Beoordeling door de rechtbank
Het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Van belang is per wanneer de beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt vast dat het Woo-verzoek op 7 juli 2022 ontvangen is door verweerder. Volgens verweerder is daarna de beslistermijn op grond van artikel 4:15 van de Awb opgeschort geweest vanaf de e-mail van 28 juli 2022 – waarin verweerder eiser heeft verzocht in gesprek te gaan over de prioritering – tot aan het telefonisch overleg van 12 augustus 2022 – waarin afspraken zijn gemaakt omtrent de afhandeling van het Woo-verzoek. De rechtbank is echter van oordeel dat hiervoor geen grondslag kan worden gevonden in artikel 4:15 van de Awb. Weliswaar voorziet artikel 4:15, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb in de mogelijkheid van opschorting van de beslistermijn in verband met overleg met de aanvrager, maar alleen als de aanvrager hier schriftelijk mee instemt.In dit geval heeft eiser in zijn e-mail van
29 juli 2022 uitdrukkelijk geweigerd in te stemmen met uitstel. Artikel 4.2a van de Woo bepaalt weliswaar dat een bestuursorgaan met de indiener van een omvangrijk Woo-verzoek in overleg kan treden over de prioritering en afhandeling van het verzoek, maar verbindt aan zulk overleg geen gevolgen voor de beslistermijn. Nu verweerder geen beroep heeft gedaan op een andere wettelijke opschortingsgrond, is de beslistermijn niet opgeschort geweest. Dat betekent dat de beslistermijn op 7 juli 2022 is gaan lopen en dat verweerder op grond van artikel 4.4, eerste lid van de Woo, binnen vier weken – uiterlijk
4 augustus 2022 – had moeten beslissen.
5. Eisers Woo-verzoek ziet op de periode 1 januari 2014 tot 7 juni 2022. Verweerder heeft een aantal deelbesluiten genomen, die de gevraagde documenten uit de jaren 2021 en 2022 betreffen, en heeft daarmee nog niet volledig beslist op het Woo-verzoek van eiser. Eiser heeft na het verstrijken van de beslistermijn verweerder in gebreke gesteld en heeft meer dan twee weken later beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn Woo-verzoek.
6. Het beroep is dus gegrond. Dat betekent dat de rechtbank een termijn moet bepalen waarbinnen verweerder alsnog volledig op het Woo-verzoek van eiser moet beslissen. Als uitgangspunt geldt op basis van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb dat de termijn hiervoor twee weken na het verzenden van deze uitspraak bedraagt. Als de omvang van het Woo-verzoek daartoe aanleiding geeft, kan de bestuursrechter, op basis van artikel 8.4, eerste lid, van de Woo, een andere termijn vaststellen. De bestuursrechter kan op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb ook in andere bijzondere gevallen een andere termijn bepalen.
7. De rechtbank stelt voorop dat de bestuursrechter bij het bepalen van de termijn rekening kan houden met onder andere de omvang en complexiteit van het Woo-verzoek, de maatregelen die zijn genomen om zo snel als mogelijk alsnog een besluit te nemen op het Woo-verzoek, de mogelijkheid om gebruik te maken van softwareprogramma’s, de voortgang in de besluitvorming en de datum waarop het Woo-verzoek is gedaan. De te bepalen termijn moet recht doen aan de reële mogelijkheden die het bestuursorgaan heeft om op het Woo-verzoek te besluiten, maar ook aan het in de Woo neergelegde recht om overheidsinformatie op te vragen en deze binnen een afzienbare termijn te ontvangen. Bij de te stellen beslistermijn moet de rechtbank een op dat moment verantwoorde keuze maken in het dilemma tussen snelheid en zorgvuldigheid. De rechtbank moet een termijn stellen die niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort is.
8. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een omvangrijk Woo-verzoek. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting uitgelegd dat er ruim 5.000 documenten zijn aangetroffen die op het eerste gezicht onder het Woo-verzoek vallen. Een document kan uit meerdere pagina’s bestaan en in bepaalde gevallen zelfs uit honderden pagina’s. Het verzamelen en anonimiseren van de documenten gebeurt met een robot, maar daarna moet er alsnog door een mens een controle plaatsvinden. Vervolgens moet er nog een zienswijze gevraagd worden aan Tata Steel. Deze zienswijze moet door verweerder worden verwerkt en ten slotte moet er een besluit worden genomen. Verweerder heeft daaraan toegevoegd dat er op dit moment veertien Woo-verzoeken bij hem aanhangig zijn, waaronder meerdere omvangrijke verzoeken zoals een verzoek betreffende 40.000 documenten over Tata Steel. Eerst werkten twee en sinds kort werken drie werknemers van verweerder aan deze Woo-verzoeken. Uitgaande van acht deelbesluiten met een gestelde termijn van drie maanden per deelbesluit en de omstandigheid dat inmiddels op 16 maart 2023 het vierde deelbesluit is genomen, verwacht verweerder dat uiterlijk één jaar na de behandeling ter zitting, en dus op 21 maart 2024, volledig op het Woo-verzoek zal zijn beslist.
9. Eiser heeft ter zitting benadrukt dat hij het niet eens is met de door verweerder voorgestelde termijn, omdat er sprake is van een journalistiek belang en een maatschappelijk gezondheidsbelang. Bovendien is eiser het er ook niet mee eens dat het Woo-verzoek in deelbesluiten wordt afgedaan.
10. De rechtbank oordeelt allereerst dat uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat het niet in strijd met de Woo is om in deelbesluiten gefaseerd op een Woo-verzoek te beslissen.Als verweerder voor een dergelijke gefaseerde aanpak kiest, dan moeten alle deelbesluiten echter wel binnen de door de rechtbank gestelde termijn worden genomen.
11. De rechtbank is verder van oordeel dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een langere beslistermijn dan de standaardtermijn van twee weken rechtvaardigen. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat sprake is van een omvangrijk Woo-verzoek dat veel documenten omvat, waaronder documenten die uit meerdere – in bepaalde gevallen zelfs honderden – pagina’s bestaan en dat er nog dertien andere Woo-verzoeken, waaronder omvangrijke verzoeken, bij verweerder aanhangig zijn. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding om de beslistermijn zover te stellen als verweerder ter zitting heeft bepleit. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verweerder ter zitting heeft aangegeven hoeveel documenten per door eiser gevraagd jaar daadwerkelijk onder het Woo-verzoek blijken te vallen, dat dit in totaal er uiteindelijk niet ruim 5.000 maar 2.846 zijn, dat de documenten uit de jaren 2014 tot en met 2017 samengevoegd worden in één deelbesluit en dat dit mogelijk ook gaat gebeuren bij de documenten uit de jaren 2018 en 2019. Bovendien vergemakkelijkt de robot het verzamelen en anonimiseren van de documenten, is er maar één derde-partij waaraan een zienswijze moet worden gevraagd en is er sprake van een journalistiek belang.Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om de termijn waarbinnen verweerder alsnog volledig op het Woo-verzoek moet beslissen, te stellen op uiterlijk 7 oktober 2023. Dat is één jaar en drie maanden na de ontvangst van het Woo-verzoek door verweerder. De rechtbank is er niet van overtuigd dat deze termijn feitelijk niet haalbaar is.
Verwijzing beroep tegen deelbesluiten
12. In het besluit van 21 november 2022 heeft verweerder deels beslist op het Woo-verzoek van eiser. Met toepassing van artikel 6:20, derde lid, van de Awb wordt het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 21 november 2022 en de andere deelbesluiten die verweerder met betrekking tot het Woo-verzoek van eiser heeft genomen. Tegen het besluit van 21 november 2022 stond dus geen bezwaar open. Met toepassing van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb zal de rechtbank het beroep tegen de deelbesluiten echter verwijzen naar verweerder om als bezwaar te worden behandeld. De rechtbank kiest hiervoor omdat met de deelbesluiten nog niet volledig op het Woo-verzoek van eiser is beslist. De rechtbank merkt daarbij op dat het bezwaar of beroep betreffende een deelbesluit, op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede betrekking heeft op opvolgende deelbesluiten betreffende hetzelfde Woo-verzoek.