022 in Zaandam met een mes in de buik van haar buurman heeft gestoken. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, maar de rechtbank sprak haar vrij van deze aanklacht. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk de dood van het slachtoffer wilde veroorzaken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan poging zware mishandeling, aangezien zij had bekend het slachtoffer met een mes te hebben gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, wat haar ontoerekeningsvatbaar maakte voor het delict. Daarom werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en werd er een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de noodzaak van behandeling in een forensische kliniek benadrukt, gezien het risico op herhaling en de psychische toestand van de verdachte. De rechtbank heeft ook de voorwaarden voor de TBS-maatregel vastgesteld, die de verdachte moet naleven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/155174-22
Uitspraakdatum: 1 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 oktober 2022, 23 december 2022, 13 maart 2023 en 17 april 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
thans gedetineerd in P.I. Zwolle.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Rienks en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. C. Peters, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 22 juni 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp, heeft gestoken en/of heeft gesneden in de buik(streek), althans in het (boven)lichaam, van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 22 juni 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp, heeft gestoken en/of heeft gesneden in de buik(streek), althans in het (boven)lichaam, van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs3.1. Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging doodslag.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de primair ten laste gelegde poging doodslag. Hij concludeert dat de subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling kan worden bewezen verklaard.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak poging doodslag
Vaststaat dat de verdachte éénmaal met een mes in de buik van de aangever [slachtoffer] heeft gestoken. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen bewijs dat de verdachte door het steken met het mes in de buik de aangever willens en wetens van het leven heeft willen beroven.
Ten aanzien van mogelijk voorwaardelijk opzet geldt dat daartoe bewezen moet worden dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat haar handelen de dood van de aangever tot gevolg zou kunnen hebben. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De rechtbank overweegt dat niet elke steekverwonding in de buik een aanmerkelijke kans op overlijden veroorzaakt. Onder meer is van belang met welke kracht is gestoken en waar het letsel zich bevond ten opzichte van slagaderen, organen en vitale delen. Het dossier bevat onvoldoende informatie om dit vast te kunnen stellen. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de gedragingen van de verdachte een aanmerkelijke kans op de dood van de aangever hebben veroorzaakt.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging doodslag.
Poging zware mishandeling
De verdachte heeft bekend dat zij aangever met een mes heeft gestoken. Op grond daarvan en de andere in het dossier vervatte bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling.
Nu de verdachte het feit heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit kan de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter zitting van 17 april 2023;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 23 juni 2022 (dossierpagina’s 46 t/m 50)
- een schriftelijk bescheid, te weten een schrijven van 22 juni 2022 inhoudende medische informatie met betrekking tot [slachtoffer] van [deskundige] , traumachirurg (dossierpagina’s 51 t/m 53).
Het schriftelijk bescheid is een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering en is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 22 juni 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes heeft gestoken in de buik van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
poging zware mishandeling
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten aanzien van het ten laste gelegde feit en heeft gevorderd dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft hetzelfde standpunt ingenomen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende omtrent de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportages:
  • psychiatrisch onderzoeksrapport van 30 januari 2023, opgemaakt door psychiater [psychiater] ;
  • psychologisch onderzoeksrapport van 31 januari 2023, opgemaakt door GZ-psycholoog [psycholoog] .
De deskundigen concluderen, zakelijk weergegeven en samengevat, dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Deze stoornis was ten tijde van het delict bij de verdachte aanwezig. De verdachte vertoonde suïcidaal, verward en onsamenhangend gedrag. Zij ervoer een gevoel van eenzaamheid en was hierdoor geneigd tot zelfdestructief gedrag. De verdachte kon ten tijde van het delict geen weloverwogen beslissingen meer nemen en was onvoldoende in staat haar keuzemogelijkheden adequaat af te wegen en na te denken over de gevolgen. Er was bij de verdachte vermoedelijk sprake van een volledige doorwerking van de ziekelijke stoornis ten tijde van het tenlastegelegde delict. Beide deskundigen adviseren dan ook om het tenlastegelegde in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies van de gedragsdeskundigen worden gedragen door een deugdelijk en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen over. De rechtbank oordeelt dat het bewezenverklaarde de verdachte wegens de ziekelijke stoornis van haar geestvermogens niet kan worden toegerekend. De rechtbank acht de verdachte daarom niet strafbaar en zal haar ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.Motivering van de maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden zal worden opgelegd, met de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd in het rapport van 30 maart 2023. De officier van justitie heeft gevorderd dat de TBS-maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte de TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen, zoals door de reclassering is geadviseerd.
6.3
Oordeel van de rechtbankBij de beslissing of aan de verdachte de TBS-maatregel moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging zware mishandeling. Zij heeft overdag aangebeld bij de woning van het voor haar onbekende slachtoffer. Het slachtoffer deed de deur open waarop de verdachte zei dat ze bij hem ‘naar binnen moest komen’. Dat heeft het slachtoffer geweigerd. Hierop pakte de verdachte een mes, dat zij uit haar woning had meegenomen, en stak het slachtoffer eenmaal in zijn buik. Het slachtoffer deed de deur snel dicht en heeft direct 112 gebeld. Het slachtoffer is in het ziekenhuis onderzocht en bleek een steekverwonding van circa 1,5 centimeter te hebben, die ter plekke is gehecht. Het voorval heeft flinke indruk gemaakt op het slachtoffer en zijn vrouw, die ten tijde van het feit thuis aanwezig was. Ook brengt een dergelijk feit in het algemeen gevoel van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg..
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 13 februari 2023 blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De deskundigenrapportages en het advies van de reclassering
De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag of aan de verdachte de TBS-maatregel moet worden opgelegd en, zo ja, in welke vorm, de hierboven genoemde Pro Justitia-rapportages betrokken.
Uit deze rapportages volgt onder meer dat de deskundigen het gevaar voor herhaling als matig-hoog inschatten bij een onbehandelde terugkeer van de verdachte in de maatschappij. De deskundigen vinden een intensieve behandeling in de vorm van een klinische behandeling in een forensische kliniek noodzakelijk. Daarbij zal veel psycho-educatie moeten worden gegeven zodat de verdachte steeds tijdig kan herkennen en ingrijpen wanneer zij psychotisch ontregelt. Ook zal moeten worden gekeken hoe het gevaar voor ontregeling kan worden afgenomen bij oplopende spanning. De rol van een antipsychoticum als bescherming moet zorgvuldig worden bekeken. In de behandeling moet voorts aandacht zijn voor de rol van middelengebruik bij psychotische ontregeling, het creëren van ziekte-inzicht en het aanleren van adequate copingstrategieën. Aan deze doelen zal in eerste instantie moeten worden gewerkt binnen een Forensisch Psychiatrische Afdeling totdat een langduriger stabiel toestandsbeeld is verkregen van de verdachte. De behandeling van de verdachte kan vervolgens ambulant worden voortgezet vanuit het forensische FACT-team, met begeleiding van de reclassering, waarbij aandacht voor recidivegevaar is. Langdurig gebruik van medicatie en abstinentie van cannabis zijn hierbij belangrijke pijlers. Het advies van de deskundigen is om de behandeling binnen het kader van een TBS met voorwaarden te laten plaatsvinden.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het uitgebrachte reclasseringsadvies, van 30 maart 2023, opgesteld door Reclassering Nederland.
Naar het oordeel van de reclassering is het risico op recidive sterk afhankelijk van de mate waarin de verdachte een passende behandeling krijgt en accepteert voor haar psychotische stoornis. De reclassering adviseert positief over TBS met voorwaarden en adviseert een tiental voorwaarden. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat de verdachte zich bereid heeft verklaard om aan de voorwaarden mee te werken.
TBS-maatregel met voorwaarden
De rechtbank onderschrijft de hiervoor weergegeven conclusies van de deskundigen. De rechtbank zal aan de verdachte dan ook de TBS-maatregel opleggen, in de vorm van TBS met voorwaarden. De rechtbank zal bij de TBS-maatregel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden stellen. Bij de verdachte is sprake van een matig-hoog recidiverisico wanneer zij niet wordt behandeld. TBS met voorwaarden biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende waarborgen voor het indammen van het gevaar voor herhaling tot een aanvaardbaar niveau. Uit het rapport van de reclassering komt naar voren dat de verdachte bereid is om medewerking te verlenen aan het plan van aanpak zoals genoemd in het rapport. Tevens heeft de verdachte ter terechtzitting van 17 april 2023 verklaard dat zij bereid is de voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, na te leven.
Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een TBS-maatregel is voldaan, nu bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel eist.
Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat een termijn van een eventuele maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Omdat de rechtbank behandeling noodzakelijk acht en vanwege het gevaar voor recidive zal de rechtbank bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn.

7.Vermogensmaatregel

De officier van justitie heeft verzocht het onder de verdachte in beslag genomen mes te onttrekken aan het verkeer. De verdachte heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De rechtbank ziet grond om het onder de verdachte in beslag genomen mes te onttrekken aan het verkeer omdat met behulp van dit voorwerp het bewezen verklaarde is begaan.

8.Overige beslissingen omtrent in beslag genomen voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen kledingstukken, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen met nummer G138204, moeten worden teruggegeven aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36c, 37a, 38, 38a, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart
bewezendat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit poging zware mishandeling oplevert.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde
niet strafbaaren ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt gesteld, en stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende haar gedrag:
De verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
De verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt in:
- de verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- de verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de verdachte vast te stellen.
- de verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- de verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
- de verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
- de verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- de verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- de verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
De verdachte laat zich opnemen bij GGZ NHN FPA Heiloo of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Wanneer er bij de beoogde zorginstelling nog geen plaats beschikbaar is op het moment dat de behandeling moet aanvangen, werkt de verdachte mee aan overbruggingszorg. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Als de reclassering dat nodig vindt en de verdachte daarmee instemt, kan de verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid tot verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
De verdachte laat zich behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start nadat de klinische behandeling is afgerond. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
De verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
De verdachte verblijft in een instelling voor forensisch begeleid of beschermd wonen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start indien dit noodzakelijk wordt geacht na afloop van de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
De verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
De verdachte gebruikt geen alcohol zolang de reclassering dit nodig vindt, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
De verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van passende dagbesteding, met een vaste structuur.
Geeft opdracht aan de reclassering om de verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
Heft op de voorlopige hechtenis met ingang van het moment waarop de verdachte middels vervoer van Dienst Justitiële Inrichtingen is overgebracht naar GGZ NHN FPA Heiloo of een soortgelijke instelling te bepalen door de verantwoordelijke autoriteit.
Onttrekt aan het verkeer:
- 1 STK vleesmes, omschrijving: G1382024.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de volgende voorwerpen:
- 3 STK kleding (1 paar slippers, 1 roze vest, 1 grijze joggingbroek), omschrijving: G1382047.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Lintjer, voorzitter,
mr. C.W.M. Giesen en mr. E. Broekhof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Splunter
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 mei 2023.