ECLI:NL:RBNHO:2023:4314

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
C/15/315273 / FA RK 21-1829
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling en aanhouding gezag in familiezaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 mei 2023 een beschikking gegeven in een familiekwestie betreffende de omgang en het gezag over een minderjarige. De rechtbank heeft na een opbouwfase een weekendregeling vastgesteld voor de omgang tussen de vader en de minderjarige, waarbij de vader de minderjarige in de eerste vier weekenden iedere zondag van 9.00 tot 14.00 uur bij zich heeft. De rechtbank heeft de beslissing over de vakantieregeling en het gezag aangehouden in afwachting van de resultaten van hulpverlening en het verloop van de omgangsregeling. De rechtbank is van mening dat de ouders nog niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen over de minderjarige, gezien de huidige situatie en de communicatieproblemen tussen hen. De vader heeft aangegeven achter het advies van de Raad voor de Kinderbescherming te staan, terwijl de moeder bezorgd is over het gezamenlijk gezag en de communicatie met de vader. De rechtbank heeft besloten om de omgangsregeling uit te breiden naarmate de situatie verbetert en heeft de ouders verzocht om uiterlijk op 24 november 2023 schriftelijk te rapporteren over de voortgang van de omgangsregeling en de hulpverlening. De beschikking is gegeven door mr. A. Stefels, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
omgang en gezag
zaak-/rekestnr.: C/15/315273 / FA RK 21-1829
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 10 mei 2023
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. B.N. Voogd, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A. Krim, kantoorhoudende te Haarlem,
--betreffende--
[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de minderjarige.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikkingen van deze rechtbank van 6 mei 2021, 2 december 2021 en 3 maart 2022 en de daarin genoemde stukken;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 25 november 2022;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 12 december 2022;
- het F-formulier van de advocaat van de vader van 21 december 2022.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 april 2023 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. B.N. Voogd en de moeder door mr. A. Krim.
Namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) is, hoewel opgeroepen, niemand verschenen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 2 december 2021 heeft de rechtbank de beslissing over het gezag en de omgang aangehouden in afwachting van schriftelijk bericht van de advocaten omtrent de resultaten van de mediation en de daaraan te verbinden gevolgen.
2.2.
Bij beschikking van 3 maart 2022 heeft de rechtbank een onderzoek door de Raad gelast naar de vraag met welke omgangsregeling [de minderjarige] het beste af is en of wijziging in het gezag in haar belang is. De rechtbank heeft de beslissing over het gezag en de omgang aangehouden in afwachting van de resultaten van dit onderzoek.
2.3.
Bij de beschikking inzake voorlopige voorzieningen van 6 mei 2022 heeft de rechtbank een voorlopige omgangsregeling bepaald waarbij [de minderjarige] ieder weekend op de zondag (onbegeleid) van 14.00 uur tot 17.00 uur bij de vader verblijft.
2.4.
De Raad heeft bij het rapport van 25 november 2022 geadviseerd om de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en een omgangsregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] na een opbouwperiode één weekend per twee weken bij de vader verblijft, vanuit het startpunt dat [de minderjarige] elke zondag vijf uur bij de vader verblijft en er binnen een termijn van twee
maanden, al dan niet met ondersteuning vanuit hulpverlening (bijvoorbeeld Levvel Bemiddelt), wordt toegewerkt naar een hele zondag.
omgang
2.5.
De vader staat achter het advies van de Raad. De voorlopige omgangsregeling verloopt redelijk goed, maar de vader wil graag meer tijd doorbrengen met [de minderjarige] en dat zij niet het grootste deel van de tijd in de auto zit. [de minderjarige] is inmiddels vertrouwd geraakt bij de vader en er zijn geen contra-indicaties om de omgang uit te breiden. De vader heeft het verzoek met betrekking tot de woensdagmiddag ter zitting ingetrokken. Hij vindt dat niet in het belang van [de minderjarige] met het oog op de reistijd.
2.6.
De moeder kan het advies van de Raad begrijpen. De omgang verloopt redelijk goed. Wel komt [de minderjarige] soms thuis met een vieze luier. De moeder begrijpt dat er een band moet ontstaan tussen de vader en [de minderjarige] maar heeft nog onvoldoende vertrouwen in de vader. Zo heeft de moeder de vriendin van de vader nog steeds niet ontmoet. Nu [de minderjarige] groter wordt, lukt het de moeder wel beter om haar los te laten en kan zij erkennen dat [de minderjarige] het leuk heeft bij de vader en zijn nieuwe gezin. De moeder vindt het nog wel lastig om [de minderjarige] te laten logeren; zij logeert ook nog niet bij haar oma.
2.7.
Partijen hebben ter zitting afgesproken dat zij zich zullen aanmelden bij het Centrum Jeugd en Gezin Kennemerland voor het traject Ouderschap Blijft en dat de moeder de vriendin van de vader spoedig zal ontmoeten. Als dat uitkomt (de vader moet dat checken) zal de moeder [de minderjarige] het eerstkomende omgangsmoment eenmalig naar de vader brengen zodat ze de vriendin van de vader bij hem thuis kan ontmoeten en anders zal de vader binnenkort zijn vriendin introduceren bij de moeder thuis. Partijen hebben voorts overeenstemming bereikt dat [de minderjarige] de komende weekenden van 9.00 tot 14.00 uur bij de vader zal verblijven.
De rechtbank ziet aanleiding in wat ter zitting is besproken en wat uit het rapport van de Raad blijkt om de regeling na vier weken, dus met ingang van 11 juni, iedere week met één uur uit te breiden totdat [de minderjarige] van 9.00 tot 18.00 uur bij de vader verblijft. De rechtbank zal ook bepalen dat [de minderjarige] met ingang van augustus 2023 volgens het hierna onder 3.1 vermelde schema om de week bij de vader zal overnachten. De ouders zijn het erover eens dat de vader [de minderjarige] zal blijven halen en brengen. De rechtbank ziet aanleiding om de beslissing over de vakantieregeling voor een periode van zes maanden aan te houden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening en het verloop van de omgangsregeling. Reden daarvan is dat het van het grootste belang voor [de minderjarige] is dat de ouders eerst proberen het vertrouwen in elkaar te herstellen. Pas als dat slaagt zal er ruimte kunnen zijn om vakantieafspraken te maken.
gezag
2.8.
De vader staat achter het advies van de Raad. Volgens de vader zijn er geen beletselen om hem met het gezamenlijk gezag te belasten. De vader heeft een stabiele relatie en baan, gaat binnenkort verhuizen en heeft een slaapkamer voor [de minderjarige] .
2.9.
De moeder staat niet achter het advies van de Raad en heeft een klacht tegen de Raad ingediend. Zij vindt gezamenlijk gezag geen optie. De ouders zijn het nooit eens over de opvoeding van [de minderjarige] en er vindt geen goede overdracht plaats. Er is onvoldoende communicatie en vertrouwen tussen de ouders. De moeder is bang dat de vader allerlei gezagsbeslissingen zal blokkeren, zoals wanneer ze met [de minderjarige] op vakantie wil en of haar wil inschrijven op de vrije school.
2.10.
De rechtbank ziet het als een positieve ontwikkeling, die in het belang is van [de minderjarige] , dat de ouders zich zullen aanmelden voor Ouderschap Blijft en dat de ouders achter een uitbreiding van de omgang staan. Die ontwikkeling is nog wel heel pril en de situatie tussen de ouders is op dit moment nog te onzeker om ervan overtuigd te zijn dat zij in goed overleg beslissingen kunnen nemen over [de minderjarige] . Zo komt uit het Raadsrapport en uit wat ter zitting is besproken naar voren dat de ouders het nog lastig vinden om het over de opvoeding van [de minderjarige] te hebben. Ook is er nog onvoldoende mogelijkheid tot communicatie bij de overdracht en voelt de vader zich onvoldoende geaccepteerd door de moeder in zijn rol als vader. De rechtbank is daarom van oordeel dat eerst moet blijken dat de ouders in staat zijn om afspraken van enig belang over [de minderjarige] te kunnen maken. De rechtbank zal de beslissing over het gezag daarom ook aanhouden voor een periode van zes maanden pro forma in afwachting van de resultaten van de hulpverlening en het verloop van de omgangsregeling.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
stelt de omgangsregeling als volgt vast:
de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente]
verblijft met ingang van heden bij de vader;
- de eerste vier weekenden iedere zondag van 9.00 tot 14.00 uur;
- het vijfde weekend op zondag van 9.00 tot 15.00 uur;
- het zesde weekend op zondag van 9.00 tot 16.00 uur;
- het zevende weekend op zondag van 9.00 tot 17.00 uur;
- vanaf het achtste weekend tot augustus 2023 op zondag van 9.00 tot 18.00 uur;
- met ingang van augustus 2023 één weekend per veertien dagen van zaterdag 12.00 uur tot zondag 17.00 uur;
- met ingang van oktober 2023 één weekend per veertien dagen van zaterdag 9.00 uur tot zondag 17.00 uur;
- met ingang van januari 2024 één weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur;
3.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
houdt de beslissing over de vakantieregeling en het gezag aan tot 24 november 2023 PRO FORMA.
Verzoekt de advocaten de rechtbank uiterlijk op die datum schriftelijk te berichten over het verloop van de tijdelijke omgangsregeling en de resultaten van de hulpverlening en de daaraan te verbinden gevolgen.
Wijst er op dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure;
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Stefels, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.
Bij ontstentenis van de rechter is deze beschikking ondertekend door mr. B.M.A. Bataille.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.