ECLI:NL:RBNHO:2023:4432

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
15/236070-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor doodslag met tbs-maatregel en affectieschadevergoeding na fatale steekpartij

Op 1 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn moeder op 17 september 2022 in Haarlem met een mes heeft gestoken, wat leidde tot haar overlijden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van moord, omdat niet bewezen kon worden dat hij met voorbedachte raad heeft gehandeld. Wel is de verdachte schuldig bevonden aan doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor hij volledig ontoerekeningsvatbaar is verklaard. Dit leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging en de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden. Daarnaast is aan de benadeelde partij, de zoon van het slachtoffer, een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook de gvm-maatregel opgelegd, ter bescherming van de algemene veiligheid van personen. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/236070-22 (P)
Uitspraakdatum: 1 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 december 2022, 13 maart 2023 en 17 april 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Swart en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Baadoudi, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2022 te Haarlem [slachtoffer] opzettelijk al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een (keuken)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen gestoken in de (boven)rug, in elk geval in het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van moord en tot de bewezenverklaring van doodslag, hetgeen impliciet subsidiair aan de verdachte ten laste is gelegd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is voor het bestanddeel voorbedachte raad, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van moord, hetgeen impliciet primair ten laste is gelegd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Inleiding
Verdachte heeft zich op 17 september 2022 gemeld op de het politiebureau met de mededeling dat hij zijn moeder met een mes om het leven heeft gebracht. De politie treft in de woning van de verdachte het slachtoffer (de moeder van de verdachte) aan, liggend op haar buik op bed. Naast haar ligt een mes. Uit het sectierapport blijkt dat het slachtoffer aan de gevolgen van drie steekletsels aan de rug is komen te overlijden.
3.3.1
Vrijspraak moord (voorbedachte raad)Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte impliciet primair ten laste is gelegd, te weten moord, omdat niet is komen vast te staan dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Daarvan zal verdachte worden vrijgesproken.
Voor een bewezenverklaring van moord moet komen vast te staan dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. De verdachte moet zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet handelen in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De omstandigheden waaronder de verdachte zijn daad heeft begaan spelen een rol bij de beoordeling hiervan. Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte meermalen discussies heeft gehad over de woonsituatie met het slachtoffer, zijn moeder. Hoewel deze discussies een aanwijzing kunnen zijn dat sprake was van enig vooropgezet plan, kan dit niet uit de verklaringen van de verdachte worden afgeleid. De verdachte heeft immers verklaard dat de discussies geen aanleiding zijn geweest voor de door hem begane daad. Aanknopingspunten waaruit het tegendeel zou kunnen blijken heeft de rechtbank niet.
Daarnaast is het de rechtbank opgevallen dat de verdachte heeft verklaard dat hij, voordat hij met het mes de slaapkamer van zijn moeder betrad, enig moment heeft getwijfeld. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of de verdachte voorafgaand aan het gewelddadige handelen enige tijd voor beraad en gelegenheid voor bezinning heeft gehad. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Hoewel de verdachte mogelijk enige tijd had om over zijn handelen na te denken, acht de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden dat de verdachte dit ook daadwerkelijk heeft gedaan en zich tevens van zijn voorgenomen besluit rekenschap heeft gegeven. De rechtbank wordt hierin gesterkt door de verklaring van de verdachte waarin hij aangeeft op dat moment niet na te hebben gedacht en dat ‘zijn hoofd stil stond’. Daarnaast heeft de verdachte ook meermalen aangegeven in een opwelling te hebben gehandeld hetgeen eveneens een contra-indicatie is voor het aannemen van voorbedachte raad. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de impliciet subsidiair tenlastegelegde doodslag. Daarbij zal zij, nu de verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem voor dat feit geen vrijspraak is bepleit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
  • De bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting van 17 april 2023 afgelegd;
  • Een proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2022 (pagina 87 e.v. van dossier A);
  • Een schriftelijk bescheid, zijnde een deskundigenrapport van arts en forensisch patholoog [deskundige], van het Nederlands Forensisch Instituut van 3 oktober 2022 (pagina 89 e.v. van dossier B).
Het hiervoor genoemde proces-verbaal is in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoet ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Het schriftelijk bescheid is een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering en is slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 september 2022 te Haarlem [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, meermalen, met een mes, gestoken in de bovenrug, van voornoemde [slachtoffer], ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
doodslag
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

5.1
Standpunten
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard en de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Oordeel van de rechtbank
Ter beantwoording van de vraag of en in welke mate het bewezenverklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, heeft de rechtbank kennisgenomen van het psychiatrisch onderzoekrapport van [psychiater] van 20 januari 2023 en het psychologisch onderzoeksrapport van [psycholoog] van 25 januari 2023.
De conclusies van de deskundigen luiden, zakelijk weergegeven en samengevat, dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type en een stoornis in het gebruik van verdovende middelen. Dit ziektebeeld was ten tijde van het tenlastegelegde bij verdachte aanwezig. Als gevolg van de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens kampte de verdachte met psychotische ideeën, angstgevoelens, emotionele ontreddering en slaapproblemen. Het denken, voelen en handelen van de verdachte werd ten tijde van het tenlastegelegde feit volledig beheerst door psychotische belevingen. Beide deskundigen adviseren dan ook om het tenlastegelegde in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen over. Zij ziet geen aanleiding om aan de juistheid hiervan te twijfelen. De rechtbank acht de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde dan ook volledig ontoerekeningsvatbaar. Dit betekent dat verdachte niet strafbaar is, zodat hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Motivering van de maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden zal worden opgelegd, onder de voorwaarden zoals genoemd in het rapport van Reclassering Nederland van 4 april 2023. De officier van justitie heeft gevorderd dat de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: gvm-maatregel), als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, wordt opgelegd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdachte kan zich vinden in de adviezen om aan hem een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. De verdediging heeft bepleit dat aan de verdachte geen gvm-maatregel moet worden opgelegd. De verdachte heeft zich bereid verklaard om mee te werken aan de tbs-maatregel en toont zich hiertoe ook gemotiveerd. Daarnaast heeft de verdachte eerder in een vrijwillig kader hulp gezocht en toont de verdachte inzicht in zijn problematiek. Er is op dit moment geen reden om aan te nemen dat de oplegging van de gvm-maatregel noodzakelijk is.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing of aan de verdachte de TBS-maatregel moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de zitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op zijn moeder. De verdachte heeft uit de keuken een mes gepakt en is hiermee naar zijn moeder gelopen die op dat moment nog lag te slapen. De verdachte heeft zijn moeder vijfmaal met het mes gestoken, waardoor zij is komen te overlijden. De verdachte heeft met zijn handelen een onomkeerbaar verlies teweeggebracht en een onbeschrijflijk groot leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Hun verdriet en het gemis dat zij nu moeten ervaren, blijkt ook uit de op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen. Dat de verdachte zich juist tegen hun moeder zo gewelddadig heeft gedragen, is voor de familieleden immens verdrietig en moeilijk te bevatten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag of aan de verdachte de TBS-maatregel moet worden opgelegd en, zo ja, in welke vorm, de hierboven genoemde Pro Justitia-rapportages betrokken. De psychiater schat in dat de kans op herhaald gewelddadig gedrag tegen anderen of zichzelf aanwezig is indien de verdachte onbehandeld zou terugkeren in de samenleving. Het recidiverisico kan sterk dalen als de verdachte wordt behandeld voor zijn ernstige psychiatrische stoornis, de door de arts voorgeschreven medicatie zal innemen en abstinent zal blijven van drugs. De psychiater adviseert daarom aan de verdachte een verplichte behandeling op te leggen in de vorm van een tbs-maatregel met voorwaarden.
Psycholoog.
De psycholoog acht de kans hoog dat de verdachte, zonder behandeling, opnieuw een gewelddadig delict pleegt. Een intensieve, langdurige klinische (medicamenteuze) behandeling, waarin zowel de schizofrenie als de middelenpathologie wordt behandeld en er ook aandacht is voor de verwerking van het tenlastegelegde, is nodig om het recidiverisico te beperken. De psycholoog adviseert daarom aan de verdachte een verplichte behandeling op te leggen, waarbij een tbs-maatregel met voorwaarden voldoende mogelijkheden biedt.
Naast de voornoemde rapporten is een reclasseringsrapport uitgebracht over de verdachte. In dit rapport van 4 april 2023 wordt het recidiverisico als hoog ingeschat door de rapporteur. De reclassering adviseert positief over een tbs-maatregel met voorwaarden en heeft in haar rapport voorwaarden geformuleerd waaronder de tbs-maatregel kan worden opgelegd. De reclassering adviseert om de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren en adviseert daarnaast om aan de verdachte de gvm-maatregel op te leggen.
TBS-maatregel met voorwaarden
Met de hierboven besproken rapporten kan de rechtbank zich verenigen en zij zal deze conclusies dan ook overnemen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de verdachte dringend noodzakelijk is met het oog op het terugdringen van het als hoog ingeschatte recidivegevaar. De verdachte kampt met een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en deze stoornis was ten tijde van het gepleegde delict aanwezig. Het door de verdachte begane delict is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Nu de algemene veiligheid van personen deze maatregel eveneens eist, zal de rechtbank aan de verdachte de tbs-maatregel opleggen. De verdachte heeft zowel bij de reclassering als ter terechtzitting verklaard te willen meewerken aan de door de reclassering voorgestelde voorwaarden. Daarnaast acht de rechtbank de voorgedragen voorwaarden voldoende stevig om het recidivegevaar te kunnen inperken en de verdachte een passende behandeling te kunnen bieden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden passend en geboden. Daarom zal de terbeschikkingstelling van verdachte worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag worden gesteld, een en ander als nader in het dictum van dit vonnis aan te duiden. De op te leggen voorwaarden zullen gelijk zijn aan de door de reclassering in het rapport genoemde voorwaarden.
Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat een termijn van een eventuele maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal bevelen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is, omdat de rechtbank gelet op het recidiverisico en de ernst van de problematiek van belang acht dat de behandeling van de verdachte direct zal aanvangen.
Maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (gvm-maatregel)
Naar het oordeel van de rechtbank is oplegging van de gvm-maatregel in het belang van de bescherming van de algemene veiligheid van personen. De rechtbank heeft daarbij gelet op de adviezen van de psycholoog en de psychiater. De psycholoog heeft geconcludeerd dat er in de toekomst rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte mogelijk opnieuw snel psychotisch decompenseert waarbij er een risico op gewelddadig gedrag is. De verwachting is dat de verdachte zeer langdurige en mogelijk zelfs chronische ondersteuning moet krijgen. Verder acht de rechtbank van belang dat de psychiater concludeert dat het ziekte-inzicht op dit moment wisselend is bij de verdachte. De psychiater concludeert eveneens dat er bij de verdachte sprake is van een beperkt ziekte-inzicht en dat een behandeltraject van zeer lange duur noodzakelijk is. Mogelijk zal de hulp in een ambulant kader zelfs levenslang moeten voortduren.
Gelet op de conclusies van de deskundigen acht de rechtbank het van belang dat wordt voorkomen dat na het aflopen van de tbs-maatregel de hulpverlening aan de verdachte eindigt, terwijl hier nog wel noodzaak toe bestaat. Het wisselende ziekte-inzicht maakt dat de rechtbank er onvoldoende op vertrouwt dat de verdachte de mogelijk nog nodige behandeling vrijwillig zal voortzetten na afloop van de tbs-maatregel. De rechtbank zal daarom tot de oplegging van de gvm-maatregel over gaan, zodat – indien aangewezen – na afloop van de tbs-maatregel en op vordering van de officier van justitie door de rechtbank, na beoordeling van de op dat moment actuele situatie, de tenuitvoerlegging van de gvm-maatregel kan worden bevolen.
Nu de rechtbank de terbeschikkingstelling van de verdachte heeft gelast is aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een gvm-maatregel als bedoeld in artikel 38z lid 1 Sr voldaan.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt opgeheven vanaf het moment dat de verdachte middels vervoer van Dienst Justitiële Inrichtingen is overgebracht naar de Forensische Psychiatrische Afdeling in Franeker, dan wel een soortgelijke instelling te bepalen door de verantwoordelijke autoriteit.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde] heeft een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunten
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, en gevraagd aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De officier van justitie heeft verder gevraagd het aantal dagen gijzeling, in geval van niet betalen, te beperken tot één dag.
De raadsman van de verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en volgt ten aanzien van het aantal dagen gijzeling het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling
Artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek biedt een wettelijke grondslag voor vergoeding van immateriële schade die naasten van het slachtoffer lijden in de vorm van affectieschade als gevolg van het overlijden van het slachtoffer. In het Besluit vergoeding affectieschade zijn bedragen vastgesteld voor elk van de categorieën van naasten die voor vergoeding van affectieschade in aanmerking komen.
De benadeelde partij, de zoon van het overleden slachtoffer, komt op grond van de wet in aanmerking voor vergoeding van affectieschade. In zijn vordering is uitgegaan van het hiervoor bedoelde gefixeerde bedrag. Dit betekent dat de vordering van [benadeelde] tot vergoeding van affectieschade toewijsbaar is. De rechtbank zal dit bedrag vermeerderen met de wettelijke rente en zal tevens aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De officier van justitie en de raadsman hebben de rechtbank verzocht bij de vaststelling van de gijzeling in het kader van een op te leggen schadevergoedingsmaatregel rekening te houden met de aan de veroordeelde opgelegde maatregel.
De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat de verdachte, aan wie een tbs-maatregel is opgelegd, in staat zal zijn binnen redelijke termijn aan zijn verplichtingen te voldoen. Daarmee zou de normaliter op te leggen gijzeling, die immers is bedoeld als drukmiddel voor betalingsonwilligen, een punitief karakter krijgen, hetgeen de rechtbank onwenselijk acht. Daarom zal de rechtbank bepalen dat bij gebreke aan betaling van het aan de Staat te betalen bedrag slechts één dag gijzeling zal worden toegepast.
Conclusie
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 17.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte (kort gezegd:
doodslag) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 37a, 38, 38a en 38z en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart
niet bewezenwat aan de verdachte impliciet primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart
bewezendat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde feit
niet strafbaaren ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte
ter beschikkingwordt gesteld, en stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende zijn gedrag:
De verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
De verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- De verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering of op een ander door de reclassering bepaalde locatie. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- Ten behoeve van het vaststellen van identiteit van de verdachte, verleent hij medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- De verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
- De verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
- De verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- De verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- De verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
- Als de reclassering dat nodig vindt en de verdachte daarmee instemt, kan de verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of soortgelijke instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
- De verdachte begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering buiten het Europese deel van de landsgrenzen van Nederland. De verdachte overlegt hierover vooraf met de reclassering, waarna de reclassering beslist.
3. De verdachte laat zich opnemen op de Forensisch Psychiatrische Afdeling Franeker of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang die instelling dit in overeenstemming met de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht.
4. De verdachte neemt, indien voorgeschreven door een behandelaar, medicatie in, zolang als zijn behandelaars dat nodig achten.
5. De verdachte werkt mee aan een ambulant behandeltraject aansluitend aan de klinische fase. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
6. De verdachte werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat beschermd wonen of maatschappelijke opvang inhoudt, hetgeen wordt bepaald door de reclassering. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
7. De verdachte werkt mee aan het vinden van passend werk of een zinvolle dagbesteding (indien nodig), waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht - en last.
8. De verdachte geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties.
9. De verdachte geeft inzage in zijn financiële situatie en werkt, indien door de reclassering geïndiceerd, mee aan een schuldsaneringstraject.
10. De verdachte onthoudt zich gedurende de gehele looptijd van de tbs-maatregel van het gebruik van harddrugs, softdrugs en alcohol. De verdachte werkt mee aan urine-, en ademanalysecontroles indien de reclassering een dergelijke controle geïndiceerd acht.
Geeft opdracht aan de reclassering bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
Legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de
benadeelde partij [benadeelde]geleden schade tot een bedrag van
€ 17.500,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 17.500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op de voorlopige hechtenis met ingang van het moment waarop de verdachte middels vervoer van Dienst Justitiële Inrichtingen is overgebracht naar de Forensische Psychiatrische Afdeling in Franeker, dan wel een soortgelijke instelling te bepalen door verantwoordelijke autoriteit.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Broekhof, voorzitter,
mr. C.W.M. Giesen en mr. J. Lintjer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 mei 2023.