ECLI:NL:RBNHO:2023:434

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
C/15/327226 / HA ZA 22-251
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van de nalatenschap en geschil over boedelbeschrijving en verdeling

In deze zaak gaat het om de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van eiser en gedaagde sub 1, die op [datum] is overleden. Eiser is het oneens met de boedelbeschrijving en het voorstel van de notaris-executeur tot verdeling van de nalatenschap. De notaris-executeur heeft een boedelbeschrijving opgesteld en een voorstel tot verdeling gedaan, waar eiser niet mee akkoord gaat. Eiser vordert onder andere dat de woning aan hem wordt toegedeeld en dat een aantal vorderingen die hij heeft ingediend, worden meegenomen in de verdeling. Gedaagden betwisten de vorderingen van eiser en vorderen dat de verdeling conform het voorstel van de notaris-executeur wordt vastgesteld.

De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen en de vorderingen van gedaagden toegewezen. De rechtbank oordeelt dat de woning al is verkocht en dat er geen grond is voor een aanpassing van de boedelomschrijving. Eiser heeft geen verweer gevoerd tegen de opgestelde rekening en verantwoording, waardoor de nalatenschap in overeenstemming met het voorstel van de executeur kan worden verdeeld. Eiser heeft ook ingestemd met een tegemoetkoming in zijn reis- en verblijfkosten in verband met de uitvaartwensen van erflaatster, die op € 1.200,- is vastgesteld. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden zijn begroot op € 2.003,-.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/327226 / HA ZA 22-251
Vonnis van 11 januari 2023
in de zaak van
[eiser/gedaagde],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. B. Wernik te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde/eiser1],

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde/eiser2], executeur,
kantoorhoudende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A. Krim te Haarlem.
Partijen zullen hierna eiser en gedaagden genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 september 2022
  • de mondelinge behandeling van 28 november 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Partijen discussiëren over de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van eiser en gedaagde sub 1. De notaris-executeur (gedaagde sub 2) heeft een boedelbeschrijving opgesteld en een voorstel tot verdeling van de nalatenschap gedaan. Eiser is het hier niet mee eens en wil de woning toegedeeld krijgen. Daarnaast meent eiser dat een aantal vorderingen door de notaris-executeur ten onrechte niet zijn meegenomen. Gedaagden betwisten dit en vorderen vaststelling van de verdeling op de wijze als door de notaris-executeur voorgesteld.
De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en de vorderingen van gedaagden toe.

3.Feiten

3.1.
Op [datum] is overleden [A.], de moeder van eiser en gedaagde sub 1 (hierna: erflaatster).
3.2.
Erflaatster heeft bij testament van 3 mei 2013 over haar nalatenschap beschikt. In het testament is eiser als uitvaart-executeur benoemd. Als inboedel en woning-executeur is gedaagde sub 1 benoemd. Als executeur van de nalatenschap, met inachtneming van hetgeen is bepaald over de uitvaart-executele en de inboedel- en woning-executele, is benoemd gedaagde sub 2 (hierna: de executeur).
3.3.
In het testament van 3 mei 2013 is, voor zover relevant, bepaald:

G. Verrekening van giften (inbreng)
Ik stel mijn kinderen voor zover nodig vrij van de verplichting tot inbreng in mijn nalatenschap van alle door mij aan hen gedane giften, tenzij bij het doen van de gift anders is bepaald.’
3.4.
Op 23 maart 2018 heeft erflaatster haar testament gedeeltelijk herroepen. Die herroeping ziet alleen op het legaat ten aanzien van een personenauto. De uiterste wil van erflaatster van 3 mei 2013 is voor het overige in stand gehouden.
3.5.
Eiser heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. Gedaagde sub 1 heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard.
3.6.
Op 29 januari 2020 heeft de executeur overeenkomstig het testament een voorlopige boedelbeschrijving van de opengevallen nalatenschap opgesteld.
3.7.
Tot de nalatenschap behoorde de bovenwoning aan het [adres] (hierna: de woning).
3.8.
Eiser is de mogelijkheid geboden tot overname van de woning, maar heeft de benodigde financiering niet rond gekregen. Omdat eiser zijn medewerking aan de verkoop van de woning weigerde, hebben gedaagde sub 1 en de executeur een kort geding procedure aanhangig gemaakt waarin zij (onder meer) om vervangende toestemming hebben verzocht om de woning ook zonder de medewerking van eiser aan een derde te kunnen verkopen en leveren.
3.9.
Bij vonnis van 29 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vorderingen van gedaagden toegewezen en onder meer bepaald dat het kort geding vonnis in de plaats treedt van de voor de verkoop en levering benodigde toestemming/wilsverklaring van eiser wanneer hij niet binnen 48 uur na een daartoe strekkend verzoek zijn medewerking verleent.
3.10.
Eiser heeft tegen voornoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 23 november 2021 is eiser in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard (met uitzondering van de proceskostenveroordeling), omdat eiser had nagelaten om het ingestelde beroep in het rechtsmiddelenregister in te schrijven.
3.11.
Gedaagden hebben vervolgens met gebruikmaking van het gewezen kort geding vonnis de woning aan een derde verkocht voor een koopprijs van € 399.000 en op 28 maart 2022 de woning aan deze derde geleverd.
3.12.
Op 10 mei 2022 heeft de executeur rekening en verantwoording afgelegd. In de daarbij gevoegde bijlage 11 heeft de executeur een voorstel tot verdeling van de nalatenschap geformuleerd. Hieruit volgt – kort gezegd – dat in de nalatenschap een bedrag van € 185.632,45 resteert. Aan gedaagde sub 1 komt hiervan de helft toe, zijnde een bedrag van € 92.816,23. Omdat op het deel van eiser nog de verschuldigde erfrechtbelasting en proceskostenveroordelingen uit de kort geding procedure in mindering moeten worden gebracht, heeft eiser recht op betaling van een bedrag van € 82.095,34.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
Eiser vordert bij vonnis:
I. te verklaren voor recht dat de opengevallen nalatenschap/legitimaire massa van mevrouw [A.], op [datum] te [plaats] overleden, een bedrag behelst van € 716.200,-
II. te bepalen dat de woning, gelegen te [adres] aan eiser wordt toebedeeld.
met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure en met verklaring dat dat vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn.
4.2.
Eiser legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de voorlopige boedelbeschrijving van 29 januari 2020 moet worden aangepast, omdat een aantal vorderingen ten onrechte niet zijn meegenomen. Het gaat daarbij onder meer om door eiser verleende mantelzorg gedurende twaalf jaar, gratis inwoning van gedaagde sub 1 bij de ouders gedurende twaalf maanden en schenkingen door erflaatster aan gedaagde sub 1. Verder moet volgens eiser de waarde van de antieke klokken nog meegenomen worden als boedelbestanddeel. Daarnaast vordert eiser dat de woning aan hem wordt toegedeeld.
4.3.
Gedaagden voeren verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
Gedaagden vorderen bij vonnis:
I. te bepalen dat de nalatenschap zal worden verdeeld als omschreven onder punt 32 [rb: van de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie], althans op een wijze zoals de rechtbank rechtens juist acht;
II. de reis- en verblijfkosten voor eiser vast te stellen op een bedrag van € 1.200,-, welk bedrag ten laste van de boedel aan hem uitgekeerd dient te worden of althans een bijdrage zoals de rechtbank rechtens juist acht;
III. met veroordeling van eiser in de kosten van deze procedure en met verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn.
4.6.
Gedaagden leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat de laatste financiële stand van zaken van de nalatenschap blijkt uit de door de executeur opgemaakte rekening en verantwoording met bijlagen van 10 mei 2022. Zij wensen overeenkomstig deze vaststelling tot de verdeling van de nalatenschap te komen. In het testament is bepaald dat eiser de urn van erflaatster moet bijzetten in het graf in Hongarije. Gedaagden stellen voor om de in verband hiermee door eiser te maken reis- en verblijfkosten vast te stellen op een bedrag van € 1.200,-.
4.7.
Eiser voert verweer.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en reconventie, zal de rechtbank deze gezamenlijk behandelen.
Verdeling nalatenschap
5.2.
De kern van dit geschil ziet op de verdeling van de nalatenschap van erflaatster. Door de executeur is op 10 mei 2022 rekening en verantwoording afgelegd. De hieraan als bijlage 5 gevoegde staat van ontvangsten en uitgaven bevat de laatste financiële stand van zaken. In bijlage 11 van de rekening en verantwoording is door de executeur een voorstel tot verdeling van de nalatenschap geformuleerd. Eiser is niet akkoord met dit voorstel. Eiser meent i) dat de woning aan hem dient te worden toegedeeld en ii) ten onrechte diverse vorderingen buiten beschouwing zijn gelaten. De rechtbank volgt eiser hierin niet.
i.
de woning
5.3.
Vast staat dat de woning is verkocht en op 28 maart 2022 is geleverd aan een derde. Van een toedeling aan eiser kan daarom geen sprake zijn. Eiser (alsmede diens raadsman) waren hiermee voorafgaand aan deze procedure overigens al bekend.
ii.
gepretendeerde vorderingen
5.4.
Eiser stelt dat een aantal vorderingen nog betrokken dienen te worden bij de verdeling van de nalatenschap. Een opsomming van deze vorderingen is opgenomen onder randnummer 9 in de dagvaarding en luidt als volgt:
mantelzorg € 117.000,-
antieke klokken € 40.000,-
financiering grond € 54.000,-
gratis inwoning ouders € 10.000,-
schenking € 37.000,-
schadevergoeding advies
€ 55.000,-
Totaal € 313.000,-
5.5.
De rechtbank stelt voorop dat de gestelde vorderingen door eiser op geen enkele wijze nader zijn onderbouwd, terwijl dit mede gelet op het gemotiveerde verweer van gedaagden wel op zijn weg had gelegen. Daarbij komt dat de vorderingen B t/m E allen zijn terug te brengen tot vermeende schenkingen aan gedaagden sub 1. Nog daargelaten dat gedaagde sub 1 deze vorderingen betwist, zijn al dan niet gedane schenkingen voor het vaststellen van de omvang van een nalatenschap niet relevant. Al helemaal niet nu erflaatster in haar testament heeft bepaald dat haar kinderen voor zover nodig zijn vrijgesteld van de verplichting tot inbreng van aan hen gedane giften.
5.6.
Ook voor de gepretendeerde vordering uit hoofde van verleende mantelzorg aan erflaatster bestaat geen grond. Indien eiser vindt dat hij recht had op een redelijke vergoeding voor verleende diensten, had hij dat met erflaatster bij leven moeten afspreken. Dat eiser met erflaatster een vergoeding is overeengekomen, is echter gesteld noch gebleken. Bovendien is door gedaagden in dit verband onweersproken aangevoerd dat eiser door erflaatster al ruimschoots is vergoed onder meer door de overdracht van de woning in Hongarije, het bezit van een door erflaatster betaalde auto en de jaarlijkse vrijgestelde schenkingen.
5.7.
Eiser heeft bij dagvaarding voorts het standpunt ingenomen dat de nalatenschap nog een vordering tot schadevergoeding op gedaagde sub 1 heeft vanwege door hem onjuist verstrekt advies over de hypotheek van hun ouders. Eiser heeft ter zitting verklaard hierover verkeerd te zijn geïnformeerd en dat deze vordering niet meer beoordeeld hoeft te worden.
5.8.
De rechtbank stelt verder vast dat eiser geen beroep heeft gedaan op zijn (eventuele aanvullende) legitieme portie.
5.9.
Gelet op het vorenstaande moet de conclusie luiden dat er geen grond bestaat voor een aanpassing van de door de notaris-executeur opgestelde boedelomschrijving. Nu eiser voor het overige geen verweer tegen de opgestelde rekening en verantwoording met bijlagen heeft gevoerd, zal de nalatenschap in overeenstemming met het voorstel van de executeur (bijlage 11 bij de rekening en verantwoording) kunnen worden verdeeld.
5.10.
De kosten van de executeur zijn schulden van de nalatenschap en komen op grond van artikel 4:7 lid 1 onder d BW voor rekening van de erfgenamen. De rechtbank ziet geen aanleiding om van deze hoofdregel af te wijken, in die zin dat de juridische kosten (gedeeltelijk) voor rekening van de executeur zelf zouden moeten komen. De nalatenschap zal dus nog met de door de executeur gemaakte juridische kosten moeten worden belast.
Reis- en verblijfkosten
5.11.
Eiser heeft bij conclusie van antwoord in reconventie aangegeven akkoord te gaan met het door gedaagden voorgestelde bedrag van € 1.200,- als tegemoetkoming in zijn reis- en verblijfkosten in verband met de uitvaartwensen van erflaatster.
De vordering in reconventie onder II zal daarom als onweersproken worden toegewezen.
5.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen en de vordering in reconventie zullen worden toegewezen.
5.13.
Eiser zal in conventie en in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.689,00(3,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 2.003,00

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
in reconventie
6.2.
gelast de verdeling van de nalatenschap op de wijze als omschreven onder punt 32 van de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie,
6.3.
stelt de reis- en verblijfkosten voor eiser vast op een bedrag van € 1.200,00, welk bedrag ten laste van de boedel aan eiser uitgekeerd dient te worden,
in conventie en in reconventie
6.4.
veroordeelt eiser in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 2003,00,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op
11 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1589