Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
- De bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting van 17 april 2023 afgelegd;
- Een proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2022 (pagina 87 e.v. van dossier A);
- Een schriftelijk bescheid, zijnde een deskundigenrapport van arts en forensisch patholoog [deskundige], van het Nederlands Forensisch Instituut van 3 oktober 2022 (pagina 89 e.v. van dossier B).
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
doodslag
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de maatregel
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
doodslag) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
niet bewezenwat aan de verdachte impliciet primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
bewezendat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
niet strafbaaren ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
ter beschikkingwordt gesteld, en stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende zijn gedrag:
dadelijk uitvoerbaaris.
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
benadeelde partij [benadeelde]geleden schade tot een bedrag van
€ 17.500,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.