ECLI:NL:RBNHO:2023:4241

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
10218478 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder geldige kaart

In deze zaak heeft betrokkene beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie die hem was opgelegd voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. De zitting vond plaats op 22 maart 2023, waar zowel betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de verklaring van de verbalisant, die stelde dat het voertuig geparkeerd stond op een gehandicaptenparkeerplaats en dat er geen geldige parkeerkaart zichtbaar was. Betrokkene ontkende echter de gedraging en voerde consistent verweer. Hij verklaarde dat hij de verbalisant had gesproken toen hij naast het voertuig stond, maar deze informatie ontbrak in de verklaring van de verbalisant.

De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant te summier was in vergelijking met het consistente verweer van betrokkene. De officier van justitie had de mogelijkheid om aanvullend bewijs te leveren, maar dit was niet gebeurd. Daarom verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete, en bepaalde dat de verhoging niet verschuldigd was. Betrokkene kreeg het bedrag dat hij als zekerheid had betaald terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10218478 \ WM VERZ 22-946
CJIB-nummer : 246009083
Uitspraakdatum : 31 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 maart 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehand.parkeerkaart.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat de opgelegde verhoging ten onrechte is geweest en verzoekt de kantonrechter om te bepalen dat de verhoging niet verschuldigd is. De kantonrechter is het met de vertegenwoordiger van de officier van justitie eens en bepaalt dat de opgelegde verhoging niet verschuldigd is.
2.4.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen,
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: Het voertuig stond geparkeerd op een door bord E6 RVV 1990 aangeduide gehandicaptenparkeerplaats. Ik heb geen geldige gehandicaptenparkeerkaart waargenomen in het voertuig. Bij het constateren van het feit werd vastgesteld dat er gedurende een tijd van ongeveer 5 minuten geen activiteit met betrekking tot het voertuig plaatsvond, zodat er geen sprake was van onmiddellijk laden of lossen van goederen, danwel het in of uit laten stappen van personen.(…)”
Betrokkene heeft van meet af aan de gedraging ontkend en consistent verweer gevoerd. Ter zitting geeft betrokkene aan dat hij de verbalisant heeft gesproken toen hij naast het voertuig stond. Hierover is niets in de verklaring van de verbalisant vermeld. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de verklaring tegenover het consistente verweer van betrokkene, te summier is. Het lag op de weg van de officier van justitie om naar aanleiding van dit verweer een aanvullend proces-verbaal bij de verbalisant op te vragen. De kantonrechter ziet geen reden om de officier van justitie nog in de gelegenheid te stellen een nader proces-verbaal te overleggen, omdat de officier die gelegenheid al voldoende heeft gehad. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ bepaalt dat de opgelegde verhoging niet verschuldigd is.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: