ECLI:NL:RBNHO:2023:4253
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om partnerbijdrage na beëindiging onderhoudsverplichting door samenwoning
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de vrouw tot vaststelling van een partnerbijdrage. De vrouw had verzocht om een bijdrage van € 1.763,-- bruto per maand met ingang van 1 maart 2022. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de onderhoudsverplichting van de man ten opzichte van de vrouw is geëindigd op grond van samenwoning, zoals vastgesteld in een eerdere beschikking van 26 mei 2021. In deze beschikking was bepaald dat de man tot 1 maart 2022 een tijdelijke partnerbijdrage van € 500,-- bruto per maand aan de vrouw moest betalen. De vrouw heeft in haar verzoekschrift aangevoerd dat de man niet heeft gereageerd op haar verzoek om financiële stukken te overleggen, wat haar heeft gedwongen om het verzoek in te dienen. De man heeft verweer gevoerd en zijn draagkracht berekend op € 534,-- bruto per maand, en heeft het verzoek van de vrouw afgewezen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de vrouw met ingang van 4 april 2022 is gaan samenwonen met een andere partner, wat betekent dat de onderhoudsverplichting van de man is geëindigd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de door de vrouw verzochte hogere partnerbijdrage vast te stellen, en heeft het verzoek van de vrouw dan ook afgewezen. De wettelijke maatstaven van behoefte, behoeftigheid en draagkracht zijn zonder verdere bespreking blijven liggen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.