ECLI:NL:RBNHO:2023:4245

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
10218510 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens niet-functionerende verlichting aanhangwagen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene wegens een tekortkoming in de verlichting van een aanhangwagen. De betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene de zaak voorgelegd aan de kantonrechter. Tijdens de zitting op 22 maart 2023 was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, terwijl de vertegenwoordiger van de officier van justitie wel aanwezig was en het standpunt handhaafde.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging, namelijk dat de verlichting van de aanhangwagen niet correct was aangesloten, voldoende was komen vast te staan. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de verklaring van de verbalisant geen ambtsedige verklaring was en daarom niet als bewijs kon dienen. De kantonrechter verwierp dit verweer, verwijzend naar vaste rechtspraak die stelt dat ook niet-ambtsedige verklaringen als bewijs kunnen dienen.

Daarnaast werd er een beroep op overmacht gedaan door de gemachtigde van de betrokkene, die stelde dat de verlichting bij vertrek naar behoren functioneerde. De kantonrechter oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van de bestuurder is om ervoor te zorgen dat het voertuig aan de eisen voldoet, en dat een defect aan de verlichting niet automatisch leidt tot een situatie van overmacht. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10218510 \ WM VERZ 22-953
CJIB-nummer : 243870793
Uitspraakdatum : 5 april 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 maart 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: verlichting aanhangwagen is niet zodanig aangesloten dat deze overeenkomen met trekkend voertuig.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
Gemachtigde van betrokkene stelt dat de verklaring van de verbalisant in het zaakverzicht geen ambtsedige verklaring is, zodat hieraan geen bijzondere bewijskracht kan toekomen. De kantonrechter overweegt dat volgens vaste rechtspraak de vaststelling dat een gedraging is verricht ook op een niet-ambtsedige verklaring van een verbalisant kan worden gebaseerd. Dit verweer van gemachtigde treft dan ook geen doel.
2.4.
Het verweer van de betrokkene moet verder worden opgevat als een beroep op overmacht. Voor een geslaagd beroep op overmacht dient ten minste aannemelijk te worden gemaakt dat de bestuurder onder de gegeven omstandigheden niet anders heeft kunnen handelen dan hij heeft gedaan. Voorop staat dat een bestuurder er verantwoordelijk voor is dat zijn voertuig te allen tijde voldoet aan de gestelde eisen. Wanneer door een defect aan het voertuig geen richting of remlicht kan worden aangegeven, kan aan de bestuurder een sanctie worden opgelegd als met het voertuig wordt gereden. Bij het constateren van een dergelijk defect tijdens het rijden, moet het voertuig op de eerstvolgende (veilige) plek tot stilstand worden gebracht en het defect worden hersteld.
Gemachtigde van betrokkene stelt dat bij vertrek alle lichten van het voertuig van betrokkene naar behoren werkten. Indien de vereiste verlichting tijdens het rijden defect is geraakt, danwel de stekker niet goed in de aansluiting zat, zoals de gemachtigde stelt, is dat een omstandigheid die voor eigen rekening en risico komt. Een situatie van overmacht levert dit niet op. Niet is vereist dat de bestuurder zich bewust is van de ondeugdelijke werking van de verlichting en/of dat hij, voorafgaand aan het rijden met het voertuig of de aanhangwagen, heeft nagelaten de goede werking van de verlichting te controleren. Voor de kennelijke opvatting dat de verbalisant hier had moeten volstaan met een waarschuwing is derhalve geen plaats. Ook als zou worden aangenomen dat de verbalisant de betrokkene de mogelijkheid heeft geboden om het gebleken defect te herstellen alvorens de boete op te leggen, levert dat niet een omstandigheid op die tot het achterwege laten of matigen van de boete moet leiden. Het is de discretionaire bevoegdheid van de verbalisant om in concrete gevallen naar aanleiding van een gebleken gedraging een boete op te leggen of daarvan af te zien. Derhalve ziet de kantonrechter geen aanleiding voor het oordeel dat een boete hier achterwege moet blijven of op een lager bedrag moet worden vastgesteld. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: